Inkomen van rijkste Vlamingen ligt ruim drie keer hoger dan inkomen van armsten

Themabeeld ©  Shutterstock

Het inkomen van de 20 procent rijkste Vlamingen ligt 3,3 keer hoger dan het inkomen van de 20 procent armsten. Dat blijkt uit cijfers van Statistiek Vlaanderen.

jvh
Bron: BELGA

Omdat de Europese enquête waarop deze cijfers gebaseerd zijn recent ingrijpend vernieuwd is, kan de vergelijking met de voorbije jaren niet zomaar gemaakt worden. Er wordt wel aangenomen dat het aandeel van het inkomen van de 20 procent rijksten (op basis van het huishoudinkomen) tegenover dat van de 20 procent armsten sinds 2004 min of meer stabiel gebleven is.

In 2019 lag die verhouding in het Vlaams Gewest dus op 3,3. In het Waals Gewest lag het iets hoger op 3,6, en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest was het verschil nog hoger met 4,7. Voor heel België gaat het om een verhouding van 3,6.

Dat is beperkt, bekeken in Europees perspectief. Gemiddeld lag de verhouding in de 28 EU-landen in 2019 op 5,1. België bevindt zich in de groep van EU-landen met de laagste verhouding, samen met Tsjechië, Slovenië, Finland en Nederland. In Bulgarije ligt de inkomensongelijkheid het hoogst, gevolgd door Roemenië en Litouwen.

Huishoudinkomen stijgt bijna 1 procent per jaar

Nog uit cijfers van Statistiek Vlaanderen blijkt dat het gemiddelde huishoudinkomen in Vlaanderen in 2019 2.317 euro per maand bedroeg, terwijl dat in 2006 nog 2.059 euro per maand was. Het gaat om een stijging van 12 procent in die periode, of om bijna 0,9 procent per jaar.

Het gaat hier om het netto equivalente huishoudinkomen per maand, wat betekent dat er rekening is gehouden met alle inkomens van alle leden van het huishouden, de aftrek van de directe belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid, de verschillen in samenstelling en grootte van de huishoudens en de inflatie.

Verder blijkt nog dat in 2019 meer mensen in hogere inkomensgroepen zaten dan in 2006. Zo had bijna 18 procent van de bevolking in 2019 een huishoudinkomen van meer dan 3.000 euro per maand, tegenover 13 procent in 2006. Bij 5 procent bedroeg in 2019 het huishoudinkomen meer dan 4.000 euro per maand, in 2006 was dat iets meer dan 3 procent. Vorig jaar lag bij 40 procent van de bevolking het netto equivalente huishoudinkomen lager dan 2.000 euro per maand, terwijl dat in 2006 53 procent was.

Groot verschil tussen hoog- en laagopgeleiden

Er is een groot verschil tussen het huishoudinkomen van hoogopgeleiden en dat van laagopgeleiden. Dat van hooggeschoolden lag in 2019 gemiddeld op 2.796 euro per maand. Bij middengeschoolden ging het om 2.218 euro en bij laaggeschoolden om 1.782 euro. De voorbije dertien jaar is het huishoudinkomen van laag- en middengeschoolden toegenomen met 11 procent, bij hooggeschoolden steeg het met 7 procent.

Mensen met een beperking of langdurige gezondheidsproblemen hebben gemiddeld een lager huishoudinkomen. Zij hadden in 2019 2.015 euro per maand, tegenover 2.462 euro voor mensen zonder gezondheidsproblemen. Hun huishoudinkomen is tussen 2006 en 2019 wel sterker gestegen dan bij personen zonder problemen. Het gaat om een stijging van respectievelijk 17 en 14 procent.

Tot slot blijkt nog dat ook mensen die buiten de Europese Unie geboren zijn, het moeten stellen met een lager huishoudinkomen. Zij hebben gemiddeld 1.796 euro per maand. Bij de personen geboren in België ging het om 2.393 euro en bij personen geboren in een ander EU-land dan België om 2.119 euro. De stijging van het huishoudinkomen tussen 2006 en 2019 voor mensen geboren buiten de EU lag bovendien lager (9 pct) dan dat van mensen geboren in België (15 pct). De stijging van mensen geboren in de EU maar buiten België bedroeg amper 5 procent.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen