Direct naar artikelinhoud
Reportage

De familie in het thuisland moet éven op geld wachten: ‘Ik kan mijn eigen facturen niet betalen’

Asia Lamouri heeft familie in Marokko: ‘Ik kan nu veel minder steun bieden dan vroeger, maar ik blijf mijn best doen. Covid mag onze menselijkheid niet kapotmaken.’Beeld Wouter Van Vooren

Liefst 450 miljard euro maken uitgeweken mensen elk jaar over naar hun familie in minder welvarende streken. Die levenslijn dreigt op te drogen, nu veel migranten door de coronacrisis zelf amper rondkomen. ‘Ik kan mijn eigen facturen niet betalen.’

en

“Vaak op café gaan deed ik voor corona ook al niet. Daar heb ik geen tijd voor”, zegt Emmanuel (34). “Ik sta op, ga werken en ga slapen met één doel: mijn familie in Ghana helpen, zo veel ik kan.”

Emmanuel is een van de vele mensen die het hele jaar door geld naar hun familie in het land van herkomst opsturen, samen goed voor gemiddeld 15 procent van hun inkomen. Zulke geldtransfers naar lage- en middeninkomenslanden stegen de afgelopen tien jaar met meer dan 50 procent. In 2019 liep dat op tot een recordbedrag van 450 miljard euro: het drievoud van de officiële ontwikkelingshulp. Alleen al vanuit België werd volgens de Wereldbank in 2019 vier miljard euro verstuurd.

Elke twee à drie maanden stort Emmanuel een som geld naar zijn familie. Vaak voor speciale gelegenheden, zoals verjaardagen, maar ook om onderwijs- en ziekenhuiskosten te helpen bekostigen. “Zonder mijn steun zouden mijn neefjes niet naar school kunnen. Zo simpel is het.” Voor Emmanuel is het niet meer dan normaal dat hij geld opzendt. “Ik heb geluk gehad dat ik op mijn tiende naar België kon komen, want ik weet dat het leven in Ghana veel lastiger zou zijn geweest. Als je familie je nodig heeft, moet je er voor hen zijn.”

Hij reeg de jobs aan elkaar; werkweken van zestig uur waren geen uitzondering. Maar toen België voor het eerst in lockdown ging, speelde Emmanuel op slag zijn bijbaan in een Mechels fitnesscentrum kwijt. En dat voelde ook zijn familie. “Als ik vroeger 200 euro stuurde, is dat er nu eerder 50. Er zijn ook al maanden geweest dat ik niks kon overmaken, en daar heb ik het erg moeilijk mee. Want als ik hun geen geld geef, komen zij dubbel in de problemen.”

Kantoren gesloten

Wereldwijd zijn ruim 800 miljoen mensen afhankelijk van geldtransfers. Maar juist nu families in lage-inkomenslanden de financiële steun extra kunnen gebruiken, namen de transfers aanzienlijk af. Alleen al in het tweede kwartaal van 2020 zakte het bedrag dat mensen vanuit de EU versturen met 8 procent. De Wereldbank voorziet dat die daling zich wereldwijd zal doorzetten tot 14 procent tegen eind 2021, aangezien mensen met een migratieachtergrond vaak in sectoren werken die het hardst door de coronacrisis zijn getroffen.

Zo kwam Asia Lamouri (48), customercare-agent op Brussels Airport, in maart thuis te zitten. “We kunnen nu veel minder steun bieden dan vroeger. Toch blijven we ons best doen. Covid-19 mag onze menselijkheid niet kapotmaken.”

Asia Lamouri : 'In Marokko beseft men wel dat hier nu ook weinig werk is. Ze snappen dus dat er minder komt. Maar alle beetjes helpen.'Beeld Wouter Van Vooren

Lamouri heeft Marokkaanse roots, en een deel van haar familie woont nog in Marokko. Sommigen van hen leven in armoede. Elke drie maanden legt ze met haar familieleden in België 200 tot 400 euro samen om hen te helpen. “In Marokko beseft men wel dat hier nu ook weinig werk is. Ze snappen dus dat er minder komt. Maar alle beetjes helpen.”

Wie toch zijn job wist te behouden, vond simpelweg geen manier meer om het geld op te sturen. Meestal sturen migranten geld op via grote internationale transferbureaus als Western Union of Moneygram. Maar daar konden ze in maart plots niet meer heen, toen die kantoren in alle coronachaos gesloten werden. Later bleek dat ze eigenlijk tot de essentiële diensten behoorden. Zo werden volgens een paper van het European Migration Network vanuit België in maart 50 procent minder geldtransfers verstuurd dan in 2019.

“Ik heb het zelden zo moeilijk gehad”, vertelt Joseph* (39), die vanuit België zijn kinderen in Guinée financieel steunt. “Mijn nonkel, die voor mijn kinderen zorgt, zei dat ze geen eten konden kopen. En mijn zoon werd twee weken van school gestuurd, omdat ik het inschrijvingsgeld niet kon overmaken. Ik dacht constant aan mijn familie, maar ik was totaal machteloos.”

Afrika mag dan voorlopig van al te grote overlijdenscijfers gespaard zijn gebleven, de financiële schade weegt er des te zwaarder door. Het continent is door de economische impact van de coronacrisis dubbel getroffen. In Marokko legden strenge coronamaatregelen het publieke leven lam. “De meeste mensen die ik er ken, leven van handel op de markt”, zegt Lamouri. “Toen die markten niet meer mochten doorgaan, verloren velen hun inkomen. Alternatieven waren er niet. Ik kreeg van alle kanten vragen om hulp.”

Ook in Ghana heeft de lockdown de penibele economische toestand alleen maar verergerd. Het belang van geldtransfers, die voor lage-inkomenslanden wel 10 tot 30 procent van hun bruto binnenlands product bedragen, wordt dan des te groter. Die transfers maken gemiddeld 60 procent van het inkomen van de ontvangers uit. Dat merkt ook Emmanuel. “Als ik met mijn familie praat, voel ik dat ze dringend geld nodig hebben. Maar ze durven het me niet rechtstreeks te vragen. Ik stuur wat ik kan, zolang ik zelf niet in de problemen kom.”

In normale tijden zit de kracht van zulke geldtransfers erin dat ze het tegenovergestelde van de beurzen en buitenlandse investeringen doen. Terwijl die in moeilijke tijden doorgaans de dieperik induiken, sturen families in het buitenland juist meer geld op om steun te bieden. Een onderzoek bij 71 ontwikkelingslanden, gepubliceerd in vakblad World Development, geeft aan dat een stijging van 10 procent van deze transfers naar een land, leidt tot een daling van 3,5 procent van het aantal mensen dat met minder dan 1 dollar per dag moet leven.

Remittances (transfers, red.) zijn een belangrijk onderdeel geworden van de strijd tegen armoede en voor het behalen van de ontwikkelingsdoelen”, zegt Els Hertogen, directeur van 11.11.11. “In deze coronatijden is het wegvallen of verminderen ervan een drama voor veel kwetsbare families in het Zuiden.”

“Ik help een arme vrouw van 88 jaar in Marokko”, zegt Lamouri. “Ze heeft geen inkomen en niemand om haar te verzorgen. Met het geld dat we opsturen koopt haar buurjongen medicijnen en voedsel voor haar. Het is voor niemand gemakkelijk door Covid-19. Maar ik zou mij schuldig voelen als onze tafel rijkelijk gevuld is en die van een ander niet. Ook in België breng ik eten rond en help ik mensen hoe ik kan.”

Kaas is luxe

Het opgestuurde geld wordt vooral voor eten, gezondheidszorg en onderwijs gebruikt. Een andere studie, in 2012 in vakblad Migration and Development verschenen, toont aan dat er minder kindersterfte is in gezinnen die zo geld krijgen, en dat ze meer in het onderwijs van hun kinderen investeren. Omdat dit geld direct aan het gezinsinkomen bijdraagt, is het een sterke manier om armoede te bestrijden. Mensen kunnen zelf beslissen waar hun grootste noden liggen om zo aan hun toekomst te bouwen.

Desiré Nzita Vangu en zoon Kim hebben familie in Congo: ‘We hebben een huis voor mama gebouwd. Mijn nicht woont bij haar in en kan voor haar zorgen.’Beeld Wouter Van Vooren

Sommigen nemen dat letterlijk. Toen Desiré Nzita Vangu (65) na tien jaar in België naar Congo terugkeerde, liet hij er een huis voor zijn moeder bouwen. “Ik ben in Boma geboren”, vertelt hij. “Een havenstad, waar de Kongo in de oceaan stroomt. We waren redelijk arm, maar gelukkig was ik een goede student en kon ik in België gaan studeren.”

“Mama kwam uit een arbeidersgezin. Zij had het niet breed, maar papa had echt niets”, pikt zijn zoon Kim (35) in, ook wel bekend onder zijn

hiphop-alias Pasi. In zijn nummer ‘Roots’ rapt hij onder andere het volgende over zijn oma: ‘Dankzij mijn vader woont ze niet meer in die ene krottenwijk van Boma.’

“Ik ben haar enige zoon, dus ik vind het mijn plicht om voor haar te zorgen, om haar comfort te geven”, zegt Desiré Nzita Vangu. “We hebben een huis gebouwd voor haar en dat van water en elektriciteit voorzien. Ze was er ongelooflijk blij mee. Mijn nicht woont bij haar in en kan voor haar zorgen.”

Als Nzita Vangu iets kan missen, stuurt hij het op naar zijn familie in Congo. Centen, én spullen. Want ook dat valt onder de steun die migranten kunnen bieden aan hun familie. Dat gaat van kleren en koelkasten tot matrassen en deodorant. “Al die spullen zijn veel duurder in Congo”, zegt Kim. “Zelfs kaas en tandpasta zijn er luxegoederen. Alleen de mensen die het goed hebben, kopen dat. Vaak stellen mensen op voorhand al een hele lijst samen van wat ze moeten meenemen, en rekenen het gewicht uit. Mijn tante is er nu al mee bezig, terwijl ze pas over twee jaar vertrekt.”

Druk van familie

Terwijl Nzita Vangu om de zoveel tijd geld naar Congo stuurt, houdt zijn zoon Kim het vooral op spullen. Zijn nichtje stuurde hij onlangs een laptop op die hij nog had liggen. Maar geld lukt moeilijker. “Wij moeten ook keihard werken om op het einde van de maand net rond te komen.”

Een enquête uit mei 2020 van het Internationaal Fonds voor Agrarische Ontwikkeling toont dat drie op de vier Afrikaanse migranten hun eigen consumptie hebben verminderd om geld te kunnen blijven opsturen. Een op de acht greep zelfs naar zijn spaarcenten. Zulke opofferingen kunnen ook voor hen tot een financiële kwetsbaarheid leiden.

Norbert Ngila (62), eveneens van Congolese afkomst, kan het gevoel van Kim wel plaatsen. “Soms neem ik de telefoon niet op”, bekent hij. “Ik weet waarom ze bellen. Maar soms zat ik zelf zodanig in de problemen dat ik mijn eigen facturen niet kon betalen. Dan moet je kiezen. Ik stuurde dan eerder geld op naar mijn broer, maar niet naar mijn nicht. Dat levert wel familiale spanningen op.”

Het liefst zou Ngila willen dat hij geen geld hoefde op te sturen, maar het kan nu eenmaal niet anders, vindt hij. “Het verschil in levensstandaard tussen België en Congo is zo groot dat ik hen wel moet helpen. Wat gebeurt er anders als iemand ziek wordt? Familie is het allerbelangrijkste.”

Terwijl zowel de zender als ontvanger met veel moeite het geld bij elkaar krijgen, zijn de transactiekosten in de transferbureaus huizenhoog. Dat komt omdat de enorme markt van deze geldtransfers in handen is van slechts enkele grote spelers. In België betaal je gemiddeld 7 procent op het bedrag dat je wil opsturen, bij zendingen naar Sub-Saharisch Afrika blijft zelfs tot 15 procent kleven aan de transferbureaus. En dan heb je nog de ‘verborgen’ kosten die in de wisselkoers verscholen liggen.

Emmanuel heeft familie in Congo: ‘Ik vraag dat ze een deel van het geld investeren in een project. Dat is het doel: dat ze mij niet meer nodig hebben.’Beeld Wouter Van Vooren

Veel migranten zoeken dan ook andere wegen om geld op te sturen. Als er bijvoorbeeld iemand naar hun land van herkomst reist en hun regio passeert, geven ze soms een enveloppe met geld mee om af te geven. Zulke informele transfers verschijnen niet in de officiële cijfers, maar zouden naar schatting een even groot bedrag behelzen als de officiële geldtransfers.

“Of ik mensen ken die al eens geld zijn kwijtgeraakt? Best veel zelfs”, zegt Joseph, die een beroep doet op informele kantoortjes van landgenoten uit Guinée. Ook hij kwam een paar jaar geleden in de problemen terecht. “Mijn zoontje was in kritieke toestand in het ziekenhuis beland. Maar toen ik geld wilde overmaken om het ziekenhuis te betalen, hoorde ik dat de lokale correspondent niet beschikbaar was en ik twaalf dagen moest wachten. Ik ben toen via Guineese kennissen halsoverkop naar een ander kantoortje op zoek moeten gaan om mijn zoontje te redden.”

Toch is hij niet meteen geneigd om op een groot kantoor als Western Union over te schakelen. “Met de manier waarop ik nu geld verzend, moet mijn familie zich veel minder ver verplaatsen om het geld op te pikken. En dan de prijs: als je met Western Union vijf euro opstuurt, moet je bij wijze van spreken vier euro verzendingskosten betalen. Dat kan ik me gewoon niet veroorloven.”

In de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG) hebben alle landen van de Verenigde Naties beloofd om de kosten op geldtransfers terug te dringen naar 3 procent. Ook huidig premier Alexander De Croo (Open Vld) verklaarde in 2017 als toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking, dat hij in eigen land en met de partnerlanden het debat wilde aangaan om het voor migranten goedkoper te maken om geld op te sturen. Ook in het nieuwe regeerakkoord onderschrijven formateurs De Croo en Paul Magnette (PS) nog eens dat “de regering de SDG-doelstelling ondersteunt om de transactiekosten voor remittances tot minder dan 3 procent te verlagen”.

Eigen kippenwinkel

“Toch blijven remittances tot op vandaag een blinde vlek in het Belgisch ontwikkelingsbeleid”, zegt Hertogen van 11.11.11. “Wereldwijd dreigen 800 miljoen mensen, voor wie remittances een belangrijke bron van inkomsten zijn, zwaar te worden getroffen. België zou afspraken moeten maken met transferbureaus om de kosten zo laag mogelijk te houden. Andere landen in Europa hebben daarin al het voortouw genomen.”

Zo ondersteunt Zwitserland de ontwikkeling van digitale platformen, waarmee migranten via hun mobiele telefoon geld kunnen opsturen. Het Verenigd Koninkrijk voorziet per maand vijftien pond voor gezinnen in Sub-Saharisch Afrika die niet langer op financiële steun van hun familie kunnen rekenen.

Alleen al meer transparantie over de transferkosten zou heel wat mensen vooruithelpen. “Ik ga niet alle kantoren af om prijzen te vergelijken”, vertelt Norbert Ngila. “Je hebt ook weinig keuze: Moneygram of Western Union, dat zijn ze zowat.” Het klinkt Hertogen bekend in de oren. “Migranten kiezen vaak voor de grootste providers, zonder te weten dat er goedkopere alternatieven bestaan.”

Een prijsvergelijkingswebsite kan volgens 11.11.11 dan ook een impact hebben. “Toen Italië dat een aantal jaar geleden invoerde, zorgde die website alleen al voor een stevige reductie van de transferkosten.” De Internationale Organisatie voor Migratie ontwikkelde met onder meer steun van België al een app die allerlei nodige informatie bundelt voor migranten, waaronder een vergelijking van de transferkosten. Maar die is weinig bekend bij de doelgroep en werkt nog niet voor elk land even goed. Voor Marokko heb je tien verschillende opties, voor Congo is er maar eentje. Daar valt dus niet veel te vergelijken.

In de armste landen bieden digitale oplossingen voor geldtransfers nog geen perfecte oplossing, aangezien inwoners er vaak geen toegang hebben tot bankrekeningen of een goede internetverbinding. “Geldtransfers zullen nooit ontwikkelingssamenwerking kunnen vervangen, maar ze kunnen elkaar wel versterken”, zegt Hertogen. “België kan bijvoorbeeld samen met de partnerlanden de infrastructuur voor geldtransfers verbeteren, door meer mensen toegang te geven tot bankdiensten en projecten rond microfinanciering te ondersteunen. Daarna kunnen mensen nog altijd zelf beslissen hoe ze dat geld het best kunnen investeren.”

Dat geld zal de komende maanden vooral hard nodig zijn om de crisis door te komen. Maar sommigen kijken ook al verder vooruit. “Ik vraag dat ze een deel van het geld dat ik opstuur investeren in een project”, zegt Emmanuel. “Zo kunnen ze hopelijk over een aantal jaar hun eigen kippenwinkel of taxibedrijf openen. Ik wil hun nog steeds vissen geven, maar ik wil ook dat ze zelf leren vissen. (lacht) Dat is het uiteindelijke doel: dat ze mij niet meer nodig hebben.” Tot dan blijft hij zich uit de naad werken voor zijn familie. “Ach, mijn moeder heeft me niet naar België gehaald om hier niks te doen.”

* Joseph is een pseudoniem.