Direct naar artikelinhoud
AchtergrondLopende zaken

Waarom haatspraak verbieden een slecht idee is

‘Haat is geen mening’, stelde premier Alexander De Croo (Open Vld) vorige week in de Kamer. Mooie quote, maar wel een beetje orwelliaans.Beeld Photo News

Het lijkt erop dat de regering in de Kamer de tweederdemeerderheid om een grondwettelijk verbod op haatspraak in te voeren, niet zal vinden. Dat is zeer goed en geruststellend nieuws. 

lke keer opnieuw als ik u zie, als ik u beluister, als ik uw lichaamstaal aanschouw: onvervalst fascisme.” Woorden uit 2001, in het Vlaams Parlement uitgesproken door minister-president Patrick Dewael (Open Vld) aan het adres van VB-boegbeeld Filip Dewinter. Het moet een van de krachtigste momenten uit de recente parlementaire geschiedenis geweest zijn. Op het spreekgestoelte stond een regeringsleider die uit zijn wat pragmatisch-liberale harnas brak, in de zaal zat een politicus die zijn ruime populariteit stoelde op brutale vreemdelingenhaat, maar die nu even van zijn à propos leek te zijn. Er leek die dag zowaar iets te gebeuren in het Parlement dat de politiek van nooddecreten en resoluties ontsteeg.  

Wat de woordenwisseling ook relevant maakte, was dat haatspraak (een nogal letterlijk uit het Engels vertaald neologisme) op de juiste manier werd tegengegaan: met tegenspraak. Het is de essentie van een liberale democratie zoals de Belgische politicologe Chantal Mouffe ze omschrijft: een systeem dat van vijanden ‘tegenstrevers’ maakt die elkaar met het woord, en niet met geweld, bestrijden. Pogingen om dat ‘recht’ op meningsverschil grondwettelijk in te snoeren, worden best met veel omzichtigheid benaderd. 

Toch is het precies zo’n inperking die meerderheidspartijen in de Kamer beogen, op voorstel van coalitiepartner Groen. Volgens indiener Kristof Calvo gaat het slechts om een technische kwestie. Vandaag wordt aanzetten tot racistische of xenofobe haat al voor de correctionele rechter gebracht, voor andere haatspraak – tegen homo’s of gelovigen – geldt de hogere drempel van assisen. De meerderheidspartijen willen dat gelijktrekken, en dus de facto de vervolging van hatelijke uitspraken verbreden en vergemakkelijken. 

Klinkt logisch, maar toch is dit voornemen vanwege de regeringspartijen behoorlijk problematisch. “Haat is geen mening”, stelde premier Alexander De Croo (Open Vld) vorige week nog in een Kamerdebat dat qua intensiteit amper moest onderdoen voor het Dewael-tijdperk. Mooie quote, maar ook wel een tikje orwelliaans. Wie er even over nadenkt, zal al snel moeten toegeven dat haat wel degelijk een mening is.  Als de moppersmurf zegt: “Ik háát Gargamel”, dan is dat een mening. Moet ze ook eenvoudiger bestraft kunnen worden? Dat is de kwestie. 

Volgens de meerderheidspartijen jaagt een aangepaste grondwet de gekoesterde vrije meningsuiting niet op een hellend vlak naar almaar minder vrijheid. Natuurlijk wel! Omdat niet limitatief omschreven kan worden wat ‘haat’ precies is (en wat niet) en welke uitingen tegen welke personen strafbaar zouden moeten zijn. En dus hangt het in grote mate af van een willekeurige rechter, een willekeurig maatschappelijk klimaat of een willekeurige meerderheid wie in het vizier van de wet komt. 

Dat is geen denkbeeldig risico, zo blijkt uit een recente veroordeling van leden van de extreemrechtse beweging Voorpost. Een spandoek met ‘Stop de islamisering’ en de verspreiding van stickers met dezelfde boodschap volstond voor de Mechelse rechtbank om racistische of xenofobe haatspraak bewezen te achten. Opmerkelijk: ook toonaangevende politici van Open Vld, CD&V, Vooruit en Groen, van Egbert Lachaert over Joachim Coens tot Kristof Calvo toonden zich – terecht – ‘bezorgd’ over het vonnis en hopen dat het in beroep gewijzigd wordt. 

Aangebrande praatjes

Nochtans is die ‘verbreding’ van de repressie van haatspraak juist het doel van de grondwetswijziging die ze zelf voor ogen hebben. Kunnen de indieners van de wet uitsluiten dat binnenkort ook boze, spandoekdragende boeren (‘Stop de groene hoer’) of vakbondslui (‘Weg met de 1 procent’) zich voor een rechter zullen moeten verantwoorden? Dat uitgerekend ideologisch vrijheidslievende partijen als Groen en Open Vld dat gevaar onvoldoende inschatten, is op zijn minst merkwaardig. 

De politieke praktijk is niet geruststellend. De N-VA verzet zich vanuit de oppositie tegen de aanpassing van de grondwet. Maar hoe principieel is dat verzet? In 2016, na de aanslagen, eisten de Vlaams-nationalisten nog zelf dat “de grenzen aan vrije meningsuiting scherper gesteld moeten kunnen worden”. Daarmee viseerden Peter De Roover & co toen uiteraard moslimfundamentalisten, nu zijn ze terughoudend omdat ze vrezen dat ook aangebrande praatjes van radicaal- en uiterst rechts in beeld komen. Bij Open Vld, Vooruit of Groen is het net andersom: toen op de rem, nu vol op het orgel. 

Natuurlijk: voorop staat dat ‘haatspraak’ ook echt een probleem is. Mensen worden op sociale media en in de publieke ruimte geïntimideerd en hatelijk bejegend. Wel duikt dan de effectiviteitskwestie op. Hoe nuttig is een aangepaste (grond)wet bij de oplossing van dat probleem? Het doel van de wet zou aangepast gedrag – minder haat – moeten zijn. Het is zeer de vraag of dat gaat lukken. België heeft al een kloek wettelijk apparaat in de strijd tegen racisme. Toch lijkt de verspreiding van vreemdelingenhaat amper gemilderd. Wat overblijft is een symbolische wet, met het risico van een contraproductief effect. Zo lijkt er toch een causaal verband te zijn tussen de veroordeling van de VB-vzw’s in de lente van 2004 en de grote stembuszege van het Vlaams Blok/Belang enkele maanden later. Te vrezen valt dat ook nu vooral de perceptie van ongelijke behandeling gevoed wordt, wat radicalisering juist nog in de hand kan wekken. 

Gelukkig behoeft een aanpassing van de grondwet een tweederdemeerderheid. Die is er niet, nu oppositiepartijen N-VA, VB en PVDA medewerking weigeren. De kans dat de door de regering gewenste wijziging er komt, is dan ook stilaan onbestaande. Waaruit nog maar eens blijkt hoe belangrijk het is dat de grondwet een rem op veranderingslust heeft ingebouwd. Die komt wel vaker van pas bij politici die hun lovenswaardige aandrang om de samenleving vorm te geven verwarren met een neiging om te rommelen aan de grondwet.