Direct naar artikelinhoud
AchtergrondJürgen Conings

Waarom Jürgen Conings nu pas gevonden werd: ‘Je hebt altijd een tikkeltje geluk nodig’

Het lichaam van Conings werd aangetroffen in moeilijk begaanbaar gebied.Beeld Mine Dalemans

Met man en macht werd er gezocht naar Jürgen Conings. Een enorm gebied werd uitgekamd. Toch waren het twee toevallige passanten die het lichaam vonden. ‘Hoe professioneel je het ook aanpakt, je hebt altijd een tikkeltje geluk nodig.’

Zodra het lichaam van Jürgen Conings zondag ontdekt werd, regende het online kritiek, insinuaties en verdachtmakingen. Knoeiwerk, was de veelgehoorde conclusie: honderden mensen hadden wekenlang het bos lopen uitkammen, en dan wordt Conings gevonden door enkele toevallige passanten op een dikke 150 meter van het zoekgebied.

Dat lijkt vlakbij, maar 150 meter in het Nationaal Park Hoge Kempen is wél ver, benadrukt Alain Remue van de Cel Vermiste Personen. Het is het equivalent van anderhalve keer de Grote Markt van Brussel, maar dan vol bomen, struiken en hoge grassen. Iemand vinden op zo’n plek, tegen de grond aan, is allesbehalve evident.

“Achteraf, met de kennis van vandaag, is het makkelijk om te zeggen: hadden we het zoekgebied niet 150 meter moeten uitbreiden? Maar wat als hij dan nog eens 300 meter verderop ligt? Dan ben je ook zogezegd vlakbij. Die logica klopt dus niet. Bovendien: in welke richting moet je 150 meter verder zoeken? In alle richtingen? Als je naar voren kijkt, ligt er voor je een halve cirkel met een straal van 150 meter. Dat is een enorm gebied.”

Bovendien speelt de aard van het terrein een cruciale rol. Zoeken op een drukke markt, op een akker, of in een dicht bos: elke plek brengt andere mogelijkheden en obstakels. Remue: “Ik heb al veel opmerkingen gelezen dat we gewoon maar even met een helikopter of een drone moesten overvliegen en dat we Conings meteen gevonden zouden hebben. Euh, zo werkt het niet hoor. Drones kunnen niet door een dicht bladerdek kijken.”

Feit is wel dat de speurders erg dichtbij kwamen. Maar er is dan ook een enorm gebied afgezocht. De zoekactie werd verscheidene keren uitgebreid. “Er zijn hectaren afgezocht. Maar als het zoeken wordt om te zoeken, dan moet je stoppen,” aldus Remue.

De wind speelt een rol

Maar wat dan met die lijkgeur? Het lichaam van Jurgen Conings verkeerde al in duidelijke staat van ontbinding. Toch merkte geen enkele speurder of agent de penetrante lijkgeur op, tot zondag enkele mensen in de buurt gingen fietsen. Hoe kan dat?

De precieze omstandigheden zijn cruciaal, zegt wetsdokter Werner Jacobs (Universiteit Antwerpen). De voorbije week klommen de temperaturen tot boven de dertig graden: dat zal het ontbindingsproces zeker versneld hebben. Maar ook de wind moet meezitten. “Als de wind de andere kant op blaast, ga je de geur nooit ruiken”, zegt Jacobs. In die zin is het niet verbazend dat op dezelfde dag opeens twee mensen de geur opmerkten.

Volgens het parket overleed Conings één tot vier weken geleden. Maar een dood lichaam scheidt niet onmiddellijk een lijkgeur af. “Een lichaam begint een minuut na het overlijden te ontbinden. Maar in een klimaat als het onze zie je de uiterlijke tekenen daarvan pas na twee à drie dagen. Na vijf dagen zie je een typische gemarmerde tekening op de armen. En dan begint ook stilaan de lijkgeur vrij te komen, zegt Jacobs.

“Het is aannemelijk dat zonder de geur van ontbinding, het bijna onmogelijk zou zijn geweest om de gezochte persoon terug te vinden”, klinkt het in een persbericht van het parket. Het lichaam bevond zich immers op een moeilijk bereikbare plek, het zicht werd belemmerd door varens.

“Hoe professioneel je het ook aanpakt, je hebt altijd een tikkeltje geluk nodig”, zegt Remue. “Als die mensen daar niet waren gaan fietsen, hadden we Conings misschien nooit gevonden. De zoekzones waren nu al enorm. Wat wij hier hebben gedaan, dat doen we niet voor een doorsnee verdwijning. Mocht hij in een van de doorzochte gebieden gevonden zijn, dán zou ik pas kwaad geweest zijn.”