Direct naar artikelinhoud
InterviewSammy Mahdi

Sammy Mahdi: ‘Ik droomde van de Champions League, maar het is CD&V geworden’

Sammy Mahdi.Beeld Joris Casaer

Zijn naam betekent ‘de verlosser’ en dat treft. Sammy Mahdi (32) is zes jaar lid van CD&V, heeft amper een halfjaar ervaring in het parle­ment en mag zich al het jongste lid van de regering-De Croo noemen. Zijn partij hoopt dat hij de politieke wonderboy wordt die het asielbeleid op het juiste spoor trekt, CD&V een frissere smoel geeft en kiezers terugwint. Veel druk dus op de jonge schouders, maar de Brusselse ket is niet het type dat voor een moeilijke match met de ogen knippert.

Slimme zet van Joachim Coens: als ik CD&V-voorzitter was, zou ik mijn rijzende ster ook op Asiel en Migratie zetten. Maggie De Block en Theo Francken werden razend populair op dat departement.

“Ja, maar ze werden ook gehaat. Dat hoeft niet voor mij. Mijn ambitie is om de dikke wolk van polarisatie en verdeeldheid, die al jaren over dit departement hangt, weg te blazen. Op het einde van de legislatuur wil ik op café een deftig gesprek kunnen beginnen over migratie zonder dat ik na een kwartier al mensen uit elkaar moet houden. Ik wil ervoor zorgen dat de burger geen schrik meer heeft van asielzoekers. Als de regels duidelijker zijn en beter worden nageleefd, kan dat het draagvlak verbreden voor de opvang van mensen die daar nood aan hebben.”

Uw vader kwam als Iraakse vluchteling naar hier. Sommigen gaan ervan uit dat u daarom wel een open­grenzen­beleid zult voeren.

“Alsof een witte ­Vlaming per definitie een veel strenger migratiebeleid zou voeren. Waarom wordt die vraag aan mij gesteld, en niet aan Zuhal Demir of Assita Kanko?»

Omdat het duidelijk is dat zij voor een streng migratiebeleid staan.

“Ik zeg toch ook altijd duidelijk waar ik voor sta? Men wil van mij graag de linkse CD&V’er maken, maar ik ben eerder centrumrechts, zeker op het vlak van migratie. Met een opengrenzenbeleid ontwricht je de hele samenleving, daar pas ik voor.”

“De vooroordelen komen trouwens ook uit de andere hoek. Toen ik bij mijn entree zei dat het terugkeerbeleid beter moet, kreeg ik vanuit sommige gemeenschappen het verwijt dat ik een ­Bounty of een Oreo ben: bruin vanbuiten, wit vanbinnen. Ik kan stilaan mijn kast vullen met die koekjes. Aan al die mensen vraag ik hetzelfde: kijk naar mijn beleid, luister naar wat ik zeg en stop met die vooroordelen.”

Waarop mogen we u over vier jaar afrekenen?

“Naast hogere terugkeercijfers wil ik zorgen voor kortere procedures en een nieuw migratiewetboek. Ik weet het, dat wordt al twintig jaar beloofd, maar ik moet het nu gaan dóén.”

Waarom zou u de terugkeercijfers kunnen verbeteren in een regering met de groenen, terwijl een hyper­gemotiveerde Theo Francken daar in een centrumrechtse regering al zijn tanden op stukbeet?

“Motivatie is niet altijd het beste criterium.”

Socioloog Mark Elchardus zegt in De Morgen dat u ‘met blote vuisten de draak te lijf moet’. Onder Francken werden gezinnen met kinderen in gesloten centra opgesloten als ze niet vrijwillig wilden terugkeren. U mag dat niet volgens het regeerakkoord.

“Je mag de psychologische impact van zo’n opsluiting niet onderschatten. Er zijn andere middelen om mensen te motiveren om terug te keren.”

U gaat gezinnen met kinderen opnieuw onder­brengen in huizen en appartementen. Volgens Francken krijg je hen zo nooit meer weg, omdat ze daar ‘rustig kunnen integreren in onze gemeenten’.

“Het probleem is niet dat die mensen in een lokaal opvanginitiatief zitten, maar dat de procedures zo lang duren. Ik wil die verkorten. Als mensen zich engageren in het verenigingsleven en hun kinderen hier al twee jaar naar school gaan, is het logisch dat ze niet meer terug willen. In Duitsland zijn de terugkeercijfers beter, en dan vooral dankzij kortere procedures. Niet omdat ze kinderen opsluiten.”

Op vraag van de vorige regering evalueerde een commissie onder leiding van oud-rechter Marc Bossuyt het Belgische terugkeerbeleid. Ook hij noemt die opsluitin-gen noodzakelijk, omdat mensen anders vlak voor hun repatriëring onder­duiken.

“Er zijn nog altijd veel mensen die in open settings verblijven en wél vrijwillig terugkeren. Dat kost onze samenleving veel minder dan mensen opsluiten en hen onder dwang op het vliegtuig zetten. Ik ga daar sterker op inzetten, want er is nog marge: wie vandaag een negatief antwoord krijgt, moet vertrekken uit het asielcentrum en wordt aan zijn lot overgelaten. Ik wil een aanklampend beleid voeren, waarbij we die mensen informeren, coachen en psychologisch begeleiden met het oog op een vlotte terugkeer. Maar als ze elke medewerking weigeren, moeten we nog altijd kijken naar gesloten centra en gedwongen terugkeer. Er komen gesloten settings bij, zoals de vorige regering had gepland. Mensen met kinderen komen daar niet terecht, maar we kunnen de ouders wel huisarrest geven, met een dagelijkse controle, terwijl hun kinderen naar school blijven gaan.”

Bossuyt pleit ook voor woonstbetredingen, zodat de politie ­onder­gedoken mensen thuis kan oppakken. Ook dat staat niet in het regeer­akkoord.

“We zoeken daar een alternatief voor en bekijken de suggesties van Bossuyt met de regering.”

Het ligt allemaal zeer gevoelig voor uw coalitie­partners, niet?

“Dat is politiek: je zoekt samen een consensus en verdedigt die. De laatste jaren was dat uit de mode geraakt, maar met het eigen grote gelijk kom je geen stap verder. Ik zal sommige partijen moeten overtuigen van mijn visie en dagelijks moeten masseren om de relatie goed te houden. In de meeste huishoudens werkt dat toch ook zo?”

‘Mijn ouders hebben me altijd geleerd om harder te werken dan anderen. Ze wisten dat de wereld harder is voor mensen met migratieroots. Mijn vader verdroeg niet dat ik daarover zeurde.’Beeld Joris Casaer

Om de instroom van asielzoekers te beperken, voerde Francken twee jaar geleden een onwettig quotum van vijftig asiel­aanvragen per dag in. Toen De Block van hem overnam, zei ze dat ze ‘een departement in chaos’ aantrof, maar volgens Vluchte­lingen­werk Vlaan­deren paste ze nadien een soortgelijke truc toe: wie zich online inschreef, moest wekenlang wachten op opvang en belandde in daklozencentra of op straat. Onlangs werd de Belgische staat daarvoor veroordeeld.

“Ik zou boos kunnen roepen over ‘activistische rechters’ en beroep kunnen aantekenen, maar dat lost weinig op. Juridisch gezien heeft de rechter gelijk: wie hier asiel aanvraagt, moet meteen opvang krijgen.”

Moet u nu in allerijl nieuwe asielcentra gaan openen?

“Voorlopig niet. Door corona ligt het aantal asielaanvragen een stuk lager dan de voorbije jaren. Maar quota lossen niets op: als je maar ­vijftig asielzoekers per dag toelaat, belandt de rest op straat, zonder middelen. Je kunt je afvragen wat die mensen doen om te overleven. En als ze besmet raken met corona, hebben ze niet eens toegang tot medische hulp en kunnen ze het virus verder verspreiden. Dat is onverantwoord. Ik zit elke dag samen met onze diensten om tegen het einde van de maand met een oplossing te komen.”

Begin september brandde het vluchtelingen­kamp in Moria op het Griekse eiland Lesbos volledig af. Volgens ngo’s is het nieuwe kamp nog erger dan het vorige: er zijn geen douches of riolering, er is geen bescherming tegen de sterke zeewind en het kamp is al twee keer overstroomd. Moeten we die mensen daar niet zo snel mogelijk weghalen?

“Ik wil daar niet van wegkijken. Maggie De Block had al gezegd dat we honderd à honderdvijftig gezinnen en niet-begeleide minderjarigen zouden opvangen en ik wil dat zo snel mogelijk doen.”

Critici waarschuwen dat Moria meteen weer zal vol­lopen met nieuwe vluchte­lingen. Gaan we die dan ook opvangen?

“Dat kamp is een tijdelijke noodoplossing. De Grieken bouwen intussen betere kampen met de nodige voorzieningen. Maar er komt een strenge ­winter aan en die mensen zitten daar in dunne tentjes vlak bij het strand, onbeschermd tegen regen, kou en sneeuw. Als elke lidstaat een faire inspanning levert, kunnen we vermijden dat zij daar een hele winter zitten te creperen. Dit vergt een minimum aan menselijkheid. En honderdvijftig mensen, dat kun je toch bezwaarlijk een opendeurpolitiek noemen?”

Het komt minder in het nieuws, maar het probleem van de transmigranten is nog steeds niet opgelost. Honderdzeventig mensen zitten momenteel in een kraakpand in Jette en de gemeente weet er geen raad mee. Ook de transportsector is de wanhoop nabij, omdat chauffeurs worden bedreigd door transitmigranten die in containers en vrachtwagens binnendringen.

“Dat blijft dweilen met de kraan open. Veel transit­migranten komen uit Soedan, Eritrea, Afghanistan… Allemaal onveilige landen waar je zeer moeilijk iemand naar kunt terugsturen. Helaas weigeren de meesten hier asiel aan te vragen, ze willen naar Engeland. Wij kunnen de politie alleen maar vragen om de overlast te beperken. Dat eindeloze kat-en-muisspelletje, met mensen die telkens worden opgepakt en weer vrijgelaten, is heel frustrerend voor de politie, maar zolang de kraan openstaat, moeten wij blijven dweilen. Alleen Europa kan dat oplossen, door de buitengrenzen beter te bewaken en migranten beter te verspreiden over de verschillende lidstaten. Daarom is het cruciaal dat het Europese migratiepact er komt, zo niet komt het Europese project in gevaar.”

Trollenlegers

Hoe is het om als onervaren staatssecretaris tegenover Theo Francken te staan, die uw departement door en door kent, en Vlaams Belang, dat in de winning- mood verkeert?

(koel) “Moet ik onder de indruk zijn?”

Ze gaan u kapotmaken, zeggen ze.

“Om te vechten moet je met twee zijn, en ik doe niet mee. Van de confrontatiepolitiek van de voorbije jaren worden alleen de extremen beter. Ik zal hen wel doodknúffelen. Als ze goede voorstellen hebben, zal ik luisteren en die zelfs verdedigen op de ministerraad. Met Theo Francken wil ik gerust eens een koffie gaan drinken, net zoals ik ook al heb gesproken met de middenveld­organisaties en ngo’s, en met burgemeesters die plots een asielcentrum in hun gemeente moesten openen.”

Hoe verliep de machts­overdracht met De Block?

“Ik heb gezegd dat ik haar bewonder. Ze is een aangename vrouw die aan politiek doet over partijgrenzen heen. Ze heeft me goed begeleid in de lopende dossiers en zei dat ik me moest voorbereiden op veel onvoorziene omstandigheden. ‘Op dit departement sta je ’s morgens op zonder te weten wat de dag zal brengen,’ zei ze. Ik besef dat het op menselijk vlak heel heftig wordt. Ik krijg nu al dagelijks tientallen mails van mensen die hopen om via mij hun dossier te ‘regelen’. Uiteraard stuur ik hen gewoon door naar onze diensten, er zal onder mij geen zaak-Kucam opduiken. Toch lees ik er soms een paar, om te beseffen in welke schrijnende situaties sommige mensen verkeren. Maar je mag geen beleid voeren op basis van emoties. Anders zou je tegen iedereen zeggen: ‘’t Is goed, we nemen u erbij.’ Dan ben je al gauw de hele wereld aan het opvangen. Ik zal beleid voeren met mijn verstand en communiceren met mijn hart.”

Wat is uw sterkte als politicus?

(denkt na) “Mijn parler-­vrai. Ik draai niet graag rond de pot. De uitdrukking waar ik de grootste hekel aan heb, is ‘enerzijds, anderzijds’.”

Bijzondere eigenschap voor een CD&V’er.

“Dan moet dat maar veranderen. Ik kan ook niet tegen politieke spelletjes.”

Dat zegt elke politicus.

“Klopt, maar ik kan er écht niet tegen. Neem nu die grote vechtpartij in Blankenberge, waarbij Brusselse jongeren amok ­maakten tegen de ordediensten. De politie trad goed op, justitie deed haar werk, en toch vonden sommigen het nodig om daar een commissie voor op te ­richten. Niet om nieuwe wetten te schrijven, maar om nog eens stevig hun gedacht te zeggen tegen de minister, en vooral: voor de camera’s. Die circuspolitiek dient alleen om mee te surfen op de verontwaardiging en tegenstellingen op te poken. Wie wordt daar nu beter van?”

“Even doorzichtig vind ik de manier waarop sommige partijen de tweede coronagolf in de schoenen van de Franstaligen of ‘de vreemdelingen’ proberen te schuiven. Dat het in het voorjaar andersom was, waren ze blijkbaar vergeten. Maar de achterban was nog eens lekker bespeeld. Ik vind het frustrerend dat mensen vatbaar zijn voor zulke schadelijke framing. Wij moeten dat doorprikken.”

Dat lukt voorlopig niet echt. Vlaams Belang, de PVDA en de N-VA geven veruit het meeste uit op sociale media. Radicale en contro­versiële boodschappen worden door de algoritmes ook sneller opgepikt dan genuanceerde standpunten.

“Ik ben ervan overtuigd dat een scherp geformuleerde, maar genuanceerde boodschap even vaak gedeeld kan worden. Wij mogen dat speelveld echt niet overlaten aan de trollenlegers.”

‘Mijn vrienden vragen me nu wat dat is, een staatssecretaris. Zelfs als ik met mijn kop in de krant sta, blijf ik voor hen gewoon Sammy met zijn gebrekkige voetbaltalent.’Beeld Joris Casaer

Wat wordt uw valkuil als staatssecretaris?

“Ook mijn parler-vrai. Politiek is masseren en daarin kan ik nog veel bijleren. Ik ben extreem ongeduldig, wat lastig is in de trage ­machinerie van de politiek. Na de eedaflegging heb ik voor de camera’s meteen een hele lijst met prioriteiten afgerammeld. Maar ik ben graag ambitieus en wil dat het vooruitgaat.”

Hoe kijkt u vandaag terug op de voorzitters­verkiezingen die u nipt verloor van Joachim Coens?

“Ik ben een competitiebeest en was dus zeer ontgoocheld. Maar nu voel ik me vereerd met deze nieuwe taak.”

Had u een deal met Coens: de verliezer wordt minister?

“Met de hand op het hart: nee. We hebben wel afgesproken om samen te werken, het klikt tussen ons. Als ik voorzitter was geworden, zou ik hem ook een belangrijke rol hebben gegeven.”

U hebt op uw 32ste een kok en een persoonlijke chauffeur ter beschikking. Hoe groot is de kans dat u naast uw schoenen gaat lopen?

“Mijn ouders hebben me geleerd: wat je ook bereikt, voetjes op de grond. Ik heb het geluk dat mijn vrienden totaal niet met politiek bezig zijn. Zij vragen me nu wat dat is, een staatssecretaris. Dat helpt om te relativeren. Zelfs als ik met mijn kop in de krant sta, blijf ik voor hen gewoon Sammy met zijn gebrekkige voetbaltalent. Ze hebben wel gevraagd of ze een beroep mogen doen op onze kok, en of mijn chauffeur hen na het voetbal kan oppikken, zodat ze pinten kunnen drinken.” (lacht)

In uw tweede week als staatssecretaris postte u een foto van ‘vrijdag, spaghetti­dag’ op uw nieuwe kabinet. Twitterend Vlaanderen reageerde vernietigend, omdat uw medewerkers nogal dicht bij elkaar zaten. Iemand postte dat ze een pot pasta-saus met Tabasco over uw hoofd wilde kappen.

“Ik was trots op mijn team en wilde tonen dat ik liever samen met hen ­spaghetti eet dan alleen op mijn troon van een stukje kabeljauw te genieten. Wij zaten aan tafels van vier en er was een redelijke afstand tussen ons. Toen mocht dat nog allemaal. Maar ik verdraag het wel dat mensen me op de vingers tikken. Die dag vergaderde de regering over de sluiting van de ­horeca en ik heb die context onderschat. Zodra de eerste negatieve berichten binnenkwamen, besefte ik dat dat een oerdomme tweet was.”

Stage bij ‘Extra Time’

U deelde onlangs een onderzoek dat aantoont dat gamen ook positieve effecten heeft op jongeren. Zit hier het eerste regeringslid met een beperkte gameverslaving?

“Laat het ­woordje ‘beperkt’ maar weg! (lacht) Als tiener speelde ik echt veel: FIFA en Pro Evolution Soccer, maar ook first-person shooters zoals Call of Duty en Battlefield. In het vijfde middelbaar gingen we na elk examen bij een klasgenoot thuis ‘Fifa’ spelen. Wanneer mijn ouders bijna thuiskwamen, sprintte ik naar huis, kroop ik achter mijn boeken en deed alsof ik al uren bezig was. In het weekend gamede ik soms tot vijf uur ’s nachts en ging ik pas slapen als mijn ouders bijna wakker werden. Als we in de regering een FIFA-­toernooi organiseren, maak ik iedereen af.” (lacht)

Met welke ploeg speelt u?

“Manchester City. Ik ben een grote fan van Kevin De Bruyne, de beste middenvelder ter wereld!”

“Ik ga soms naar Anderlecht kijken, maar ik hou niet van de negativiteit in de Belgische stadions. De arbiter en de tegenstander uitschelden, ­waarom moet dat? Geef mij maar de humor van de Engelse supporters: zij kraken de tegenstander af op een ludieke manier.”

Zult u nog tijd hebben om zelf te voetballen?

“Ik heb dat aan mijn vrienden beloofd, maar naast tijdgebrek zit ik ook met een kapotte knie. Mijn meniscus is gescheurd en ik zal een operatie moeten ondergaan.”

 Welke type speler bent u?

“De roeper. Ik zeur nooit tegen de arbiter, maar wel tegen mijn ploegmaats. Bij mijn eerste match met onze zaalvoetbalploeg zat ik na één minuut al instructies te geven vanop de bank, tot ergernis van de rest. Bij de jeugd was ik de kapitein die als eerste op training verscheen en de ploeg verbaal op sleeptouw probeerde te nemen. Ik ben zot van tactiek en looplijnen.”

Er schuilt misschien een trainer in u?

“Ik zal u een geheim verklappen. Na mijn studies heb ik stage gelopen bij ­Sporza, op de redactie van Extra Time. Ik overwoog toen om een UEFA-trainersopleiding te volgen, om met Man­chester City ook in het échte leven de Champions League te winnen. (lacht) Maar het is CD&V geworden.”

Waarom CD&V?

“Het is de partij die van mensen verwacht dat ze zich inzetten voor anderen. ‘Ge zijt hier niet alleen voor uzelf, maar de anderen zijn er ook voor u.’”

Volgens Molenbeeks burgemeester Catherine Moureaux zijn we een maatschappij van hyper­individualisten geworden. Is dat de reden waarom CD&V zo diep is weggezakt?

“Dat speelt zeker mee. We hebben de samenleving tegen ons, maar we moeten sterk genoeg zijn om die weer naar onze hand te zetten. In Duitsland staat de CDU (de Duitse christendemocratische partij, red.) nog als een mastodont overeind.”

Dankzij Angela Merkel. In de moderne politiek bepalen sterke figuren meer dan ooit het succes van hun partij.

“Klopt, maar de CDU is meer dan Merkel alleen.”

Bestaat uw partij nog in 2030?

“Journalisten schrijven ons graag af, maar wat zeiden jullie de voorbije jaren over de SP.A? En wat zeggen jullie nu ze weer stijgen in de peilingen? De CDU werd ook doodverklaard na het ‘Wir schaffen das’ van Merkel. En kijk nu! De glazen bollen die de toekomst van politieke partijen voorspellen, mogen de vuilnisbak in.”

“CD&V is volop aan het herbronnen en vernieuwen. De mensen moeten weer weten waarvoor we staan. Ze willen concrete voorstellen horen, en een verhaal waarin die passen. Misschien staan wij over vier jaar aan de rand van de afgrond, maar het kan net zo goed dat we weer de grootste partij zijn. Op schooldebatten zeg ik altijd: ‘In tijden van Trump en Poetin zijn wij de Barack Obama’s van Vlaanderen.’ Daarom noem ik mezelf op Twitter de Barack Obama van den Aldi.”

De verkiezing van Obama gaf veel zwarte Amerikanen hoop. Merkt u hier hetzelfde sinds u staatssecretaris werd?

“Ja. Jongeren met migratieroots zeggen nu: ‘Het kan dus toch!’ Ik heb lang gedacht dat politiek niets voor mij was. Ik kwam niet uit een politieke familie, had geen netwerk en zag geen mensen met een andere huidskleur in hoge functies. Mijn ouders zijn bescheiden mensen die keihard hebben gewerkt om iets op te bouwen. Mijn vader was een moslim uit Basra, die in de jaren 70 naar hier vluchtte, nadat hij mijn moeder had leren kennen tijdens zijn studies in Brussel. Hij heeft zijn hele carrière als magazijnier bij het Rode Kruis gewerkt en is nu met pensioen. Mijn moeder komt van het katholieke Vlaamse platteland en is nog steeds secretaresse in een ziekenhuis. Dat ze niet het­zelfde geloof aanhingen, was nooit een issue. Ik heb verschillende invloeden meegekregen. Ik las de Bijbel, de Koran en ­Nietzsche. Ik paste niet in een hokje. Vanaf het middelbaar merkte ik dat anderen dat raar vonden, maar zelf had ik daar geen last van.”

Stoppen met zagen

U hebt razendsnel carrière gemaakt. Hoe bent u erin geslaagd om zo snel op te klimmen binnen CD&V?

“Tot mijn 26ste ­werkte ik voor een consultancybureau en gaf ik politiek advies aan bedrijven, bijvoorbeeld over welke initiatieven er in het parlement voorlagen. Voordien had ik al gesolliciteerd bij een CD&V-parlementslid, maar die nam liever mensen uit zijn eigen provincie aan. Maar na de verkiezingen van 2014 pikte Vlaams Parlements­lid Joris Poschet me op als medewerker. Ik werd lid van Jong CD&V en ventileerde lange meningen in onze besloten Facebookgroep. Mijn partijgenoten motiveerden me om die epistels in opiniestukken te gieten en naar de kranten te sturen. Ik aarzelde: wat deed de mening van een anonieme snotaap ertoe? Maar ze drongen aan en plots stond ik in de krant en werd mijn mening druk becommentarieerd. Zo werd ik vaste columnist van De Morgen en vroeg de VRT me om één van die stukken te komen toelichten op tv. Stress dat ik had! Twee dagen buikkrampen en slapeloze nachten. Toch ging ik naar de tv-studio, omdat ik het zwak vond om die uitnodiging te weigeren. Als je me echt wilt folteren, moet je me dwingen om naar dat eerste tv-optreden te kijken. Ik was in paniek.”

Die paniek verdween snel. Na drie jaar was u al jongerenvoorzitter en dweilde u honderden lokale afdelingen af.

“Gaan spreken voor vijftig man, mensen mogen prikkelen met míjn visie, ik vond dat fantastisch. Als ik na een lezing een sms kreeg met de boodschap: ‘Het was interessant, je hebt me aan het denken gezet’, was ik de koning te rijk. Dat is ­mooier dan op de voorpagina van The New York Times staan. Met mijn oude Toyota heb ik het hele land doorkruist. Ik wilde de CD&V’er zijn die de meeste afdelingen bezocht. Mijn ouders hebben me altijd geleerd om het beste uit mezelf te halen en harder te werken dan anderen.”

Waarom deden ze dat?

“Ze wisten dat de wereld harder is voor mensen met migratieroots. Mijn vader verdroeg niet dat ik daarover zeurde. Op school voelde ik me vaak onrechtvaardig behandeld. De hele klas zat te roepen en ik was de enige die straf kreeg. ‘Het zijn altijd dezelfden,’ riep een leerkracht tegen me. Op een toets gaf ik exact hetzelfde antwoord als mijn klasgenoot: hij kreeg 6 op 10, ik 5. Die dingen frustreerden me, maar ik moest daar thuis niet mee afkomen. Mijn pa had in Irak geleefd, als sjiiet onder de soennitische dictactor ­Saddam Hoessein. Wie te moeilijk deed, werd van een gebouw gegooid. Dan vind je een kind dat zeurt over een puntje minder een aansteller. ‘Vecht twee keer zo hard als de rest en je zult er raken,’ zei hij. Dat is ook mijn boodschap aan de Brusselse jongeren. Stop met zagen en doe je uiterste best.”

De voorbije maanden waren er tal van incidenten: de grote vechtpartij in Blankenberge, rellen in Anderlecht, allochtone jongeren die een 15-jarige uit Puurs pestten en de beelden online gooiden… Het verhit telkens de gemoederen.

“Annelies Verlinden, onze nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, gaat de politie versterken, maar zal ook werken aan de relatie tussen de veiligheidsdiensten en de jongeren. Dat is hoognodig. Mijn peter was politieman in Brussel: ik ken de verhalen van de gastjes die naar elke flik fils de pute roepen. Zo krijg je een vicieuze cirkel waarin ­sommige agenten racistisch worden en beide partijen elkaar gaan haten. Jongeren moeten anders met de politie omgaan.”

“Enkele jaren geleden negeerde ik op de kermis in Vilvoorde een rood licht. De straat was afgesloten voor het verkeer, dus ik deed niks verkeerd. Toch riep een politieman mij tot de orde, in het Frans. ‘Meneer, het is rood, hè. Heb je geen ogen in je kop?’ Ik keerde rustig terug en ­haalde mijn allerbeste Nederlands boven. ‘Meneer, ik begrijp het niet goed. Ik zie hier dertig mensen oversteken en ik ben de enige die daarover wordt aangesproken. Hoe komt dat?’ Hij was verrast dat ik zo beleefd was en veranderde onmiddellijk van toon. Maar zijn eerste reflex was: ‘Weer zo’n bruine die lak heeft aan alles. Ergens kan ik dat begrijpen: de politie wordt vaak met zulke gastjes geconfronteerd. Dat moet stoppen.”

Had u vroeger zelf schrik van de politie?

“Nee, maar wel van skinheads. Ik ben opgegroeid in Watermaal-Bosvoorde, een beetje buiten Brussel. In sommige wijken wemelde het van de kaalgeschoren koppen met Lonsdale-truien die ‘patrouilleerden’ met pitbulls.”

“Mijn voetbalvrienden hadden haast allemaal een migratieachtergrond. Als we na de training naar huis reden, vermeden we sommige ­straten, omdat we wisten: als ze ons tegenhouden, maken ze ons kapot. Een paar keer heb ik moeten rennen voor mijn leven. Enkele vrienden werden zwaar afgerost.”

Na uw studies verhuisde u naar Molenbeek.

“Ik had daar al vijf jaar gewerkt als animator op een jeugdplein. Fantastisch! Mijn hele zomervakantie ging daaraan op. Ik mocht maar een maand werken als jobstudent, dus kwam ik de weken nadien als vrijwilliger. Ik vergeet nooit dat ik naast een meisje in de bus zat, op weg naar het zwembad, en haar vroeg waarom ze de dagen voordien afwezig was geweest. ‘Ik moest met mijn mama vluchten voor papa, want papa is slecht.’ ­Sommige ouders kwamen hun kinderen strontzat oppikken, anderen brachten hen naar ons om te verhinderen dat ze rondhingen op straat. Dat blijft de mooiste periode uit mijn leven, omdat ik het verschil maakte. Ik was de grote broer van honderd kwetsbare kinderen. Zij keken naar mij op, omdat ik aan de universiteit studeerde. Het gaf hun, en hun ouders, hoop. Met Sarah en Younes heb ik nog lang contact gehouden. Ik hoop dat ze dit interview lezen en me contacteren. Ik zou graag weten hoe het met hen gaat.”

U bent een rolmodel, zit op een belangrijk departe­ment en de partij rekent op u om een Conner Rousseau-effect te genereren bij CD&V. Weegt dat, zoveel druk?

“Ik sta daar niet bij stil. Ik heb een koord in mijn handen en probeer de tanker vooruit te trekken. En gelukkig ben ik niet de enige. Ik kijk niet naar wat de buitenwereld van mij verwacht. Ik kijk naar mijn voeten en probeer niet uit te glijden. Een Afrikaans gezegde luidt: een olifant eet je in stukjes. Zo wil ik het doen.”