Direct naar artikelinhoud
InterviewHerman Van Goethem

‘Reuzegommers trainden zich tegen empathie’

‘Het gewicht van mijn woorden is zoveel groter sinds ik rector ben. Veel groter dan ik zelf ben.’Beeld Bob Van Mol

‘Ik maak me zorgen over onze eerstejaars. We vragen veel van hen.’ Herman Van Goethem, rector van de Antwerpse universiteit, over het nieuwe academiejaar, studentendopen en de lastige jaren die hem hebben gevormd.

“Het is zorgelijk. Erg zorgelijk.” Ja, Herman Van Goethem is opgelucht dat de lessen op zijn universiteit maximaal zullen kunnen plaatsvinden op de campus. Maar van back to normal is nog lang geen sprake. En dus troepen er op de laatste dag van de hittegolf toch enkele donkere wolken samen boven de zonovergoten tuin van Willem Hiele.

“Het is het studentenleven waar ik erg mee inzit. En het meest van al maak ik me zorgen over onze nieuwe eerstejaars. Die komen vanuit hun laatste jaar humaniora en dat was helemaal niet wat het zou moeten zijn. Iedereen herinnert zich dat toch nog: in dat laatste jaar secundair ligt de wereld aan je voeten. En deze jongeren zaten vanaf maart ineens thuis. Hun laatste schooljaar is zwaar geïmpacteerd en dat zal hun eerste jaar aan de universiteit ook zijn. Ze zullen zich gedisciplineerd moeten opstellen. (zucht) We moeten goed beseffen hoeveel we van hen vragen.”

Dat de Universiteit Antwerpen nog veel meer dan anders zal inzetten op de psychische ondersteuning van studenten, zegt Van Goethem. “Maar ook op de socio-economische ondersteuning: er zijn er die hun studies betalen door te werken als jobstudent, maar nu geen inkomen hebben. Ik hoor dat er studenten aankloppen bij het OCMW. En dan denk ik: zouden die dan niet bij ons langs zijn gekomen? We moeten blijven herhalen dat onze deur openstaat. Alle nieuwe studenten een peter en meter geven, om hen goed te begeleiden. Ik reken daarvoor ook op de studentenverenigingen.”

BIO

• geboren in 1958 in Mortsel • is licentiaat in de geschiedenis en doctor in de rechten • is de grondlegger van oorlogs­museum Kazerne Dossin in Mechelen • is sinds 2016 rector van de Universiteit Antwerpen • bracht in 2019 het druk besproken boek 1942. Het jaar van de stilte uit • is getrouwd met Lisbeth Meerts en vader van vier kinderen

De stap naar het nieuws dat de afgelopen weken de actualiteit heeft beheerst, is snel gezet. Of hij snapt waarom een student toetreedt tot een club als Reuzegom, vragen we. De Antwerpse studentenclub aan de KU Leuven waar de betreurde Sandia Dia lid van was, toen hij eind 2018 omkwam tijdens een doop waar hij onder meer urenlang in een put vol ijswater moest staan, terwijl anderen hun behoefte op hem deden.

“Ah nee. Het is een onpeilbaar diepe dwaasheid om toe te treden tot zo’n club. Je kan alleen vaststellen dat mensen dat doen en bovendien op vrijwillige basis. En die doop komt ook niet als een verrassing, een heel jaar lang krijgen ze voorproefjes. Ze worden een jaar lang vernederd, ze weten dat ze dronken gevoerd zullen worden. Lid worden van zo’n vereniging is een ontzettend foute, foute keuze.

“Ik kende Reuzegom voordien al van naam. Mocht een van onze kinderen als 18-jarige gezegd hebben dat hij daar wilde toetreden: mijn vrouw en ik, we zouden dat gewoon verboden hebben. Daar ben ik vrij zeker van. Dat kan in ons gezin niet door de beugel.”

‘Ik heb altijd aan grote dingen willen werken. Ik hou mij niet met kleine projecten bezig.'Beeld Bob Van Mol

Moeten we ons niet de vraag stellen of studentendopen nog wel van deze tijd zijn?

Herman Van Goethem: “In Frankrijk zijn studentendopen sinds 1998 verboden, maar ze vinden nog steeds plaats. Het is zoals prostitutie, je kan dit niet uitroeien. Hier zit oermenselijk gedrag in. Je moet dat reglementeren en zo trachten bij te sturen.

“Er is niks mis met een overgangsritueel. Mensen opnemen in een groep, een groep die het voor elkaar opneemt, dat is een fijn idee. Transitie­rituelen als verwelkoming vind je in alle culturen terug. De plechtige communie is dat ook. Weet je wat ik in 1970 kreeg? Een reiswekker, manchetknopen, een koffer en een fiets. Tante Juliette besefte niet eens dat die reiswekker een ritueel geschenk was. Maar uiteindelijk wilde dat zeggen: je bent klaar om de wereld in te trekken.”

Er is een groot verschil tussen een fiets krijgen en visolie met gemixte muizen, levende goudvissen en een aal moeten drinken, zoals Sanda Dia.

“Uiteraard, maar de kern is identiek: je legt je oude identiteit af en je neemt een nieuwe identiteit aan. Er is ook een tussenfase, dan heb je even zero identiteit, je bent niks meer. Bij de communie is dat nauwelijks of niet uitgewerkt, maar in studentendopen is die tussenfase heel aanwezig. Je bent stof en as. En als je tot nul herleid bent, komen de proeven waarin je kan bewijzen dat je groot geworden bent. Die openen dan de deur naar de opname. Het is in die tussenfase dat het bij Reuzegom heel erg fout loopt.”

Reuzegom is een club aan de KU Leuven. Bent u zeker dat aan de Universiteit Antwerpen dergelijke uitwassen niet bestaan?

“Nu niet, ik ben daar redelijk zeker van. Na de dood van Sanda Dia heb ik een onderzoeksproject opgestart met een criminoloog met veel ervaring in de jongerenwerking. Een jaar lang heeft hij de praktijken bij al onze studentenclubs onderzocht en de dopen geobserveerd. Hij zal een handleiding uitwerken voor studentenverenigingen, met enerzijds de vraag waar het bij dopen eigenlijk om gaat, en anderzijds voorbeelden van hoe een fijne doop te houden. Het initiatieritueel zou er veel meer een moeten zijn van verwelkoming.

“Het klinkt misschien cynisch, maar ik vind het wel een heel interessant dossier om de mechanismen die meespelen te observeren.”

‘ Je kinderen zijn dood en je vrouw ligt in coma, dat staat voor eeuwig op je netvlies gebrand.'Beeld Bob Van Mol

U bent als expert in de Tweede Wereldoorlog gespecialiseerd in massageweld. Wat zijn die mechanismen?

“Om te beginnen is het een cyclisch gebeuren. De gedoopten van dit jaar zijn de dopers van het komende jaar. Dat patroon zie je bijvoorbeeld ook bij seksueel geweld, met het misbruikte kind dat later ook zijn eigen kinderen misbruikt. Een basisidee daar is dat zoiets eigenlijk ‘normaal’ is, en niet fout. De dopers van dit jaar weten wat hen vorig jaar overkomen is, vinden dat oké en doen er een schep bovenop. Zo wordt dat steeds erger en erger totdat er een slachtoffer valt. En dan zakt al dat geweld zowat naar nul, waarna het langzaamaan weer wordt opgebouwd en je vijftien of twintig jaar later weer een dodelijk slachtoffer hebt.

“Het patroon van geweld, waarbij een groep zover kan gaan dat een persoon omkomt, zie je ook bij pesten op de speelplaats. Dat is ook een variant op massageweld. Of neem genocides. Natuurlijk zijn studentendopen iets heel anders, maar de structuur erachter is deels dezelfde. Je hebt een spiraal van toenemend geweld die gepaard gaat met de gewenning aan geweld. Zie hoe ze bij Reuzegom leerden om een huisdier te kweken dat daarna gedood werd. Reuzegommers trainden zich in het niet-hebben van empathie.”

Creëer je zo psychopaten?

“Nee. Je leert wel om in die bepaalde wereld geen empathie meer te hebben, maar in de andere wereld kan je perfect normaal functioneren.”

Dat kan toch niet?

“Natuurlijk wel. Kijk naar oorlogsmisdadigers. Die hebben deelgenomen aan massaslachtingen, komen thuis en worden weer heel gewone bankbedienden en politiecommissarissen. In heel Duitsland is dat op ­immense schaal gebeurd. In de Joegoslavië-oorlog ook. Ik heb getuigenissen gelezen van doodnormale kerels, schrijnwerkers van 24 jaar uit een godvergeten dorp met een motor en een lief. En in die keten van dat toenemende geweld werden dat ineens massaslachters die 50 à 100 mensen per dag omlegden. Die kunnen dat achteraf vaak niet meer uitleggen. ‘Het was toen anders’, zeggen ze dan soms. Dat komt ook terug in het Duitse Auschwitzproces van begin jaren 60. Eigenlijk zeggen ze: ik zat toen in een andere wereld met andere normen en waarden, waar zoiets niet fout was.”

‘Er is in België geen enkele leidinggevende politicus die uitstekend over corona communiceert. Geen enkele.'Beeld Bob Van Mol

Is dat ook geen heel slap excuus?

“Straffer nog, het ís geen excuus. Maar het geeft aan hoe groot het vermogen van mensen is om in twee werelden te leven. Zo overleven wij als mens. Kijk naar pleegkinderen of kinderen van gescheiden ouders die geconditioneerd zijn om zich perfect thuis te voelen in twee totaal verschillende biotopen.”

De Reuzegommers hebben in eerste instantie een heel lichte straf gekregen van de KU Leuven. Ze hebben hun studies mogen voortzetten. Waren ze er aan de Universiteit Antwerpen ook zo van afgekomen?

“Op die vraag kan en wil ik niet antwoorden.”

Bent u zelf gedoopt?

“Ja, als lid van Sofia (de studentenvereniging van de rechtenfaculteit in Antwerpen, avb). Ach, dat was wat smossen met eieren die geklutst werden op je hoofd. We stonden daar in ons ondergoed, wat al goed was met al die smurrie. Ik hield me op de achtergrond en als je niet te veel opviel, kwam je er heel goedkoop van af. Nu zou ik het niet meer doen. Ik heb ook aan onze kinderen afgeraden om zich te laten dopen. Ik denk dat alleen de jongste het toch gedaan heeft.

“Ik zat ook bij de scouts, daar heb je veel meer een echt overgangsritueel. Met je totem krijg je ook echt een andere naam. Ik ben Volhardende Marmot. Een naam die me nog steeds op het lijf geschreven is. Ik kan heel goed slapen, ik ben een ijverige bouwer en een doorzetter.”

Volgens uw kinderen was u als jongeman het prototype van de übernerd.

“Hm, ik denk niet dat dat klopt. (lachje) Al had ik wel rare kantjes. Het is niet heel normaal dat je als 16-jarige je vrije tijd spendeert in archieven en ondertussen buist voor geschiedenis omdat je de tijd niet neemt om te studeren. Ik was gepassioneerd door geschiedenis, maar de stof op school boeide me niet.”

Omhooggevallen. Van Goethem laat het woord tijdens ons gesprek verschillende keren vallen. “Als rector ben je omhooggevallen”, vindt hij.

En voor u denkt dat hij hier een bekentenis van arrogantie doet, legt hij uit wat hij daarmee bedoelt. “Wat ik zeg heeft veel meer ampleur dan vroeger. Het gewicht van mijn woorden is zoveel groter sinds ik rector ben. Veel groter dan ik zelf ben.”

Op 1 september start zijn tweede mandaat als rector van de Universiteit Antwerpen. Sinds hij de functie vier jaar geleden opnam, is hij een opgemerkte stem in het publieke debat. En hij zou liegen wanneer hij zou zeggen dat hij daar stiekem ook niet erg van geniet, geeft Van Goethem toe. “‘Ping’, ik laat iets vallen en ‘vrrrrooeemmm’, het heeft effect. Fantastisch.” (lacht luid)

‘Criminaliteit wordt in onze maatschappij heel makkelijk verbonden aan kleur, maar kijk eens door de armoedebril.'Beeld Bob Van Mol

De vijf rectoren van de verschillende Vlaamse universiteiten wisten dus wat ze deden toen ze in volle coronacrisis twee open brieven schreven waarin ze de politiek tot de orde riepen. “Een bazooka”, noemt Van Goethem het.

Jullie verweten de politiek een gebrek aan daadkracht. Niet een keer, maar tot twee keer toe.

“Het is het virus dat ons de duvel aan doet, niet de politiek. Maar er is nu in België geen enkele leidinggevende politicus die uitstekend over corona communiceert. Geen enkele. We herinneren ons allemaal die desastreuze persconferentie met de powerpoint: mocht Sophie Wilmès een leerling middelbaar onderwijs geweest zijn, dan was ze gebuisd. Ik vond dat onvergeeflijk. Ik heb daar met verbijstering naar zitten kijken.

“Politici op alle niveaus hebben ruim onvoldoende beseft hoe belangrijk communicatie is. En dat wordt nu erg problematisch, omdat er moeheid heerst bij de bevolking. Als je nu de studie van de UGent leest: in het begin van de lockdown leefde 81 procent van de mensen de maatregelen strikt na. Vandaag amper 31 procent. Dat krijg je dan, met zo’n wankele communicatie. Daar gaan we een grote prijs voor betalen.

“Neem de premier van Nieuw-Zeeland of Nederland. Wat een verschil! Dát is de overheidscommunicatie die we nodig hebben. Maar we kunnen alleen vaststellen dat zulke politici hier nu niet aan zet zijn.”

U bent wel te spreken over de aanpak van gouverneur Cathy Berx in Antwerpen. Mogen we dat verrassend vinden, dat u als jurist en historicus maatregelen verdedigt die volgens vakgenoten indruisen tegen het grondwettelijk recht?

“De maatregelen leken me proportioneel en verantwoord. Op het ongezien uitzonderlijke moment dat je een epidemie over je heen krijgt die kan leiden tot een massale sterfte in de meest vreselijke omstandigheden, moet je zeer snel en hard kunnen optreden. Ik heb de coronacrisis al weleens vergeleken met oorlogstijden, in feite zit je nu met noodrecht. En kijk, na twee weken zwakt de curve in het Antwerpse duidelijk af. De maatregelen samen waren dus effectief en terecht.”

Het is ook een gevaarlijk precedent. Andere machthebbers kunnen andere situaties beoordelen als noodrecht en heel andere maatregelen treffen.

“Maar het is evident dat je in normale tijden geen mondmaskerverplichting kan opleggen. Het is evident dat je zonder virus mensen niet kan verplichten om te antwoorden op de vraag: wie ben jij, wie heb jij gezien? Dit is een heel uitzonderlijke situatie.”

Na de terreuraanslagen is er ook een rist maatregelen genomen, zoals het verlengen van de aanhoudingstermijn van 24 naar 48 uur. Die zijn wel blijvend. Staan onze vrijheden niet onder druk?

“Jawel, die staan onder druk. Toch heb ik er geen probleem mee dat er hier en daar wetten worden bijgevijld. Ik heb geen probleem met het aanpassen van maatregelen, en zelfs niet met de invoering van zeer ingrijpende maatregelen, op voorwaarde dat ze tijdelijk zijn.

‘Ik ben een taaie. Een hele taaie.'Beeld Bob Van Mol

“Ik herinner me een opiniestuk van Tom Lanoye uit de jaren 80. ‘We gaan toch niet overal camera’s hangen, zeker!’ Toen was dat ondenkbaar. Maar vandaag leven we in een andere wereld en begrijpen we dat die camera’s onze veiligheid verhogen. We leven in een wereld waarin de wijze van oorlog voeren ook veranderd is: neem de terreuraanslagen. Dan is het niet onlogisch dat het staatssysteem zich daaraan aanpast. Maar ik ben het er wel mee eens dat we de vrijheden zeer goed moeten blijven bewaken. Vrije meningsuiting en vrije media, binnen de grenzen van de wet, zijn daarin bijzonder essentieel.”

Heeft de aanpak van de coronacrisis uw geloof in de politiek aangetast?

“Nee. Hoe mank onze formatie nu ook loopt en hoe zeer het malgoverno ook structureel ingebakken zit in onze Belgische politiek door onze staatsstructuur: alles, onze hele samenleving hebben we ook te danken aan politiek. Zowat alles is geregeld door wetten en reglementen, zonder zouden we nergens staan. Leve de politiek. We zijn trouwens een van de rijkste landen ter wereld.

“Nu, wel met deze kanttekening: we zijn een land dat een zeer hoge levensstandaard heeft voor 70 procent van de bevolking. De armoede onder de andere 30 procent is een erg belangrijk en miskend maatschappelijk probleem. Dat zie je dus ook in Blankenberge (waar een groep jongeren enkele weken geleden slaags geraakte met de politie, avb). Men kijkt naar dat incident vanuit de focus allochtoon/autochtoon. Maar bijna niemand legt het verband met armoede.

“Als we onze samenleving vanuit de focus armoede analyseren, dan leggen we de kaarten anders. Criminaliteit wordt in onze maatschappij heel makkelijk verbonden aan kleur, maar kijk eens door de armoedebril? Dan is kleur lang niet de enige factor en dan zie je dat ook witte mensen zich misdragen. Kaarten anders leggen, vanuit andere perspectieven kijken, twijfel zaaien, nieuwe vragen aanreiken die nieuwe inzichten kunnen geven, dat is wat een intellectueel moet doen. Dus zo probeer ik discreet te werken op de publieke opinie.

“Oké, misschien niet heel discreet.” (lacht)

Uw publieke statements verraden inderdaad iets over uw politieke kleur. U bent een progressief.

“Ik zit in het herverdelende kamp. Ik denk dat de socialisten en christendemocraten zich daar ook bevinden, net zoals Groen, en dat ook de liberalen daar niet per se tegen zijn. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat een vermogensbelasting een zeer goede zaak zou zijn. En ik ben er zeker van dat veel vermogenden het daar mee eens zijn.”

Waarom bent u zelf niet in de politiek gestapt?

“Ik had dat kunnen doen, maar ik heb er nooit aan gedacht. Nu is het te laat. Na mijn tweede termijn zal ik 65 zijn, dan is het goed geweest. En daarbij, nu wordt er ook naar mij geluisterd.” (lacht)

Als er iets is dat Van Goethem typeert, zegt een vriend, dan wel dat hij altijd bezig is met grote projecten. Eerst schreef hij, samen met collega Jan Velaers, in twee jaar tijd het 1.260 pagina’s tellende standaardwerk Leopold III. De koning, het land, de oorlog. Daarna bouwde hij de vakgroep Geschiedenis uit aan de Antwerpse universiteit. Om vervolgens de Kazerne Dossin uit te bouwen en daarna rector te worden.

‘Welk beeld van de wereld hebben de jongeren? Ik kan begrijpen dat je als generatie misschien wat angstig wordt.'Beeld Bob Van Mol

Van Goethem beaamt. “Ik heb altijd aan grote dingen willen werken. Ik hou mij niet met kleine projecten bezig. Echt niet. Ik heb weinig artikels geschreven. Ik schrijf boeken. Ik zet gebouwen neer. Het is de aard van het beestje.”

U hebt zichzelf al eens een afwezige vader genoemd, maar volgens uw oudste zoon bent u veel te streng voor uzelf.

“Ik heb dat inderdaad ooit eens in een interview gezegd en dat is bij alle vier mijn kinderen aangekomen. Maar ik heb mijn aanwezigheid gewoon meer gemaskeerd dan zij dachten. Ik ben heel vaak fysiek wel aanwezig, maar daarom is mijn hoofd dat nog niet. Dat kan niet anders, wanneer je mijn professioneel parcours hebt afgelegd. Maar ze zijn er dus niet getraumatiseerd uitgekomen. We hebben een heel fijn, hecht gezin. Een echte clan.”

Dat dat gezin er is, is geen evidentie.

“Nee, zeker niet. Dat heeft mij gevormd. (peinzend) Ik schrijf heel fel vanuit de interne beleving en vanuit een empathische bril, en dat heeft ook zeker te maken met wat mijn vrouw Lisbeth en ik hebben meegemaakt. Onze oudste zoon Joos is het vierde kind op ons trouwboekje. Er zijn drie kinderen aan voorafgegaan. We hebben eerst een tweeling verloren. Ze waren voldragen, wogen 2,6 en 2,7 kilo om precies te zijn, toen ze in 1984 dood werden geboren. Ze waren enkele uren eerder overleden. In 1986 hebben we een prematuurtje verloren op zes maanden.

“In 1983 was mijn broer al overleden, hij is samen met zijn vriendin omgekomen bij een ongeluk. Lisbeth en ik, wij waren 25 en gingen van de ene begrafenis naar de andere. Je kan je dat niet voorstellen. Echt niet. Het heeft overigens weinig gescheeld of ik was mijn vrouw ook kwijt. Na de bevalling van de tweeling werd ze erg ziek en belandde ze in een levercoma. Ze heeft twee weken doodziek op intensieve gelegen in het UZ Gasthuisberg.”

Hij pauzeert een tel. “Ik krijg weer kippenvel van die omzwervingen langs de koele meren des doods. Je kinderen zijn dood en je vrouw ligt in coma, dat staat voor eeuwig op je netvlies gebrand. De periode tussen ons 24ste en 29ste was echt verschrikkelijk. Maar kijk, we hebben het samen gehaald. Ik heb in die periode zelfs mijn doctoraat geschreven. Nu denk ik: hallo? Hoe kan dat? Maar ik ben een taaie. Een hele taaie.”

Het is een verlies van een onbevattelijke orde. Hoe verwerkt een mens zoiets?

“Dat is een heel moeilijke vraag. Er kwamen nadien drie goede zwangerschappen, waarbij mijn vrouw telkens wel zeven maanden moest liggen. Dat zijn heel intense periodes geweest. Ofwel maakt zo’n misère je als koppel onverbrekelijk, ofwel speelt ze je uiteen. Wij zijn er sterke mensen van geworden.

“We zijn in die periode hard op onszelf teruggeplooid. Op elkaar, op een kleine groep vrienden en familie. Zo stond op de slechtste momenten mijn moeder pal naast mij. Want er zijn ook mensen die jouw ellende niet aankunnen en die zie je dan niet meer. Zo is dat.”

‘Ik heb nu zowat 20.000 afgestudeerden; 20.000 studenten die door mij gevormd zijn.'Beeld Bob Van Mol

Wat heeft die ervaring u geleerd over het leven?

“Wij hebben toen tegen elkaar gezegd: we gaan proberen zo intens en zo kwaliteitsvol mogelijk in het leven te staan. De kelk van het lijden zal je altijd tot op de bodem ledigen. Maar de kelk van het geluk? Die zien mensen vaak niet eens staan. Wij hebben ons voorgenomen dat we ook die kelk tot de laatste druppel zouden savoureren. Zoveel mogelijk. Want ook wij maken ons nu wel druk bij onbenulligheden, zo gaat dat.” (lacht)

U benoemt heel graag, naar verluidt. U zegt vaak wat een hoerenchance u heeft, zegt uw kinderen nadrukkelijk hoe graag u ze ziet en hoe trots u op hen bent.

“Dat moet je doen. Zo ben je je er zelf ook veel meer van bewust. Uit wat we hebben meegemaakt, hebben we geleerd dat je ook lijden moet verwoorden. Nu is dat veel meer bespreekbaar, maar dat was in mijn generatie niet zo gebruikelijk. En zeker niet in de generaties voor mij.

“Als ik in Kazerne Dossin zei dat we in het memoriaal de namen moesten noemen van de mensen die gedeporteerd zijn, dan zal dat onbewust mee zijn ingegeven zijn door mijn ervaring. Namen noemen is belangrijk. Mensen een gelaat geven.”

U heeft dat ook gedaan. Uw eerste drie kinderen hebben een naam gekregen, ze hebben een grafsteen. Ze nemen een plaats in in uw gezin.

(knikt) “Vooral bij mijn vrouw en mezelf. Maar kinderen wórden, door de jaren heen. Ik denk dat het verlies van een boreling, hoe erg ook, minder intens is dan het verlies van een kind van pakweg twee of tien jaar.

“Bij ons zijn er nadien nog kinderen gekomen, en dan wordt dat verlies wel gecompenseerd door wat je wel hebt. Het wordt dan een melancholische herinnering. Een die ik associeer met pianosonates van Schubert die ik toen ontdekte, en met de wondermooie klaagzang in het Miserere van Gregorio Allegri.”

Hoe bezorgd ben je dan daarna als ouder? Leefde u niet met de voortdurende angst om uw andere kinderen ook te verliezen?

“Nee. Of toch niet meer dan de gemiddelde ouder. Wij zijn ons bewust van de broosheid van het leven, maar we zijn geen overbezorgde ouders. Ik ben me er wel heel erg van bewust dat wij heel gelukkige mensen zijn, maar dat het ook ineens gedaan kan zijn. Dat er ineens politie voor de deur kan staan, zoals mijn ouders overkomen is, om te melden dat je oudste zoon er niet meer is. Pas nog verloor een collega een dochtertje van acht. Dat raakt mij heel erg diep.

“Zo bewust in het leven staan, heeft ons engagement ook wel versterkt. Samenlevingsopbouw, daar gaan wij voor. Het zit in alles wat ik doe. Kazerne Dossin, mijn rectorschap, het onderwijs, dat is allemaal een vorm van engagement. Maar misschien moeten we ook niet achter alles beweegredenen zoeken. Misschien heeft dat engagement ook te maken met ouder worden, matuurder worden.”

U en uw vrouw zijn ook pleegouders.

“Na onze oudste wisten we niet of er nog kinderen zouden komen. We hebben ons toen geëngageerd bij vzw De Mutsaard. Zij zochten steungezinnen voor de tijdelijke opvang van kinderen in nood­situaties. Zo hebben we verschillende kinderen voor korte tijd opgevangen.

“Zo is Kevin ook zo bij ons gekomen, tijdelijk om zijn mama even te ontlasten. Maar op een gegeven moment heeft zij zelf aangegeven dat ze de zorg niet aankon en heeft ze gevraagd of wij geen pleegouders wilden worden.”

‘De covidgeneratie, ze heeft nooit stabiliteit gekend.’Beeld Bob Van Mol

Van Goethem straalt als hij over zijn jongste vertelt. “Een heel geslaagd geval van pleegzorg, onze Kevin. Met hem hebben wij het grote lot gewonnen en hij met ons. Als mensen ons vragen hoeveel kinderen we hebben, dan zeg we vier. Puur intuïtief. Kevin is gewoon het vierde kind. Dat is met een grote vanzelfsprekendheid, voor iedereen in ons gezin, onze familie, bij onze vrienden. Maar Kevin heeft altijd nog wekelijks contact met zijn moeder. Hij is 20 nu en een ideale schoonzoon: vriendelijk voor iedereen, een gedreven scoutsleider, een goede student. Ik kan hem overal aanbevelen.” (lacht)

Zou u pleegzorg aanraden aan anderen?

“Ja. Maar het zijn dikwijls zeer broze, moeilijke, kwetsbare situaties. Er zijn weinig verhalen van rozengeur en maneschijn. Maar zelfs als de situatie heel problematisch blijft, denk ik: iedere dag die goed is, is er dan toch één. Dat heb je het kind dan toch meegegeven. En de nood in de jeugdzorg is hoog, zo hoog.”

Bij de koffie bespreken we de verdere ambities van de Antwerpse rector. Politiek zal het dus niet meer worden. Maar wat staat er wel nog op zijn agenda? Sowieso een nieuw boek schrijven, zegt hij. Maar waarover, dat is nog de grote vraag. Over 1942, het kanteljaar in de Tweede Wereldoorlog en het onderwerp van zijn laatste boek, heeft hij nu alles wel gezegd. “Een nieuw onderzoeksveld is niet zo evident. Maar het hoeft voor mij ook geen hoge wetenschap te worden. Misschien maak ik wel een boek waarin ik de geschiedenis van Antwerpen reconstrueer aan de hand van prachtige historische foto’s.”

En er is nog een zekerheid: Van Goethem zal ook de komende jaren les blijven geven. “Ik vind het heel belangrijk om mijn vak, de politieke geschiedenis van België, te blijven doceren. De jongeren die nu starten aan de universiteit zijn geboren in 2002. Moet je eens nagaan wat die al hebben meegemaakt. De bankencrisis in 2008, de landencrisis, de vluchtelingen, de brexit, Trump, corona.

“De covidgeneratie, ze heeft nooit stabiliteit gekend. Welk beeld van de wereld hebben die jongeren? Ik kan begrijpen dat je dan als generatie misschien wat angstig wordt. Daarom wil ik hen tonen hoe onze samenleving gevormd is, wat de instrumenten zijn om tot een stabiele wereld te komen. Zij gaan het namelijk ooit moeten doen. Zekerheden kan ik hen niet meegeven, maar wel inzichten.

“Ik heb het trouwens eens berekend, ik heb nu zowat 20.000 afgestudeerden; 20.000 studenten die door mij gevormd zijn.”

Dat u dat geteld hebt, wat zegt dat over u?

“Dat ik het belangrijk vind om impact te hebben, wellicht. Die studenten komen overal terecht, in allerlei jobs, en je vindt ze politiek terug van extreemlinks tot extreemrechts. Dagelijks zie ik wel namen passeren in de media van wie ik denk: o ja, hij! En zij! Heb ik zo mijn stempel gedrukt op de samenleving? In zeker opzicht wel, ja. Dat is best een fijn gevoel.”