Direct naar artikelinhoud
InterviewBurn-out

6 mythes over burn-out: ‘Ik heb zelfs een paniekaanval gekregen toen ik op een ligstoel in de zon lag’

6 mythes over burn-out: ‘Ik heb zelfs een paniekaanval gekregen toen ik op een ligstoel in de zon lag’
Beeld GI

Journalist Marijn Sillis (33) bleek niets te weten over burn-out, de epidemie van de 21ste eeuw, toen hij er zelf door werd geveld. Hij ging op zoek naar het hoe, wat en waarom en schreef een boek, Ik dacht dat ik wist wat burn-out was... tot ik er één kreeg. Daarin haalt hij alle clichés over burn-outs ervaringsdeskundig onderuit.

Je begint met een waarschuwing: lees dit boek niet als je midden in een burn-out zit. Het is géén zelfhulpboek.

“Ik lees doorgaans elke dag en mijn huis ligt vol boeken, maar daar had ik niks aan toen ik mijn burn-out kreeg. Als alles in je hoofd kapot is, kún je niet lezen. Dan dansen de letters over het blad en moet je elke zin drie keer opnieuw beginnen.”

Wat dacht je dat een burn-out was vóór het je overkwam?

“Net zoals iedereen dacht ik aan stress en vermoeidheid. Even uitrusten en ik kom er wel door, dacht ik. Zoals wanneer je te veel gefeest had in je studententijd en je een week lang alleen groenten at en water dronk om je lijf weer gezond te maken. Maar een burn-out is zoveel meer. We hebben het er constant over: je kunt de krant niet openslaan zonder het woord te zien staan, en iedereen kent wel iemand met een burn-out. Maar dan word je zelf ziek en denk je: wat overkomt mij nu? Aan de overdaad aan tips en tricks had ik niks. Zodra mijn hoofd weer min of meer begon te werken, ben ik beginnen uit te zoeken wat het is en, vooral, wat het níét is.”

1. SYMPTOMEN ZIJN DUIDELIJK HERKENBAAR

“Voor mijn boek ben ik met andere burn-outpatiënten gaan praten. Ik merkte al snel dat iedereen op een andere manier breekt. Een burn-out is hyperindividueel en vaag.”

Hoe ben jij gebroken?

“Het begon met hoofdpijn. Als ik moe ben of stress heb, krijg ik hoofdpijn. Dat is al jaren zo, maar op den duur had ik het élke dag. Niet een week of een maand, maar een jaar lang. Ik kon ook al heel lang niet meer slapen, omdat ik me voortdurend opgejaagd voelde. De eerste keer dat het fout liep, was toen ik een paniekaanval kreeg op de trein, ergens in 2017. Alles rondom me begon te draaien, ik kreeg geen adem meer en zag zwarte vlekken. Ik ben naar het werk gewankeld – fietsen durfde ik niet – maar ik ben toen snel naar huis teruggekeerd.

“Daarna verscheen het ene symptoom na het andere. Ik heb ze eens opgelijst: het waren er 27. Niet alleen fysieke, maar ook emotionele en mentale symptomen. Voor het minste moest ik huilen, wat ik normaal nooit doe. Ik zat bijvoorbeeld naar een reportage over stotteraars te kijken, en op het einde zouden ze een speech voor hun familie geven. Toen de helft van hen niet uit zijn woorden raakte, liepen de tranen over mijn wangen. Ik dacht: wat is dít? Als mijn vriendin in de keuken een pot liet vallen, vloog ik tegen het plafond van de schrik. Ik moest dan tien minuten bekomen, zo angstig was ik.”

Bij andere burn-outpatiënten uit de ziekte zich helemaal anders.

“Bruno, bijvoorbeeld, viel letterlijk omver: bij hem tastte de burn-out zijn evenwichtsorgaan aan. Zelf had ik daar nooit last van, al voelde ik me evenmin stabiel. Het leek alsof ik dronken door het leven waggelde.”

Je kreeg ook last van je zicht.

“Ik zag zwarte vlekken en soms viel mijn zicht weg. Ik ging naar de oogarts, maar nog vóór ik haar had gezien, wilde ik al weg uit de wachtkamer omdat de tl-lamp te fel was, de ruimte te klein, de muren te wit. Cognitief mankeerde er ook één en ander: ik sprak woorden in de verkeerde volgorde uit en kon geen zin meer schrijven. Voor iemand als ik, die zo graag schrijft, was dat behoorlijk deprimerend. Ook gesprekken kon ik niet meer volgen. Als vrienden me vroegen een koffie te gaan drinken, schoot ik in paniek.

“Het leek alsof ik twee stappen trager leefde dan de rest van de wereld. Mijn moeder heeft twintig jaar geleden ook een burn-out gehad. Sindsdien – ik was nog klein – heb ik haar nooit meer met de auto op de snelweg weten rijden. Sinds mijn burn-out snap ik waarom: het ging te snel voor haar.”

Je raasde in de jaren vóór je burn-out in een hels tempo door het leven: je schreef zeven jaar als freelancer voor Gazet van Antwerpen, daarna werd je hoofdredacteur bij jongerenmedia-agentschap StampMedia.

“Na zeven jaar bij de krant voelde ik me moe en cynisch worden, dus wilde ik iets anders. Het hoofdredacteurschap leek me tenminste vast afgebakend: veertig uur per week werken, klaar. Mijn nieuwe job hield in dat ik ook jongeren moest begeleiden. Dat had ik nog nooit gedaan, maar de perfectionist in mij dacht: dat doe ik wel even. Ik dacht dat ik voortdurend bereikbaar moest zijn, met als gevolg dat dat monsterlijke ding (wijst naar zijn smartphone op de salontafel) steeds meer op de voorgrond kwam. Ik kreeg het werk niet meer rond. Ik deed nog snel even iets op de trein. Daarna nog snel iets na het eten. Het eindigde ermee dat ik ook in bed op mijn smartphone lag te tokkelen. Dan ben je verloren, zonder dat je het in de gaten hebt.”

Jij ging constant over je grenzen.

“Ik ben niet assertief. Als iemand op het werk me vroeg er nog iets bij te nemen, vond ik het normaal dat ik dat zou doen. Ik dacht ook altijd dat ik stressbestendig was. Dat was een grote denkfout. Al zolang ik me kan herinneren, heb ik last van mijn darmen als ik spanning voel. Voor een examen zat ik ’s ochtends altijd op de pot, maar uiteindelijk was ik wel telkens geslaagd. Kijk eens hoe stressbestendig ik ben, dacht ik. Maar ik besefte niet dat ik intussen helemaal kapotging.”

Toen je uiteindelijk met je symptomen bij de huisarts belandde, stelde zij niet meteen de juiste diagnose. Ook bij anderen wordt burn-out niet onmiddellijk herkend.

“Eén vrouw die ik heb gesproken, had een hersenscan laten uitvoeren: ze dacht zelf dat ze een hersentumor had of dement aan het worden was. Anderen dachten aan kanker – daar word je ook niet bepaald rustig van. Ikzelf was ervan overtuigd dat ik MS had. Ik googelde de symptomen en dacht: lap, ik heb het zitten. Bij mijn huisarts heb ik dat vermoeden nooit uitgesproken. Integendeel, daar speelde ik een sterk staaltje toneel. ‘Het zal wel gewoon stress en vermoeidheid zijn’, zei ik.”

Maar het was geen gewone vermoeidheid.

“Het valt heel moeilijk te omschrijven. Als ik twaalf uur had geslapen, dacht ik: nu zal het wel gaan. Maar dan wandelde ik naar de keuken, ik nam één hap cornflakes en daar waren de hoofdpijn en de vermoeidheid weer. De uren dat ik hier op de zetel lag in een poging mezelf af te sluiten voor alle prikkels, waren voor mij het allermoeilijkst.”

Je lag zelfs met een washandje op je ogen voor de tv.

“Ik probeerde naar De afspraak te kijken, maar ik had zo’n barstende hoofdpijn dat ik mijn ogen moest sluiten en alleen kon luisteren. Nu ik fit ben, klinkt dat raar, maar op dat moment waren het té veel lichtjes, té veel prikkels. Als simpelweg tv kijken al niet meer lukt, wordt je leven ontzettend leeg en eenzaam.”

‘Als ik een zevendaagse cursus volg, kan ik mezelf volgende week ook een burn-outcoach noemen. Er zitten vast heel capabele mensen bij, maar evengoed beland je bij iemand die je chakra’s zit te ordenen.’Beeld sigfrid eggers

2. HET ZIT TUSSEN JE OREN

“Eerst voelde ik schroom om het op te schrijven: een burn-out zit níét tussen je oren. Ik dacht dat mensen zouden denken: jaja, jij wilt gewoon niet het etiket krijgen dat je psychisch kwetsbaar bent. Maar dat etiket vind ik niet erg. Ik bén naar een psychiater, een psycholoog en een burn-outcoach gegaan. Voor mij is psychische kwetsbaarheid geen taboe. Waar ik wel moeite mee heb, is de redenering die erachter schuilt: als een burn-out tussen je oren zit, dan is de enige oplossing dat jij aan dat foute hoofd gaat werken. Omdat ik zelf eerst geloofde dat mijn burn-out alleen maar stress was en dus tussen mijn oren zat, was ik ervan overtuigd dat ik hem puur op karakter zou kunnen verslaan, door heel hard aan mezelf te werken.”

Je gedroeg je als een voorbeeldige patiënt: je maakte meteen een afspraak bij een psycholoog.

“Een week na mijn paniekaanval zat ik al bij een psycholoog. Ik ging een uur per week, heel dapper. Ik nam ook een fitnessabonnement en dwong mezelf te gaan sporten, zodat mijn hoofd fris zou worden. Ik deed alles wat je hoort te doen in zo’n situatie, maar eigenlijk ging ik gewoon door met mijn foute gedrag. Terwijl ik mijn ziekte zo perfect en gecontroleerd mogelijk wilde oplossen, viel ik in de fitnesszaal net niet van de loopband en moest ik bijna overgeven. Bij de psycholoog kreeg ik een werkboek, waarmee ik aan de slag moest. Ik mocht één hoofdstuk per week lezen, maar als perfectionist las ik er natuurlijk drie. Dan gaat het vast sneller voorbij, dacht ik. Nu besef ik hoe absurd dat was, maar toen niet. Ik was het gewend te knallen, knallen, knallen: ik zou ik mezelf wel even door mijn herstel knallen. Maar in plaats van mezelf weer op te bouwen, was ik me steen per steen aan het afbreken.”

3. HET IS EEN CRASH

“Ik heb niks tegen het woord ‘crash’, maar eigenlijk was ik al zeven jaar aan het crashen. Bij een crash denk je aan een auto die tegen een boom knalt. Daarna laat je je auto herstellen en kun je weer verder. Maar zo werkt het niet bij een burn-out: die heeft veeleer iets van een duik in een put. Je klimt er uiteindelijk wel uit, maar het is een proces van opstaan en weer vallen, en van niet weten langs welke kant je uit die put kunt raken. Soms voelde ik me een paar weken beter, maar één klein voorval – het bezoek aan een controlearts, bijvoorbeeld – deed me weer op de bodem van de put belanden.

“Ik heb toen een jaar lang drie halve dagen per week gewerkt – ik dacht dat ik een goeie werknemer was door mee te blijven draaien – en daarna vond ik mezelf voldoende hersteld om weer voluit aan de slag te gaan. Niet veel later kreeg ik een eerste groot project: ik zou de jongeren begeleiden om alle Antwerpse kopstukken in de regionale verkiezingen te interviewen. Maar zodra de eerste obstakels opdoken, ging ik onderuit. Op vrijdag kwam ik thuis en zei ik tegen mijn vriendin: ‘Ik voel me echt niet goed.’ De dag erna zou ik voetbaltraining geven aan kinderen, maar die ochtend ben ik beginnen te huilen. Ik kon het niet. Toen heb ik beslist: nu kan iedereen de pot op. Ik ben met alles gestopt. Was dat het echte begin van mijn burn-out? Ik weet het niet.”

Toen kreeg je er de diagnose van een depressie bovenop.

“Ik was naar Zweden gegaan, waar een vriend met sledehonden werkt. Vroeger had ik zo’n reis geweldig gevonden, maar nu voelde ik me alleen droevig. Een heel jaar niks kunnen doen had me uitgehold. Toen heb ik het opgegeven. Dat was ook wat mijn burn-out van me vroeg: geef het eindelijk eens op en begin weer van nul.

“Voor die ploeterfase worden we veel te weinig gewaarschuwd. De zelfhulpboeken en de tips en tricks zijn pas nuttig als je weer aan herstel kunt denken. Wat zich daarvóór afspeelt, is één groot zwart gat.”

4. JE MOET RUSTEN EN JE ONTSPANNEN

“Dat is wat me irriteert aan alle zelfhulpboeken, burn-outcoaches en zelfverklaarde Instagram-experts met hun ‘rust, laat los en ontspan’-advies: was het maar zo simpel. Rusten was voor mij de moeilijkste opgave van allemaal. Het was niet omdat ik geïmplodeerd was, dat ik opeens de knop had gevonden om mijn hoofd uit te schakelen.”

Je wílde ook niet stoppen met razen.

“Ik durfde niet. Als je een burn-out krijgt en zoveel symptomen je platdrukken, ga je op zoek naar afleiding en lapmiddelen in plaats van rustig achterover te leunen en je ogen te sluiten. Noem het een primitieve reactie, maar ik wilde op de loop gaan voor mezelf. Ik heb zelfs een keer een paniekaanval gekregen toen ik op een ligstoel in de zon lag. Opeens voelde ik hoe erg mijn hoofdpijn was en hoe hard mijn darmen tekeergingen. Pas door te rusten voelde ik wat ik al die jaren had proberen te verhelpen met koffie, Dafalgan en veel te hard werken.

“Alles wat me hielp te ontspannen, had ik afgebouwd. Voetbaltraining geven aan kinderen? Geen tijd voor. Op café met vrienden? Te onregelmatige uren. Ik had mezelf wijsgemaakt dat mijn job mijn hobby was, maar zo werkt het natuurlijk niet. Toen ik van mijn coach moest ontspannen, heb ik mijn moeder gebeld: ‘Wat deed ik als kind graag?’ Maar verder dan voetballen kwam ze niet. Met een kapotte knie lukt dat niet meer, dus ben ik gaan puzzelen en heb ik me kleurboeken voor volwassenen aangeschaft. Terwijl ik daarin bezig was, dacht ik: wat zit ik hier te doen? Ik werd er niet rustig van, maar gek.”

Heb je meditatiefilmpjes bekeken?

“Ik heb van alles geprobeerd: relaxatieoefeningen, mentale bodyscans, mindfulness… Ik wil daar niet neerbuigend over doen: mijn vriendin doet yoga en heeft daar baat bij. Wat Imodium doet tegen diarree, horen yoga en mindfulness te doen voor je hoofd, dacht ik. Maar dat is natuurlijk verkeerd: als je er met die attitude aan begint, levert het niets op.”

Met loslaten had je het al even moeilijk.

“Loslaten: hét toverwoord. Ik heb er geen talent voor. Het doet me denken aan die ene getuige in mijn boek die, in een hopeloze poging te rusten, een slaaponderzoek liet uitvoeren. Bleek dat zijn hersenen ’s nachts even actief waren als overdag. Tja, wat kun je dan nog doen?

“Ik heb wel een theorie: je voelt je misschien een loser als je met een burn-out in de zetel ligt, maar vaak zijn het toch de meest geëngageerde mensen die uitvallen, niet de mensen die er de kantjes af lopen. Ik bedoel dat niet als een verwijt: wie overeind blijft, doet het beter dan ik. Hun methode werkt, in tegenstelling tot de mijne. Maar ik merkte in mijn gesprekken met andere burn-outpatiënten wel dat het stuk voor stuk mensen waren die zich druk maakten in hun job. Ik sprak met een verpleegster die op de afdeling oncologie werkt, en ze was oprecht kwaad als ze mensen met kanker twee uur in de wachtkamer moest laten zitten. Ze voelde zich dan tekortschieten, terwijl haar collega’s zich daar minder druk over maakten. Met een attitude van ‘Ik kan er toch niks aan doen’ krijg je wellicht minder snel een burn-out.”

4. JE MOET RUSTEN EN JE ONTSPANNEN
Beeld sigfrid eggers

5. HET IS JE EIGEN SCHULD

“Terwijl ik het nu allemaal zit op te lijsten, kan ik alleen maar denken: dommerik, dommerik, dommerik. Er waren onderweg wel mensen die me waarschuwden. Mijn vrienden, mijn lief, mijn ouders hebben het me allemaal gezegd: ‘Moet je dit weekend wéér werken?’ Als mijn vriendin en ik zaten te eten, dan was ik in mijn hoofd een artikel aan het schrijven. Niet zo respectvol, maar ik kon het niet meer uitzetten. Mijn burn-out was niet mijn schuld, omdat ik niet wist hoe fout ik bezig was. Ik ervoer het niet zo.”

Je had wel ontzettend veel last van schuldgevoel.

“Niemand anders behalve ikzelf had me zo tot op de grond afgebroken. Ik voelde dat ik gefaald had, niet alleen tegenover mijn werkgever, maar ook tegenover mijn lief. De man op wie ze verliefd was geworden, was wég. Als ze me vroeg de afwasmachine leeg te maken – ik was toch de hele tijd thuis – dan moest ik haar teleurstellen: zelfs dat lukte me niet. Het huishouden leek op een beklimming van de Mount Everest, laat staan dat ik iets leuks met haar zou kunnen doen. Maar ze heeft nooit geklaagd. In mijn boek vertelt ze haar kant van het verhaal. Naasten van burn-outpatiënten worden altijd vergeten, terwijl het gevoel van machteloosheid verschrikkelijk is voor hen. Ik wist niet hoe ik mezelf moest helpen, hoe kon zij het dan weten?”

Naast het schuldgevoel was er ook de schaamte. Je voelde je soms een aansteller. Daarin werd je niet tegengesproken door de adviserende geneesheer van het ziekenfonds.

“De bezoeken aan de controlearts waren zo stresserend dat ik niet meer precies weet wanneer die plaatsgevonden hebben. Ik geloof dat ik na een maand of zes van haar te horen kreeg dat ik niet genoeg vooruitgang boekte in mijn burn-out: ‘Je kunt niet eeuwig blijven wandelen en rustig het huishouden doen.’ Bam! Dat kwam zo hard binnen. Ik wilde niks liever dan werken, maar ik botste op een muur van cynisme en onbegrip: ‘Wordt het niet tijd dat je meer dan drie halve dagen werkt?’ Ze gaf me het gevoel dat mensen zoals ik profiteren. Ik ben die dag jankend thuisgekomen. Die arts had me finaal onthoofd.”

Je hebt er zelfs een kwade brief over geschreven naar het ziekenfonds.

“Ik had net hun maandblad in de bus gekregen waarin de algemeen secretaris in het voorwoord had geschreven: ‘We moeten met een warm hart, een luisterend oor en voldoende begrip onze leden bijstaan.’ Dat klonk opeens zó hypocriet. Ik heb zelfs overwogen mijn ziekte-uitkering op te zeggen – ‘Ik hoef uw geld niet, ik wíl werken’ – maar mijn lief en mijn moeder hebben me tegengehouden. Ik had geen zin meer om me zo belachelijk te maken bij de controlearts. Ach, nu klink ik wel heel rancuneus. Misschien was ik op dat moment ook te emotioneel.”

Dat komt wel vaker terug in je boek: net op het moment dat je een emotioneel wrak bent, wordt er ontzettend veel van je verwacht.

“Ik had nog nooit een uitkering of een re-integratie aangevraagd, maar opeens moest ik dat allemaal gaan uitzoeken, terwijl ik amper in staat was de brieven te lezen. Een andere burn-outpatiënt zei me dat hij elke brief die binnenkwam meteen aan zijn vriendin gaf. Ik begrijp dat een ziekenfonds je niet zomaar een uitkering kan geven, maar het is een vervelende paradox dat ze, net op het moment dat je kapot bent, zoveel van je verwachten. Het werkt contraproductief, want het veroorzaakt alleen maar druk. Door die druk maakte ik voortdurend fouten, waarvoor ik vervolgens door de controlearts op de vingers werd getikt. Dat maakte de vernedering compleet. Ze duwde op de wonde. Zou ze dat ook doen bij iemand die herstelt van een beenbreuk?”

Ook naar de juiste hulp zoeken was niet makkelijk.

“Het staat vast dat je hulp moet zoeken als je een burn-out hebt, maar ik vind dat we wel zo eerlijk moeten zijn om te zeggen dat het niet evident is. Op zo’n wankel moment op zoek gaan naar de juiste hulpverlener, iemand met wie je een klik voelt, lijkt op een zoektocht in de woestijn. Wilde ik een gedragstherapeut? Wilde ik EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, een methode om psychische klachten te behandelen, red.)? Wist ik veel. Ik heb het opgezocht: als ik een zevendaagse cursus volg, kan ik mezelf volgende week ook een burn-outcoach noemen. Er zitten vast heel capabele mensen bij – de mijne heeft me goed geholpen – maar je moet wel oppassen. Voor je het weet, beland je bij iemand die je chakra’s zit te ordenen.”

6. HET IS EEN CADEAU

Je windt je op over de influencers en bloggers die hun burn-out als ‘een cadeau’ bestempelen.

“Mijn burn-out heeft me veranderd. Ik ben slimmer geworden, ik pak de dingen beter aan, maar een cadeau? Nee. Ik heb afgezien als een beest. Mensen die het over een cadeau hebben, hebben na hun burn-out een B&B geopend in Frankrijk, of zijn op wereldreis vertrokken met hun kinderen. Zij moeten beseffen dat ze ongelofelijk geprivilegieerd zijn: niet iedereen heeft de middelen om zijn job vaarwel te zeggen. Bovendien: niets garandeert je dat je na je burn-out de job of de relatie van je leven vindt. Ik erger me mateloos aan de influencers en coaches die hun burn-out gebruiken om op Instagram te shinen.”

Ook jij bent, nadat je eindelijk uit de bodem van je put was geraakt, op wereldreis vertrokken. Toch een beetje een cliché.

(lacht) Dat is zo. Ergens in Nieuw-Zeeland ben ik na een lange wandeltocht in de zetel geploft. Voor het eerst in jaren voelde ik me niet moe door de stress, het werk, de drukte of het leven, maar voldaan moe. Moe omdat ik in de buitenlucht iets had gedaan wat ik graag deed. Maar ik besef maar al te goed dat niet iedereen de luxe heeft om zo’n reis te maken. Ik heb er ook veel nagedacht: wil ik nog wel meedraaien in deze maatschappij? Wil ik nog fulltime werken? Of wil ik in een hut in de Ardennen gaan wonen?”

Als jouw burn-out geen cadeau is, wat is het dan wel?

“Een trauma dat zich nog altijd ontwikkelt, en dat ooit misschien tot een litteken zal vervagen. Ik voel me beter, maar ik voel me niet meer de oude.”

Wat is nu je ambitie?

“Mijn enige ambitie is om nooit meer een burn-out te krijgen, om nooit meer zo ziek te zijn als toen. Ik ben niet in die hut in de Ardennen gaan wonen, maar werk nu weer als freelancer. Ik bepaal zelf welke opdrachten ik aanneem. Ik heb net een drukke week achter de rug. Ik had perfect gepland hoe ik mijn deadline zou halen, maar zodra er een kink in de kabel kwam, voelde ik de hoofdpijn weer opkomen. Het blijft oppassen. Ik heb vrijdag en zondag dutjes gedaan, en gisteren lag ik om halfnegen in mijn bed. Zonder die rust zou het weer erg druk worden in mijn hoofd.”

Is een burn-out chronisch?

“Ik had het erover met mijn ma. Toen ze de diagnose van kanker kreeg, voelde ze zich, puur door de stress, op slag weer zoals twintig jaar geleden. Als je mij vier jaar geleden een duw had gegeven, dan had ik een stap opzijgezet. Geef je me nu een duw, dan lig ik tegen de grond. Elke tik komt tien keer harder aan. Alleen voel ik de tikken nu wel beter aankomen. Ik vrees dat ik mijn dutjes altijd nodig zal hebben.”

‘Ik dacht dat ik wist wat burn-out was... tot ik er één kreeg’ van Marijn Sillis verschijnt morgen bij Pelckmans.Beeld Humo

© Humo