Direct naar artikelinhoud
InterviewThomas Dermine (PS)

‘Hogere lonen zijn net goed voor de relance’: Thomas Dermine (PS) over het economisch herstel

Thomas Dermine. 'We moeten af van het liberale dogma dat lonen zo veel mogelijk afgeremd moeten worden.'Beeld Illias Teirlinck

Staatssecretaris Thomas Dermine (PS) is bijna klaar met zijn relanceplan, en daarbij kunnen hogere lonen helpen. Dat de bonden daarvoor staken? ‘Als ze dat juist en legitiem vinden, moeten ze dat doen.’

“C’est sportif”, zegt Thomas Dermine (34) als hij terugblikt op het voorbije anderhalf jaar. In november 2019 startte hij als kabinetschef van PS-voorzitter Paul Magnette. Sindsdien onderhandelde hij het federale regeerakkoord, mag hij als staatssecretaris in de regering-De Croo de relancestrategie voor ons land uitwerken én werd hij vorige maand voor de tweede keer vader. “Ik sta elke nacht mee op om het flesje te geven”, zegt hij. “Ook al moet ik enkele uren later paraat zijn voor een ministerraad. De timing was bijzonder: de dag voor onze dochter er was, hebben we de voorlopige versie van het relanceplan ingediend bij Europa. Het was een dubbele bevalling.” 

Zolang de gezondheidscrisis duurt, is er geen sprake van relance. Hoe kijkt u naar de huidige situatie?

“We moeten extreem voorzichtig blijven. Het ergste zou zijn dat we in volledige lockdown hervallen. De economische schok zou alleen maar groter zijn. Terrassen openen zoals N-VA eerder deze week zei? Een stabiele heropening is veel belangrijker voor de relance. Daarom is het cruciaal dat we onze vaccinatie onder stoom krijgen.”

Hoe staat het met het relanceplan?

“We hebben nu een lijst met projecten klaar die in aanmerking komen voor Europese steun, goed voor 130 procent van het budget. We verfijnen onze lijst nu op basis van de Europese feedback en input van het Planbureau en het middenveld. Eind april is de deadline.”

Er zitten ook heel wat oude projecten in: de renovatie van het Brusselse Justitiepaleis, een digitaal pasje voor het openbaar vervoer, of de isolatie van sociale woningen. Bereiden we ons zo voor op 2024?

“(ironisch) U bedoelt op 1994? Ernstig: ik erken dat ons land jarenlang veel te weinig heeft geïnvesteerd. Daarom gaan we structureel geld blijven pompen in infrastructuur. (begint grafiekjes te tekenen) Nu zitten we op 2,6 procent van het bbp aan overheidsinvesteringen. We willen naar 3,5 procent tegen 2024, het Europese gemiddelde. Daarvoor hebben we in totaal 13,1 miljard euro nodig. Europa levert met 5,9 miljard euro iets minder dan de helft, de rest leggen we zelf bij, samen met de regio’s. Tegen 2030 willen we jaarlijks 4 procent van het bbp investeren.”

En dat terwijl het begrotingstekort voor dit jaar al oploopt tot 36 miljard euro.

“We bereiden ons voor op de toekomst. Er komen jobs en nieuwe bedrijven bij. Zo verzeker je je van extra inkomsten en minder uitgaven. Je kan zeggen: moet die linkse Waal weer geld uitgeven? Maar kijk eens naar de VS. Het plan-Biden investeert 1.900 miljard dollar, of 1.600 miljard euro. Het Next Generation-plan van de EU? 755 miljard euro. De Amerikanen zijn twee keer zo ambitieus, terwijl onze economieën zowat even groot zijn. Het grootste risico is dat de relance te bescheiden uitvalt.”  

Hoe zijn de investeringen verdeeld?

“60 procent gaat naar infrastructuur, 20 procent naar digitale projecten, 10 procent naar onderzoek, en nog eens 10 procent naar onderwijs en opleiding. Er komen investeringen in het spoor, een waterstofnetwerk, een nieuw eiland voor windmolens voor de kust, Waalse scholen die we renoveren. De bouwsector zal hier vooral van profiteren. 

“De vraag is dan: laat je de projecten uitvoeren door een buitenlandse multinational, die enkel gedetacheerde Oost-Europeanen in dienst heeft en materialen gebruikt uit China? Of kies je voor een kmo uit Oost-Vlaanderen, met lokale werknemers en jongeren in opleiding? We zijn in dialoog met de Confederatie Bouw zodat zij maximaal mee stappen in die visie. Ook de openbare aanbestedingen worden in die zin opgesteld. Tegelijk willen we de opleiding voor onze jongeren een gigantische boost geven. Onze gebouwen zijn in zo’n slechte staat dat we nog voor 20 of 30 jaar aan het isoleren zijn. We kunnen een hele generatie werk geven.”

Intussen gaan de bonden vrijdag staken. Ze eisen meer opslag, die nu beperkt is tot 0,4 procent door de loonwet. Is dat wel verantwoord in volle coronacrisis?

“Daarover mag je denken wat je wil, als de vakbonden het juist en legitiem vinden om daarvoor te staken, moeten ze dat doen. Het stakingsrecht is absoluut in dit land.” 

Thomas Dermine. ‘De landen met de beste concurrentiepositie zijn net de landen met de hoogste salarissen: Zwitserland en de Scandinavische landen.'Beeld Illias Teirlinck

Uw voorzitter Paul Magnette steunt de staking voor 200 procent. U ook?

“Als lid van de regering spreek ik me daar niet over uit. Ik heb alle vertrouwen dat mijn collega Pierre-Yves Dermagne (PS, minister van Werk) een oplossing vindt straks. Maar als ik een beetje afstand neem, heb ik wel mijn visie. Het uitgangspunt van de discussie is competitief blijven met de buurlanden. Alleen wordt het debat fout gevoerd, net door onze loonwet. Economen als Ive Marx en Stijn Baert erkennen dat. Er wordt maar naar één factor gekeken: de loonkosten. Terwijl bijvoorbeeld evengoed meetelt hoelang je in de file staat of hoeveel je baas betaalt voor zijn energie. Door die polariserende focus op loon organiseer je per definitie een vlammend conflict tussen bonden en werkgevers.

“Tegelijk moeten we af van het liberale dogma dat lonen zo veel mogelijk afgeremd moeten worden. De landen met de beste concurrentiepositie zijn net de landen met de hoogste salarissen: Zwitserland en de Scandinavische landen.

“En dan heb je nog het argument van econoom Paul De Grauwe. In tijden van nakende inflatie moeten we koopkracht teruggeven aan de werknemers. Ze gaan meer uitgeven en zo krijgt de economie een boost. Hogere lonen zijn net goed voor de relance. Vanuit die redenering hebben we met de regering ook al de laagste uitkeringen en pensioenen opgetrokken.”

U vraagt een aanpassing van de loonwet?

“Het regeerakkoord biedt ruimte. Aan de ene kant zijn we overeengekomen dat we de wet deze legislatuur niet wijzigen, aan de andere kant biedt de regering de sociale partners onderhandelingsmarge via rondzendbrieven. Bijvoorbeeld voor iets extra’s in sectoren die het net erg goed hebben gedaan.”

Waarom gooit uw voorzitter dan olie op het vuur? Onder druk van de PVDA?

(zucht) “Je moet het onderscheid kunnen maken tussen de rol van een partijvoorzitter en de werking van onze regering. Hij mag toch zijn visie geven? En de PVDA? Bij de regeringsonderhandelingen hebben we met de PS en sp.a gestreden voor hogere uitkeringen, ongeziene investeringen in de gezondheidszorg, een taks op de grootste kapitalen. Het was een krachtmeting waarbij we voor elke euro zwaar onderhandelden. En dan komt bij de regeerverklaring Raoul Hedebouw (PVDA) zeggen dat het allemaal niet genoeg is. Zijn filmpjes op Facebook zijn best grappig, maar heeft hij ooit iets wezenlijks uitgestoken voor de sociale vooruitgang? De PS neemt al 130 jaar verantwoordelijkheid. PTB bestaat 40 jaar en geraakt niet verder dan wat show in het parlement en op de sociale media. Hoezo, zij zijn onze politieke tegenstanders? Ze doen niet eens aan politiek, laat staan beleid. Ze doen puur aan communicatie.”

Doet Magnette ook niet puur aan communicatie met zijn verzet tegen de loonwet? Hij weet dat zijn minister straks iets anders moet beslissen.

“Maar neen. Er zal een compromis liggen. En dat is net het mooie aan België: al is er amper ruimte voor een oplossing, toch komt ze er. In Vlaanderen houden ze ervan om de PS te diaboliseren. Als je nog maar luidop zegt dat de lonen beter stijgen, zit je in de zak van de vakbond en ben je dogmatisch links. Terwijl ik gewoon een logische redenering opbouw.” 

Hoe ervaart u die Vlaamse blik op uw regio en partij? Toen u in het middelbaar school liep in Dendermonde was u al de ‘luie Waal’.

“Eigenlijk verschillen we amper. De verwijten op school verstilden na twee weken. In het relanceplan bleek ook al snel dat de clichés niet kloppen. Vlaanderen en Wallonië maken gelijkaardige keuzes en werken samen met hetzelfde doel voor ogen. Ook al hadden de bevoegde ministers elkaar voordien soms amper ontmoet. Het heeft me gesterkt in de overtuiging dat een model met vier sterke gewesten, onder een federale paraplu perfect kan werken.”