Direct naar artikelinhoud
AnalyseCoronavaccins

Een halfjaar coronavaccins: de 7 (verbazingwekkende) lessen die we hebben geleerd

Een halfjaar coronavaccins: de 7 (verbazingwekkende) lessen die we hebben geleerd
Beeld Photo News

Een halfjaar geleden is het alweer dat het eerste coronavaccin in Europa werd goedgekeurd. Wat zijn we inmiddels, tientallen miljoenen prikken later, wijzer over hoe ze werken?

1. De vaccins werken belachelijk goed

Volgens de resultaten, na testen op grote groepen vrijwilligers, zouden de vaccins van Pfizer en Moderna door de bank genomen ongeveer 95 procent van de ziektegevallen voorkomen, het vaccin van AstraZeneca 70 procent en dat van Janssen 67 procent. 

In de gewone, dagelijkse praktijk zou dat vast lager worden, verwachtten experts. “Er komen dan ook mensen bij die in de onderzoeken nog niet meededen en bij wie je minder effect verwacht, zoals zieken en heel oude mensen”, zegt de Nederlandse hoogleraar immunologie Marjolein van Egmond (Amsterdam UMC).

Maar de coronavaccins zetten die vuistregel behoorlijk op zijn kop, blijkt uit de eerste grote evaluaties. In Israël voorkwam het vaccin van Pfizer grofweg 95,3 procent van de ziektegevallen, in Groot-Brittannië 91 procent. Moderna doet daar niet voor onder: 90 procent bescherming tegen corona bij een studie onder zorgmedewerkers in de VS.

Het vaccin van AstraZeneca blijkt in het Verenigd Koninkrijk intussen 90 procent van de ziekten te voorkomen – zowaar een hógere bescherming dan verwacht. Ook Janssen lijkt wat beter te beschermen dan in de vooronderzoeken stond: 77 procent bij een grote evaluatie in de VS. Dat is overigens wel met een royale marge, van 30 tot 95 procent.

Sensationele aantallen, vinden experts, die een griepprik die 65 procent van de gevaccineerden beschermt al heel bijzonder vinden. “Mijn indruk is heel positief”, stelt de Nederlandse vaccinoloog Cécile van Els (RIVM, Universiteit Utrecht). “Globaal laten alle studies een hoge bescherming zien tegen ziekte, van 80 procent of meer, maar ook tegen infectie.”

Huub Savelkoul, immunoloog van de Wageningen Universiteit, vindt dat overheid en wetenschap het échte voordeel van de vaccins best wat harder van de daken hadden mogen schreeuwen: “Namelijk, dat ze heel effectief zijn tegen ernstige klachten. Door de nadruk die men in de communicatie legt op besmettingen, worden veel mensen op het verkeerde been gezet: Pfizer is veel beter dan AstraZeneca of Janssen. Maar eigenlijk maakt dat helemaal niet uit.”

Inderdaad worden gevaccineerden die toch nog geïnfecteerd raken, minder ziek. Neem het vaccin van Janssen, dat op papier ‘maar’ twee op de drie coronagevallen voorkomt: intussen voorkomt het ook 85 procent van de ernstige ziekten en nagenoeg alle coronasterfte. En in Schotland bleek één prik AstraZeneca al voor 91 procent te beschermen tegen opname in het ziekenhuis.

2. Eén prik tart de logica

Een andere verrassing, in positieve zin, is hoe goed de vaccins na één prik al beschermen. “Dat is echt heel opvallend, en toch wel bijzonder”, zegt immunoloog Savelkoul. “Voor klassieke vaccins geldt dat je aanvankelijk best een lage bescherming hebt. Maar dit zijn nieuwe, andere vaccins. De primaire immuunrespons is al heel sterk.”

In het Verenigd Koninkrijk waren mensen na hun eerste Pfizer-prik (en een paar weken wachten) 58 procent beschermd. De eerste AstraZeneca-inenting bood 57 procent bescherming, en bij de klinische vooronderzoeken was één prik Moderna 51 procent beschermend.

En dat is nog aan de lage kant: bij een groep van vierduizend Amerikaanse zorgmedewerkers, bleken de vaccins van Pfizer en Moderna na één prik al 80 procent bescherming te bieden. Een vergelijkbare studie in het Verenigd Koninkrijk kwam uit op 72 procent bescherming.

Ruim de helft tot zo’n driekwart ziektegevallen minder na één prik, dat is dus zo ongeveer het beeld. Daarmee is niet gezegd dat men de tweede prik dus kan overslaan. Anders dan bij het 1-prik-vaccin van Janssen, lijkt de bescherming van de eerste prik Moderna, Pfizer en AstraZeneca na een tijdje namelijk wat af te nemen. Ook dat is in de vaccinwereld tamelijk ongewoon: bij klassieke vaccins wordt de bescherming juist gaandeweg sterker.

3. Goed voor ouderen, maar voor de alleroudsten wat minder

Extra aandacht is er in de onderzoeken voor ouderen. Niet alleen omdat ouderen het meest van corona te duchten hebben, maar ook gewoon omdat er over hen al meer cijfers beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld uit Nederland: 75-plussers zijn vanaf drie weken na de tweede prik met Pfizer of Moderna 82 procent beschermd tegen ziekte, en 94 procent tegen ziekenhuisopname en overlijden aan corona.

Die bescherming neemt wat af met de leeftijd. 75- tot en met 79-jarigen zijn 96 procent beschermd, 80- tot en met 84-jarigen 87 procent, en mensen boven de 85 zijn voor 72 procent beschermd. Bij Deense, broze ouderen in het verpleeghuis is die bescherming 64 procent. Nog altijd extreem goed, voor zo’n oude en kwetsbare doelgroep, benadrukken kenners.

Voor ouderen geldt overigens wel dat die bescherming belangrijk lager uitpakt na één prik. Men is dan ‘slechts’ 45 procent beschermd tegen de ziekte, en 72 procent tegen ziekenhuisopname, blijkt uit de Nederlands cijfers.

Zonnig zijn ook de cijfers uit andere landen, en van andere vaccins. Zo stelt AstraZeneca dat zijn vaccin bij 65-plussers meer dan 85 procent effectief is. En in Israël blijkt het vaccin van Pfizer 85-plussers zelfs 94 procent bescherming te bieden.

4. De vaccins houden het uit tegen de varianten – nóg wel

Hoewel het nog te vroeg is voor heel definitieve uitspraken, is het globale beeld dat begint te ontstaan: de vaccins beschermen iets minder goed tegen vooral de bètavariant (uit Zuid-Afrika), de deltavariant (uit India) en de gammavariant (voorheen de ‘P1-variant’, uit Zuid-Amerika). Maar beschermen doen ze wel, en vooral de goede bescherming tegen ziekenhuisopname en overlijden is bemoedigend.

Aanvankelijk was er enige paniek, zeker nadat Zuid-Afrika zijn AstraZeneca-vaccin had weggedaan nadat een kleinschalig onderzoek had gesuggereerd dat het nauwelijks iets uitrichtte tegen de bètavariant. Maar het onderzoek was klein, en inmiddels blijkt uit nieuwere Zuid-Afrikaanse cijfers dat het Janssenvaccin er 64 procent bescherming biedt tegen corona. Bij hamsters blijkt AstraZeneca intussen uitstekend te beschermen tegen de bètavariant.

Het vaccin van Pfizer boekte intussen een grote overwinning in het kleine Qatar: volledig ingeënte inwoners bleken zo’n 75 procent beschermd tegen infectie met de bètavariant, en haast volledig tegen escalatie van de ziekte. Britse wetenschappers keken onderwijl of de vaccins ook beschermen tegen de uit India overgewaaide deltavariant van het virus: het Pfizer-vaccin biedt daartegen 88 procent bescherming, het vaccin van AstraZeneca 81 procent.

Toch is er geen enkele reden om achterover te leunen, vindt immunoloog Savelkoul. Hij wijst op recente berekeningen van Public Health England: één prik AstraZeneca blijkt slechts 33,5 procent te beschermen tegen de Indiase deltavariant. “Ik vind dat we hier heel voorzichtig mee om moeten gaan”, zegt hij. “Mijn zorg is dat we nu zeggen: het gaat goed, we pakken het oude leven weer op. En dat we hetzelfde krijgen als vorig jaar, en in september weer lockdownmaatregelen nodig hebben.”

5. Vaccins beschermen ook tegen overdracht

Wie niet hoest en snottert, geeft ook het virus minder goed door. Toch kan het nog altijd gebeuren dat mensen het virus ongemerkt doorgeven zonder zelf ziek te zijn, doordat het virus zich wel vestigt in de neus- en keelholte, waarna men het uitwasemt via zang, spraak of het onopvallende kuchje tussendoor.

Maar ook hier zijn de eerste tekenen gunstig. In de testfase bleek het Janssenvaccin ongeveer driekwart van de ‘asymptomatische’ infecties tegen te gaan – het was het enige vaccinonderzoek waarbij men de deelnemers tussendoor testte, op zoek naar onopgemerkte infecties. In Israël ontrafelde men intussen dat het vaccin van Pfizer liefst 94 procent van de stille infecties tegengaat.

Dat zou verklaren waarom op plaatsen waar veel mensen zijn gevaccineerd, niet alleen de ziekenhuizen leegstromen maar ook de besmettingen afnemen. 

6. De bijwerkingen: Pfizer winnaar, maar 15 minuten wachten niet voor niets

Bijwerkingencentrum Lareb hield in Nederland tienduizenden telefoontjes bij van mensen met bijwerkingen. De top vijf? Hoofdpijn, niet lekker voelen, spierpijn, vermoeidheid en rillingen. De meeste meldingen, 2 per 100 prikken, kwamen binnen over het Janssenvaccin, gevolgd door AstraZeneca (1,5 per 100 prikken), Moderna (1,1) en Pfizer (0,3).

Dat is uiteraard maar een indicatie, want over ‘spraakmakende’ vaccins mag je ook meer klachten verwachten, maar het sluit redelijk aan bij de internationale vergelijkingen. AstraZeneca en Janssen geven door de bank genomen wat meer naweeën dan de ‘mRNA’-vaccins van Pfizer en Moderna, en het vaccin van Moderna veroorzaakt duidelijk meer bijwerkingen dan dat van Pfizer.

Het kwartiertje wachten na de prik is er niet voor niets. Bij elkaar ontving het Lareb 159 meldingen van mogelijke allergische reacties op het vaccin. In 43 gevallen werd zo’n ‘anafylactische’ reactie ook vastgesteld. Het meest gebeurde dat na een prik met Moderna of AstraZeneca (ongeveer 1 op de 50.000 keer), het minst na een inenting met Janssen (minder dan 1 op de 100.000 keer).

De andere vaccinbijwerking waarover veel te doen is, is die van ongewone hersen- of orgaantrombose, in combinatie met een laag aantal bloedplaatjes. In Nederland werd die 20 keer gemeld, na 2,1 miljoen prikken met AstraZeneca. In drie gevallen was de afloop fataal. Bij het Janssenvaccin is de ernstige bijwerking, na 250 duizend prikken, nog niet één keer gemeld.

7. Prikken combineren kán zin hebben (maar zeker is het nog niet)

In Spanje doen ze het al. Neem als tweede prik – na het uit de gratie gevallen AstraZeneca – het vaccin van Pfizer om de vaccinopbouw te voltooien. Er zijn immers aanwijzingen dat zo’n mixprik de immuunopbouw ook prima kan afronden.

Die aanwijzingen zijn alleen wel dun: niet afkomstig uit omvangrijke, langlopende patiëntenstudies, maar uit kortdurende, snelle experimenten. In Berlijn gaven wetenschappers 61 zorgmedewerkers eerst het AstraZeneca-vaccin, en tien weken later een Pfizerprik: de ingeënten bouwden net zoveel antistoffen op als een controlegroep die tweemaal Pfizer had gekregen. Bovendien had de menggroep een iets betere T-celrespons, het deel van de afweer dat gaat over het opruimen van besmette cellen en de ondersteuning van de opbouw van immuungeheugen.

Dat is een aanwijzing dat twee verschillende vaccins elkaar misschien juist goed aanvullen. Er is alleen wel een ‘maar’. Het Berlijnse experiment – en twee vergelijkbare proeven, in Spanje en in het Duitse Ulm – meten alleen stofjes in het bloed, niet of de ingeënten ook in werkelijkheid beschermd zijn tegen corona.

Ook is onzeker is of de bescherming wel standhoudt – dat is nou net de reden waarom we een tweede prik nodig hebben – en hoeveel tijd er tussen de twee prikken moet zitten. Plus dat er aanwijzingen zijn dat ‘heterologe’ vaccinatie, zoals de husselprik officieel heet, weleens meer bijwerkingen kan opleveren.

De Gezondheidsraad adviseert om die reden dan ook de kat nog even uit de boom te kijken. “Nog niet bekend is of het toedienen van een mRNA-vaccin als tweede dosis voldoende werkzaam en veilig is”, schrijft de Raad in een net verschenen advies.