Coronapandemie doet inkomsten Europese bioscopen nagenoeg compleet verdampen

Het voorbije jaar boekten de bioscopen in de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk met de verkoop van tickets een omzet van 2,13 miljard euro, tegenover 7,19 miljard euro inkomsten het jaar voordien. Die terugval met 70,4 procent hangt nauw samen met de verplichte sluitingen van vele bioscopen in een groot aantal landen na de uitbraak van de coronacrisis. Dat blijkt uit een studie van de European Audiovisual Observatory van de Raad van Europa.

De onderzoekers wijzen er daarbij op dat de daling in het Verenigd Koninkrijk meer uitgesproken was dan op het Europese vasteland.

Verliezen overal

Uit het rapport blijkt dat in Cyprus de bioscopen met een verlies van 79.5 procent het zwaarst van de hele Europese regio werden getroffen. Ook in Malta en Roemenië – met een terugval van respectievelijk 78,6 procent en 77,4 procent – moest een sterke achteruitgang worden gemeld. In het Verenigd Koninkrijk werd een verlies met 75,5 procent tot 307,1 miljoen pond opgetekend.

In Denemarken bleven de bioscopen met een achteruitgang van 46,5 procent het meest gespaard. Ook Estland en Finland konden de verliezen, met een achteruitgang van respectievelijk 50,8 procent en 54,5 procent, relatief worden beperkt. “Maar over het algemeen werd in de grote Europese gebieden een consistent beeld opgetekend. Spanje boekte een verlies van 73,8 procent, gevolgd door Italië (71,6 procent), Frankrijk (70,1 procent) en Duitsland (69 procent).”

Ook bij de productie-activiteiten werd op de Europese markt in alle regio’s een sterke terugval gemeld. In heel Europa viel het aantal opnames het voorbije jaar met 70,2 procent terug. In het Verenigd Koninkrijk ging de activiteit met 75 procent achteruit, gevolgd door Spanje (74,3 procent), Italië (71 procent), Frankrijk (69,4 procent) en Duitsland (67,9 procent).

Lokale producties

Er was daarentegen wel beter nieuws voor lokale Europese producties. Die lieten vorig jaar immers een aandeel van 39,7 procent optekenen. Dat betekende een nieuw record en een stijging met 26,3 procent tegenover het jaar voordien.

“Dat was grotendeels te danken aan de vertraagde release van grote filmproducties uit de Verenigde Staten”, stippen de onderzoekers aan. “Het aandeel van de Amerikaanse producties in de Europese opnames daalde van 68,2 procent naar 49,4 procent.”

“Het marktaandeel voor Europese films bereikte in verschillende landen nationale records. In Italië was er sprake van een aandeel van 55,6 procent, gevolgd door Denemarken (50,4 procent), Tsjechië (48,3 procent), het Verenigd Koninkrijk (46,5 procent) en Frankrijk (44,9 procent). In Turkije – buiten de Europese Unie – haalden lokale producties zelfs een aandeel van 80 procent.”

“De totale filmproductie in de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk kende vorig jaar een sterke terugval”, voerden de onderzoekers aan. “Na de wereldwijde uitbraak van de coronapandemie, viel in vele landen de productie-activiteiten massaal stil. Pas in de vroege zomer zou een hervatting volgen. Naar schatting zijn er het voorbije jaar in de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk 1.403 bioscoopfilms geproduceerd. Dat was 30 procent minder dan het record van 2.007 producties het jaar voordien.”

“1917”

Het oorlogsdrama “1917” van Sam Mendes kende het voorbije jaar in Europa het grootste succes. In totaal konden voor die film, een Brits-Amerikaanse co-productie, 15,6 miljoen tickets worden verkocht. “De film werd uitgebracht in januari vorig jaar, voordat de effecten van de pandemie zich begonnen te manifesteren”, beklemtonen de onderzoekers.

“Binnen de twintig meest populaire producties zijn trouwens slechts twee titels te vinden die niet tijdens het eerste kwartaal van het jaar hun debuut in de bioscoop maakten. Dat waren “Tenet” van Christopher Nolan (op de tweede plaats met 11,6 miljoen bezoekers) en “After We Collided” van Roger Kumble (als vijftiende met 4,2 miljoen kijkers). (lb)

Meer