Direct naar artikelinhoud
Natuur

Flora in Vlaanderen anno 2020: ‘Waar zijn al de korenbloemen en onze wilde witte waterlelies?’

Op stap met bioloog Wouter Van Landuyt in de Damvallei.Beeld Eric de Mildt

De paarsblauwe korenbloem en de wilde witte waterlelie lijken in rook opgegaan, maar vreemde planten uit de verste uithoeken van de wereld staan hier nu overal. Steeds sneller hertekenen ook landbouwpraktijken en klimaatverandering onze flora, zien biologen. ‘Het wordt hier één groot, steriel gazon.’

‘Niet betreden. Kwetsbaar gebied’, staat op het bordje aan het hek. “Hierachter ligt het experiment”, zegt bioloog Wouter Van Landuyt terwijl hij de houten poort openwrikt in de drassige natuur van de Damvallei bij Gent, waar lang geleden een zijarm van de Schelde meanderde.

De onderzoeker van het Instituut voor Natuur- en Bos Onderzoek (INBO) baant zich een weg door grasachtige lange stengels en roze en paarse bloemen in het ‘laagveen’. Af en toe houdt hij halt om een juweeltje te tonen, van de knalblauwe ‘variabele waterjuffer’ tot een purperen distel die ‘kale jonker’ heet en een bij te gast heeft.

In de verte is lisdodde te zien zoals in een tekenfilm: lange stengels met lichtbruine en donkerbruine fluweelachtige ovalen toppen als sigaren. En dan priemt tussen de wilde pracht het experiment. “In de zoo zitten dieren in kooien”, zegt Van Landuyt. “Hier zijn het de planten.”

Op de waterpoel voor ons drijft een kooiconstructie van een paar meter lang. Er groeien bosjes stekelige groene bladeren in: krabbenscheer. “Toen ik hier opgroeide, stond de poel er vol mee. In de zomer vormen ze met andere waterplanten drijvende weides, een uniek fenomeen”, zegt Van Landuyt.

Nog langer geleden zag je die drijvende weides in de hele Scheldevallei tussen Gent en Antwerpen. Dat was niet alleen mooi, maar ook een kraamkamer voor libellen. Bovendien helpt krabbenscheer voedingsstoffen uit het water vast te leggen, wat een zuiverend effect heeft, en produceert zo’n waterplant zuurstof onder water, wat belangrijk is voor dieren in de plas.

Maar eind vorige eeuw verdween krabbenscheer door te veel meststoffen en andere vervuiling. In de Damvallei was het uitzonderlijk niet vervuiling die de plant over de kling joeg, maar visactiviteit: vissen die in de poelen geïntroduceerd waren, woelden de bodem om en daar kon krabbenscheer slecht  tegen.

Herstelpoging

Net omdat het water hier zuiver was en is, kon Natuurpunt in september vorig jaar starten met deze herstelpoging. “De kooi beschermt de planten tegen meerkoeten en zwanen die ze opeten”, zegt Van Landuyt. Na acht maanden blijkt de truc met de kooi te werken. Maar van zodra er een stukje plant uitsteekt, eten de watervogels het op. Daarom durven de natuurbeheerders de kooi nog niet weghalen. Omdat er nog maar erg weinig krabbenscheer is, vrezen ze alles meteen weer kwijt te raken aan de watervogels. 

De kunstgreep illustreert hoe moeilijk het soms is om een evenwicht te herstellen. Nochtans is het precies dat wat op veel meer plaatsen nodig is, want de Vlaamse flora stelt het niet goed. “Er verandert veel en het resultaat is niet geruststellend”, zo besloten Van Landuyt en collega’s in 2006 hun overzicht van de Vlaamse flora-evolutie. “Ondertussen geldt dat nog altijd”, zegt de bioloog.

Er is de laatste jaren wel meer herstel gebeurd. Rond 2000 stond de Damvallei bijna vol met aangeplante populieren. Dankzij inspanningen van overheden en Natuurpunt rukt het veel uniekere laagveen opnieuw op. Ook in de Kalkense Meersen en in de Limburgse vallei van de Zwarte Beek is laagveennatuur met succes hersteld. 

Maar in de Damvallei lukt het niet volledig. “Idealiter is er een massa krabbenscheer die wel wat aankan”, zegt Van Landuyt. “Wat ook zou helpen zijn otters. Die waren vroeger wijdverspreid. Zij eten vooral vis. Dat kan de planten beschermen, want die kunnen niet tegen vis die de bodem omwoelt. Maar ze eten vermoedelijk ook soms jonge meerkoeten, waardoor de krabbenscheer minder aangevallen zou worden.”

Zo ontbreken er wel vaker stukjes in de puzzel. “We zien dat herstel kan”, zegt ook INBO-onderzoeker Anik Schneiders. “Maar het kost handenvol geld en moeite, omdat evenwichten in ecosystemen complex zijn. Ze in stand houden vergt veel minder grote inspanningen dan ze herstellen.”

Maar veel authentieke Vlaamse natuur is wel al verdwenen of bedreigd. Van de 1.151 planten op de ‘rode lijst’, die de kans op uitsterven aangeeft, stelt bijna de helft (45 procent) het niet goed. Vijf procent is verdwenen, negen procent met verdwijning bedreigd. Zo’n derde is zeldzaam, kwetsbaar, achteruitgaand of met verdwijning bedreigd. In de Europese Habitatrichtlijn, die aangeeft welke soorten lidstaten moeten beschermen, zijn twee van de vier soorten voor ons land ernstig bedreigd (kruipend moerasscherm en groenknolorchis) en is er één kwetsbaar (drijvende waterweegbree).

Met de mossen gaat het opvallend slecht en ondanks een verbetering van de waterkwaliteit zijn ook veel waterplanten achteruitgegaan. Wellicht is de waterkwaliteit nog niet goed genoeg om opnieuw veel wilde waterplanten zoals inheemse witte waterlelies te kunnen bewonderen. “Niet zo lang geleden zag je die waterlelies vaak massaal in onze waterlopen”, zegt bioloog Tobias Ceulemans (KU Leuven). “Zou het niet prachtig zijn mocht dat terugkomen?”

Kruidachtige planten die houden van een voedselarme bodem en ook akkerflora hebben het eveneens erg moeilijk. De flora-atlas waar Van Landuyt aan meewerkte, toont dat van de honderd soorten met de sterkste achteruitgang er vijftien op akkers thuishoren. En zeg nu zelf: wanneer zag u nog eens een dekentje knalgeel, paarsblauw of purper op akkers en velden? Knalgele korensla en purperen spiegelklokjes zijn dan ook uiterst zeldzaam geworden en paarsblauwe korenbloemen zijn fel achteruitgegaan.

Akkerflora is altijd tuk geweest op landbouw: ze vaart wel bij een bodem die regelmatig omgewoeld wordt. Maar sinds enkele decennia is de landbouw geen bondgenoot meer. De meeste soorten kunnen namelijk slecht tegen de intensieve bemesting, chemische onkruidbestrijding en andere praktijken die erg courant werden omdat ze meer opbrengst garanderen.

Ook voor akkerflora zijn er herstelingrepen. Zo biedt Natuurpunt hulp waarvoor medische termen toepasselijk zijn. “We verplegen door het beheer ter plekke bij te sturen”, zegt expert Roosmarijn Steeman. “Als het daarvoor al te laat is, versterken we de populatie door opgekweekte planten bij te plaatsen. Dat is intensive care. Een aantal uitgestorven soorten kunnen we reanimeren door hun zaden die nog in de bodem zitten weer te activeren. Dat lukt wel enkel bij soorten met zaden die lang leven.”

Sommigen vinden het “allemaal een beetje Bokrijk”, vertelt Steeman. Waarom hebben we de korenbloem nodig? “Maar het gaat niet om die ene soort. De akkerflora die ineenstort, is als een kaart uit het kaartenhuisje van het ecosysteem die wegvalt. Deze bloemen en planten zijn de gedekte tafel voor insecten, die instaan voor bestuiving en dus voedselproductie. Nu is die tafel steeds leger.”

Maar er is ook flora die erop vooruitgaat. Bijna de helft van de honderd soorten die het sterkst zijn vooruitgegaan zijn als tuinplant ingevoerd en stoemelings gaan verwilderen, zoals de taxus en het prachtklokje.

Vaak zijn de sterkste stijgers ‘warmteminnaars’, die profiteren van de opwarming. Zoals de spectaculaire bokkenorchis, onder andere te bewonderen in de duinen van De Haan. Die orchideesoort heeft in onze contreien altijd bestaan, maar rukt nu op van zuid naar noord. Met een hoogte tot bijna één meter is het een van de grootste wilde orchideeën bij ons. Ook door de sierlijke bloemen en doordringende geur van bokkenurine hoef je niet lang te zoeken.

Wie er al jaren het sterkst op vooruitgaat in Vlaanderen komt oorspronkelijk niet van hier. Sinds de jaren zeventig is het aandeel uitheemse planten minstens verdubbeld, van zo’n 5 naar zeker 10 procent. Onder de honderd meest succesvolle soorten zitten er bijvoorbeeld alleen al 35 uit Amerika en 14 uit Azië. 

Toch is de evolutie van onze flora niet ‘gewoon’ een verhaal van winnaars en verliezers. “Puur wiskundig worden de verliezen grotendeels gecompenseerd door nieuwkomers”, zegt Van Landuyt. “Maar zo’n rekensom vertelt niets over de impact op het geheel, op de biodiversiteit.”

Dat tonen onder andere die uitheemse soorten. Hoewel die soms de lokale diversiteit vergroten, is er een kleine minderheid die het ecosysteem zwaar aantast. “Zo verhindert waterteunisbloem, een Amerikaanse waterplant die hier als vijverplant is ingevoerd, de doorgang van boten en zorgt ze voor vissterfte”, zegt INBO-onderzoeker Tim Adriaens. “En reuzenberenklauw, uit de Himalaya, verdringt met zijn grote bladeren al de rest. Ook omdat het sap brandwonden geeft als je huid aan de zon is blootgesteld, is bestrijding verplicht. Maar dat is lastig, want deze plant staat overal en de zaden blijven zeven jaar goed. Je moet erg lang blijven controleren of echt alles weg is.”

Natuurbeheerders liggen ook wakker van watercrassula, een waterplant uit Australië die Vlaanderen is binnengeslopen als sierplant voor vijvers en aquaria. “Ik ken natuurbeheerders die gecrasht zijn door dit ding”, zegt Ceulemans terwijl hij geïrriteerd een toef van de lichtgroene vetplant van de grond rukt.

We staan in het natuurgebied Langdonken in Aarschot. Ooit was het een veenmoeras, maar dat werd afgegraven voor turfbrandstof en daarna vaak gedraineerd. Tot in de jaren negentig stonden er illegale weekendhuisjes. Vanaf 2000 kon Natuurpunt de natuur hier herstellen met Europese centen. “Daardoor staan hier nu soorten zoals moerashertshooi, moerasweegbree en drijvende waterweegbree, die je bijna nergens ter wereld meer vindt”, zegt Ceulemans.

Het ziet er prachtig uit. Rond het ven wiegen zoveel soorten stengels, planten en bloemen dat het terrein wel lijkt te vibreren. Minstens een kwart van de plek oogt echter als een bizar, buitenaards landschap: het is één groot, dik, verend tapijt van lichtgroene watercrassula die alle laatste sprietjes van andere planten heeft verstikt. “Er is tegen gestreden, maar het was te laat. Er was al te veel geïnfecteerd. Ik vrees voor de rest van deze unieke natuur”, zegt Ceulemans.

Moerasweegbree bedreigd door een overrompeling aan watercrassula.Beeld Eric de Mildt

Ook in voedselarme venmeren zoals in de Kempen of Aalter is deze ‘pest’ een steeds groter probleem. “En in de duinen verhindert watercrassula dat regen tot op de bodem raakt, zodat de zoetwaterbel minder aangevuld wordt”, zegt Adriaens. “Dat kan te weinig drinkwater in het toeristisch seizoen opleveren.”

Nog een reden waarom een simpele optelsom van florerende en achteruitboerende flora niet zoveel zegt, is dat ze de meer onzichtbare evoluties niet toont.

Het grootste probleem is de ‘stikstofdepositie’: deels uit verkeer en industrie maar vooral uit mest stijgen massaal chemische verbindingen op die weer neerdwarrelen. “Voor sommige stiksofminnende soorten is dat eten dat uit de lucht valt”, zegt Ceulemans, die doctoreerde op het onderwerp. “Vooral grassen en sommige bomen gaan daardoor vooruit. Maar zo worden bossen en graslanden te donker voor de kleinere flora.”

Ook voor veel andere soorten is het een doodvonnis, want het zorgt voor zure bodems waarin zij niet kunnen leven. Onder andere mossen, paddenstoelen, kruidachtige planten en bloemen, heide- en veensoorten krimpen weg. Biologen zijn het erover eens dat de stikstofneerslag de grootste impact heeft op onze flora. Wie in voedselarme milieus gedijt, gaat hierdoor het meest achteruit, wie houdt van voedselrijke bodem is het meest gaan floreren.

Terwijl we de Damvallei monsteren, vat Van Landuyt het zo samen: “Door die veel te grote hoeveelheden stikstof wordt het hier één groot steriel gazon. Monotoon met vooral gras en bos met bramen en brandnetels. Dat is een veel minder diverse natuur en die is ook veel minder veerkrachtig.”

Vlucht naar de bergen

Ook droogte en hitte door klimaatverandering zijn trage, niet zo zichtbare processen die grote veranderingen veroorzaken. Zo vervroegt het piekmoment van de stuifmeelproductie bij verschillende planten door de opwarming. Daardoor ontstaan periodes waarin er nog maar weinig bloemen en vruchten zijn voor vogels en insecten.

“Overal zie ik de effecten van meer droogte”, zegt Van Landuyt. “Zelfs de bokkenorchis stond er in het erg droge voorjaar van dit jaar verlept bij.” Er zijn hier ook al soorten verdwenen door de opwarming, zoals de dennenwolfsklauw. Biologen zien in heel Europa hoe de soort massaal sterft in het zuiden en vlucht voor de warmte door steeds hoger de bergen in te klimmen.

In de Damvallei is droogte uitzonderlijk geen probleem. We moeten ook eind juli opletten dat we niet tot boven de knie nat worden. “Dat is de zegen van de autosnelweg”, zegt Van Landuyt. “Dit natuurpareltje ligt midden in het gebied van het klaverblad van de E17 en R4. Bij de aanleg wees een voormalige professor biologie van de Universiteit Gent erop dat dat klaverblad alleen standhoudt als dit laagveen niet inklapt door droogte. Dus is er een stuwtje aangelegd dat het water hier vasthoudt. De natuur stabiliseert de snelweg en het natuurgebied wordt in ruil behoed voor droogte. Was het enorme nut van biodiversiteit voor de mens overal maar zo overduidelijk.”