Direct naar artikelinhoud
MuziekMarc Didden

Na net geen halve eeuw weer op één: de Rolling Stones

De Stones in Brussel, in 1973.Beeld Photo News

De Rolling Stones staan in de Britse charts zowaar weer op één met een heruitgave van Goats Head Soup, een album waarmee ze begin jaren 70 ook al eens op die positie stonden. In de box zit ook een liveopname van twee optredens in Vorst Nationaal in 1973, Brussels Affair. Marc Didden was er toen bij.

Een rollende steen vergaart geen mos. Zo luidt een Vlaams spreekwoord dat ik ken omdat ik stam uit een tijd waarin de mensen nog in spreekwoorden spraken. Lang voor je op de bus naast kwebbelende jongelui moest zitten die het in hun ‘cellphone’ hadden over hoe ‘awkward’ ze iets wel vonden of hoe ‘uncool’, dat alles dan doorspekt met enkele ‘OMG’s’ of waarschuwingen voor aanvallen van acute ‘fomo’.

Over de betekenis van dat spreekwoord zijn niet alle taalgeleerden het eens.

De enen zien het niet vergaren van mos als een kwaliteit, want ‘blijven doet beklijven’. De anderen , tot wie ik behoor, denken dat een menselijke ‘rollende steen’, iemand die houdt van verandering en afwisseling en beweging, meer kans maakt op een boeiend leven dan een stilzitter.

Van de Populaire Muziekvereniging The Rolling Stones kun je volgens mij dus zeggen dat ze hun naam destijds, in 1962, goed gekozen hebben: sinds die dag tot vandaag, 23 september 2020, zijn ze geen dag uit het nieuws geweest en ‘nieuws’ mag hier gezien worden in werkelijk wereldwijde zin. Wijlen mijn broer Leon, die in de laatste decennia van vorige eeuw wel eens met geneesmiddelen rondvloog in verafgelegen delen van Afrika, Azië en Zuid-Amerika, vertelde me dat je daar in al die nietige dorpjes nooit wist of je veilig kon landen, of je er weer zou wegraken als de benzinetank weer eens op ‘bijna leeg’ stond, of je wel iets redelijk eetbaars achter de kiezen zou krijgen voor de terugreis. Maar waar je wel zeker van kon zijn, was dat tussen die straatarme kinderen die zijn lichte vliegtuig tegemoetliepen met uitgestoken handjes er altijd twee zouden zijn van wie eentje een versleten en verkleurd T-Shirt van Bob Marley droeg en een ander een van The Rolling Stones, met daarop hun bekende uitgestokentonglogo.

De Stones zijn, net zoals die andere God, in de hemel, op de aarde en op alle andere plaatsen. Soms zijn ze nergens, dan weer overal, en op dit moment staan ze op nummer één van alle hitparades van vrijwel alle landen waar nog platen verkocht worden.

Niet met nieuw werk – dat houden ze nog even in voor onder de kerstboom – maar met een plaat die ondergetekende al eens kocht in de zomer van ’73, als cadeau voor zichzelf omdat hij bijna afgestudeerd was. Ik betaalde er die eerste keer 250 Belgische frank voor (nu dus 6,20 euro) en vorige vrijdag 130 euro (hetzij 5.244,19 Belgische frank!). Laat me, eer we voortgaan, toch zeggen dat ik daar beide keren geen spijt van heb gehad.

Het gaat hier namelijk over Goats Head Soup, de elfde en fantastische studioplaat van mijn favoriete voortbrengers van modern lawaai, The Rolling Stones. Vlak na die eerste aanschaf trok ik meteen naar het kot van een vriend van me, die een betere stereo-installatie had en ook altijd koud bier in huis. We laafden ons urenlang aan vele porties geitenkoppensoep, we brulden mee met ‘Starfucker’ en lieten misschien wel een traan bij de eerste kennismaking met ‘Angie’, waarna het beest weer even los mocht op ‘Doo Doo Doo Doo Doo (Heartbreaker)’. Er stond ook een geweldig vals traag nummer op dat ‘Dancing With Mr. D’ heet. Het gaat over de Duivel, maar ik beken eerlijk dat ik ooit, in een kelder van een huis in de buurt van het Luxemburgplein aan een blond eerstejaarsmeisje uitgelegd heb dat die song eigenlijk over mij ging. Ze geloofde mij, zei ze – het feit dat we toen jenever dronken uit bierglazen zal wel geholpen hebben. Er kwam niets van evenwel, en ik denk dat zowel zij als ik daar achteraf zeer blij om waren.

Dat moment komt af en toe terug door mijn kop dansen, vooral wanneer ik ‘Dancing With Mr.D’ nog eens hoor, zoals afgelopen zondagmiddag. Toen zette ik de titel ook nog eens in de praktijk door samen met mijn eigen lompe zelve nog eens de floor te hitten. OMG nog aan toe!

Geitenkoppensoep à volonté

In 1973, toen de Stones triomfantelijk vanuit Jamaica terugkeerden met in hun bagage een overkokende ketel geitensoep, hoorde je al zeurpieten en azijnpissers klagen dat de groep over haar hoogtepunt heen was, dat er, behalve ‘Angie’ misschien, niet één echte hitwaardige song op de tracklist stond, dat Mick Taylor als gitarist geen waardige vervanger was voor de verdronken virtuoos Brian Jones en dat ze door overmatig gebruik van drank en drugs, te lang rondhangen in studio’s (ook voor hun voorafgaande dubbel-lp Exile on Main St. trouwens) door hun overmatige rijkdom en te veel Jamaicaanse zon lui en vadsig geworden waren.

Valt het tegen dat ik dat niet vond? Ik had de Stones zien evolueren van een zenuwachtig en gebeten Londens bluesbandje dat zijn tanden aan het maken was door de classics van hun zwarte helden helemaal af te kluiven tot ze songs van de Stones werden. Songs die ze weliswaar nog niet zelf schreven, maar waarvan ze wel al droomden. Daar kwamen uiteindelijk zowel petits chef d’oeuvres uit voort (‘Play With Fire’, ‘As Tears Go By’, ‘Lady Jane’) als loeiers die al na één beluistering je beenmerg binnendrongen: ‘Jumpin’ Jack Flash’, ‘Honky Tonk Women’, ‘Satisfaction’, ‘Brown Sugar’, om er maar een paar te noemen. Daar kwam ook ‘You Can’t Always Get What You Want’ van, ondertussen een spreekwoord geworden dat als grafschrift zomaar op iedereens toekomstige tombe zou kunnen prijken. Goats Head Soup is ook in zijn simpelste vorm een motherfucker van een rock-’n-roll-lp. Uitstekend en luid geproduced door de Amerikaan Jimmy Miller (die al aan boord was sedert Beggars Banquet uit 1968) en van een fluwelen toets werd voorzien door het subtiele gitaarspel van Mick Taylor.

Hoezeer ze niet uitgeblust waren, bewezen de Rolling Stones toen ze aan hun later legendarisch bevonden World Tour van 1973 begonnen. Die streek in de herfst van dat jaar een paar dagen in dit gezegende land neer. Met bus ging het vanuit Rotterdam, waar de groep drie concerten op twee dagen ten beste gaf, naar het Antwerpse Sportpaleis, waar ik me een uitermate sterk optreden herinner, met veel toeters en bellen en een Jagger en Richards in waarlijke topvorm. Beukend bij de obligate greatest hits en keihard werkend om vier nieuwe nummers ingang te doen vinden bij het talrijk opgekomen publiek: het gaat hier om ‘Starfucker’, ‘Dancin’ With Mr. D’, ‘Doo Doo Doo Doo Doo (Heartbreaker)’ en het toen wel al als single bekende ‘Angie’.

’s Anderendaags rustten de Stones (ze werden ook toen al eens schertsend ‘The Strolling Bones’ genoemd) en begaven ze zich via de A 12 naar Vorst Nationaal waar ze op 17 oktober alweer twee concerten in een dag gaven. Het namiddagoptreden was Verboden Voor Belgen, omdat de fans daarvoor per trein van Paris-Nord naar het kleine station van Vorst werden aangevoerd – Keith was persona non grata verklaard in het Frankrijk van Georges Pompidou. Dat van die avond was net zo briljant als dat in Merksem 48 uur eerder.

‘A Brussels Affair’

Beide Brusselse optredens werd voor het Stones-archief vastgelegd middels een mobiele studio. Ze gingen, samengesmolten tot een enkele concerttape, tegen de wil van de band in ook een uitzonder druk leven tegemoet als bootleg, wat een roepnaam was voor illegaal verspreide muziekopnamen waarvoor de artiest in kwestie zijn of haar toestemming niet gegeven had. Die ondertussen wereldvermaarde bootleg heet bij Stones-fans allang A Brussels Affair. Een mooie titel. Ik had hem tot enkele uren geleden nog nooit gehoord en zeker niet gekocht, om de eenvoudige reden dat ik tegen bootlegs ben en niet vind dat iemand werk van een artiest mag verkopen wanneer de artiest daar niets voor ontvangt en eigenlijk ook niet wil dat het werk in die vorm ooit gehoord wordt.

Als bonus bij de luxe-editie van de hernieuwde Goats Head Soup bieden de Stones nu een officiële en opgekuiste verse van die beruchte Brusselse affaire aan. Al is ‘aanbieden’ een beetje een vreemd gekozen woord als je weet dat het prijsverschil tussen de gewone nieuwe versie van deze plaat en de met ‘De Luxe’ bestempelde doos goed 100 euro bedraagt. Sweet revenge van de groep die van zijn meest verspreide bootleg nu ook de duurste aller bootlegs maakt ?

Maar weest u zeker: die Belgische liveplaat is een uitstekende opname van hoe een goed optreden van die groep toen klonk. En om niet flauw te doen: het ‘De Luxe’-object bevat nog een fraai boek, vier posters, een recept voor geitenkoppensoep en natuurlijk ook die fijne extra lp met allerhande rariteiten zoals een paar instrumentals, onuitgegeven nummers ( zoals ‘Scarlet’, dat zo van Led Zeppelin had kunnen zijn, wat niet mag verwonderen aangezien Jimmy Page hier aan de snaren plukt ), en warempel een Blu-Ray Surround Sound Dolby Atmos, wat u ongetwijfeld plezier zal doen maar waarvan ik niet in het minst kan vermoeden wat het is.

Hoe komt het toch, hoor ik u ten slotte vragen, dat een eenvoudig rockbandje uit Zuid-Londen tijdens de jaren 60, 70, 80, 90, 00, 10 en 20 miljoenen mensen bleef en blijft begeesteren van hier tot Tokio en terug? Dat ik het niet weet. Of eigenlijk toch weer wel. Ik ben een paar keer dicht in de buurt van de band geweest. Ik heb ze zien spelen in Brussel, Antwerpen, Londen, Glasgow, New York en Chicago. Ik het tweemaal met ze gesproken en ik heb altijd gevoeld en gevonden dat zij in wezen een ‘serieuze groep’ zijn. Muzikanten, echt. Die altijd met alles kunnen lachen, behalve die twee uren dat ze op dat podium staan. Een groep die de trouw van zijn fans nooit vanzelfsprekend is gaan vinden en één ding boven alles bloedernstig neemt : het Rolling Stone zijn. Merci daarvoor, messieurs.