Direct naar artikelinhoud
InterviewAlain Remue

‘Het grote aantal suïcides bij jongeren verontrust me’

‘Het grote aantal suïcides bij jongeren verontrust me’
Beeld Geert Van de Velde.

De Antwerpse kamer van inbeschuldigingstelling heeft Steve Bakelmans doorverwezen naar het hof van assisen voor de moord en verkrachting van Julie Van Espen. In mei 2019 was het Alain Remue en zijn team van de Cel Vermiste Personen die het lichaam van de studente vonden in het Albertkanaal. Ondanks dat Remue al heel wat zaken op de teller heeft staan, is deze toch hard binnengekomen bij de onderzoeker. ‘Mijn dochter was even oud en haar hele leven lag nog voor haar. Voor Julie was het plots afgelopen.’

‘Kijk,’ zegt Alain Remue (61), die op zijn smartphone wijst naar een kaartje van het Nationaal Park Hoge Kempen, de plek waar hij samen met het leger en de speciale eenheden wekenlang naar Jürgen Conings zocht. In het bosgebied staan grote cirkels ingekleurd met oranje, blauwe en purperen lijnen.

“Alle mannen die in het bos gingen zoeken, hadden een tracer op zak. We kunnen precies zien op welke plekken ze zijn geweest. De purperen lijnen, dat zijn de militairen tijdens de eerste klopjacht in het gebied rond Conings’ achtergelaten auto. Een paar kilometer verderop, rond de plek waar we zijn rugzak later hebben gevonden, ligt een tweede cirkel. Het traject van de militairen en speurhonden in het bosgebied staat in het oranje, en in het blauw zie je waar de helikopter heeft gevlogen. Conings lag net tussen die twee zoekgebieden in, in een dichtbegroeid stuk bos waar we niet hebben gezocht. Achteraf was dat frustrerend om te zien – de militairen zijn er op een paar honderd meter gepasseerd – maar als hij gevonden was in een zone waar we wél waren geweest, zou ik pas echt gevloekt hebben.”

Hoongelach en kritiek waren jullie deel toen hij door twee toevallige passanten werd gevonden.

“Er is allerlei onzin verteld, en wij vonden dat we dat moesten rechtzetten. We konden bijvoorbeeld niet met een helikopter met infraroodcamera over het gebied vliegen, want die kan niet door dat dichte bladerdak heen kijken. Je hebt ook een portie geluk nodig. Ik ben altijd blij als iemand gevonden wordt, maakt niet uit door wie. Dat is weer een familie die een antwoord krijgt. Want eerlijk gezegd, ik heb van in het begin over Jürgen Conings gedacht: die man heeft hulp nodig. Ik had twee hypothesen: ofwel zat hij in het buitenland, ofwel had hij zichzelf iets aangedaan. Ik baseerde me op het profiel dat we van hem hadden. Als hij een confrontatie met de ordediensten wilde, had hij de eerste twee dagen trouwens kansen genoeg om het gevecht aan te gaan.”

De boobytrap die hij in zijn auto had achtergelaten, was een vrij onschadelijk ontstekingsmechanisme. ‘Als hij iemand had willen doden, had hij een granaat gebruikt,’ zeggen zijn collega’s.

“Dat was snel duidelijk. Maar je kunt geen risico’s nemen. Het was niet de patissier van om de hoek die we zochten. Het was een militair, hij had wapens, hij had bedreigingen geuit. Het laatste wat wij wilden, was dat er tijdens de zoekactie nog doden zouden vallen. We wisten ook niet precies welke wapens hij allemaal meehad. Die dreiging zijn we bij de Cel Vermiste Personen niet gewoon. Voor een opa van 88 met dementie sturen we geen honderden militairen en een beschermingspeleton van de speciale eenheden het bos in. Zelf draag ik normaal nooit een kogelvrij vest tijdens zoekacties, maar dit keer ben ik nooit zonder zo’n gepantserde jas buitengegaan.

“Achteraf, als je alle informatie hebt, is het gemakkelijk om kritiek te hebben. Die heb je niet op het moment dat je zoekt. Maar natuurlijk zullen we lessen trekken uit de zaak Jürgen Conings.”

Welke lessen?

“Het is nog te vroeg, maar uit elke zaak leren we iets. Ooit waren we op zoek naar de directeur van een asielcentrum. Zijn auto werd gevonden aan de rand van een groot bosgebied. Hij was suïcidaal. We kamden het hele bos uit maar vonden hem niet. Dat kan toch niet? Waar was hij naartoe? Toen hebben we de hele zoektocht opnieuw gedaan met speurhonden. Eén van de honden blafte bij een boom: de man hing zes meter hoog aan een tak. We waren allemaal onder hem door gelopen. In de briefings voor de zoektocht naar Jürgen Conings zeiden we er dus altijd bij: ‘Mannen, kijk ook omhoog.’”

Heb je het lichaam van Conings gezien? De advocate van de familie, die niet ongevoelig is voor complottheorieën, zei dat ze aan de lijkzak had gevoeld en dat er alleen maar lucht in zat.

(rolt met de ogen) “Ik heb de foto’s gezien. Die waren overtuigend genoeg.”

‘Corrie van der Valk lag in het eerste anonieme graf dat we openden. Iedereen besefte: dit moeten we systematisch doen.’Beeld BELGAIMAGE

DUIKER IN GEVAAR

Vincent Stuer, de ex-woordvoerder van Open VLD-politicus Karel De Gucht, stak in De Morgen een lofrede af voor de manier waarop je over de zoektocht naar Jürgen Conings communiceerde. Anders dan politieke woordvoerders draai jij nooit om de hete brij heen.

(lachje) “Ik denk niet dat ik geschikt zou zijn voor de politiek. Ik zou te veel ruziemaken. Je moet altijd eerlijk zijn met de mensen. Dat heb ik geleerd bij de verdwijning van Liam Vanden Branden, de peuter van twee die in 1996 aan het Zennegat in Mechelen verdween. Onze verdwijningscel was pas opgericht, ik had nog geen ervaring. We vermoedden dat de jongen in het water was gevallen. Toen heb ik me tegen zijn tante laten ontvallen: ‘Als hij in het water ligt, zal hij wel bovenkomen.’ Ik had beter kunnen zwijgen.”

“Een paar jaar later ging ik naar de ouders van Liam met verouderingsfoto’s van de peuter. Dat is sowieso een emotioneel moment: mensen krijgen een foto te zien van een kind dat ze nooit hebben zien opgroeien. De tante was er ook. Zij keek me boos aan vanachter de keukentafel: ‘Jij hebt gezegd dat Liam zou bovenkomen. Wel, waar is hij nu?’ Dat kwam aan, maar ze had gelijk. Waar had ik het recht vandaan gehaald om dat te zeggen?”

“Vandaag weet ik dat heel wat waterlijken nooit bovenkomen. Onder water kan van alles gebeuren met een lichaam, door vissen en ratten die zich voeden, door scheepsschroeven, sluisdeuren, de natuur die haar werk doet… Dat heb ik toen uitgelegd aan die mensen. De tante van Liam heeft me een belangrijke les geleerd: ‘Vertel altijd waar het op staat.’ Ouders hebben geen boodschap aan flauwekul.”

Toen de jonge student Frederik Vanclooster tijdens de nieuwjaarsnacht van 2020 verdween, dacht je van in het begin: die is in het kanaal gevallen. Zeg je dat ook zo tegen de ouders?

“In dit geval had het geen zin om hun iets wijs te maken. Frederik was een brave kerel, bezig met zijn studie en met de jeugdbeweging. Hij had een goeie relatie met zijn ouders, Lucas Vanclooster en Kristien Bonneure, die ik kende als radiojournalisten. De jongen was verdwenen tijdens een nieuwjaarsfuif. Je ziet het kanaal naast de fuifzaal, dan weet je: hij zit in het water. Ik heb dat ook meteen tegen de ouders gezegd, maar we zijn wel eerst op het land gaan zoeken. Je weet maar nooit: misschien was hij wat verderop onwel geworden.”

Hoe reageren ouders daarop?

“Het moet enorm hard aankomen bij hen, maar meestal zijn ze dankbaar dat ik het hun zo verteld heb. Vaak zeggen mensen me: ‘Als we iemand nooit in onze zetel hadden willen zien zitten, ben jij het wel.’ Ik kan dat begrijpen. Mij wil je niet in je kot. Toch niet professioneel. (lacht) En anders misschien ook niet.”

“Elke winter halen we jongeren uit het water die na een nachtje stappen verdronken zijn. Sinds 2009 zijn het er al 35, allemaal jongens. We hebben er veel in Antwerpen, Brugge en Louvain-la-Neuve: plaatsen waar jongeren fuiven en waar er water is. Meisjes gaan niet plassen in het kanaal, hè. Die gaan binnen, en meestal met een vriendin.”

DUIKER IN GEVAAR
Beeld Geert Van de Velde Humo 2021

Het toppunt van crisiscommunicatie was toen je team in 2016 het lichaam van een twaalfjarig jongetje vond, de kleine Antoine, terwijl jij net een persconferentie over de zoekactie aan het geven was.

“Dat was een onwaarschijnlijke situatie, in Tihange aan de Maas. Antoine Chabeau was met zijn Chirovriendjes verstoppertje aan het spelen op de hellingen van de Maasvallei. Plots overstroomde een nabijgelegen riviertje door een pak smeltwater. De vloedgolf spoelde met zo’n kracht door de straten dat de kinderen werden meegesleurd, overal naartoe. Antoine verdween in de opening van een rioolbuis. Een leidster sprong hem achterna, in een poging hem tegen te houden, maar de stroming was te sterk. Ze werden meegesleurd door de buizen als in een roetsjbaan, full speed. De leidster kon zich ondergronds aan een rioolrooster vastklampen. Ze werd ontdekt door twee mensen van de gemeente die waren opgeroepen vanwege de wateroverlast en hoorden haar roepen.

“De kleine Antoine was weg. Die nacht heeft de brandweer het hele rioolstelsel doorzocht, maar ze vonden hem niet. Het was snel duidelijk dat het jongetje via de afvoerpijpen in de Maas was terechtgekomen.”

“’s Anderendaags begonnen we daar met de zoekacties. Er waren veel journalisten en televisieploegen op afgekomen. Terwijl onze ploeg verder zocht, hielden we die middag een persconferentie: ik zat vooraan, naast de burgemeester, de hoofdcommissaris, de brandweercommandant, een kolonel van het leger… Ik was net aan het uitleggen hoe we het zouden aanpakken toen ik telefoon kreeg van Valéry, één van mijn mensen. Ik moet opnemen, dacht ik, en ik excuseerde me even. Ik hoorde hem zeggen: ‘Alain, we hebben de jongen gevonden.’

“Op dat ogenblik kun je twee dingen doen. Ofwel doe je alsof er niets aan de hand is en zeg je dat je gaat terugbellen, ofwel vertel je het meteen aan alle aanwezigen. Ik dacht aan de ouders: die moesten het weten. En de mensen die naast mij aan tafel zaten ook. In een paar seconden moet je dan beslissen. Die journalisten hadden mijn gezicht van kleur zien veranderen. Toen heb ik open kaart gespeeld. Ik heb de pers gevraagd om ons een kwartier de tijd te geven om de ouders eerst op de hoogte te brengen. Iedereen heeft zich daaraan gehouden, gelukkig.»

Het was vlak in de buurt van de plek waar vijf jaar eerder een van jullie duikers was verongelukt in de Maas, toen jullie op zoek waren naar de verdwenen zusjes Amélia (6) en Alison (12).

“Ik ben niet bijgelovig, maar het moment dat we Antoine vonden was niet alleen op de dag af, maar ook op het uur af vijf jaar na de dood van Olivier Rouxhet. Op 25 januari 2011 rond 13 uur ’s middags hebben we Olivier verloren. Exact vijf jaar later vonden we op hetzelfde uur dat jongetje terug.”

Olivier was een van je beste vrienden.

“Een topkerel en een topduiker, die al twintig jaar voor ons in het water zocht naar vermiste personen.

“Die dag waren we op zoek naar Amélia en Alison in het sluizencomplex van Monsin, een waterdam met zes vakken die je schot per schot kunt afsluiten. Teamleider Olivier had zijn collega’s de eerste vijf vakken laten doorzoeken. In het zesde vak wilde hij zelf duiken. Dat doen we nooit zonder heel wat veiligheidsmaatregelen. Hij hing vast aan een koord en er was een audioverbinding met hem.

“Ik sta boven te kijken met Valéry – de collega die me vijf jaar later zou bellen over de twaalfjarige Antoine. Olivier duikt. Alles gaat goed, we horen hem zeggen dat hij een vierde van het schot heeft doorzocht. Dan de helft. Maar de melding dat hij aan drie vierde zit, blijft uit. Olivier antwoordt niet meer. Ik zie de gezichten van zijn collega’s aan wal vertrekken. We proberen hem terug naar boven te trekken, maar de veiligheidskoord zit vast. Er is geen beweging in te krijgen.

“We beslissen het schot leeg te laten lopen, ook al bestaat het risico dat de lichamen van de meisjes dan wegspoelen. Maar Olivier is in gevaar. ‘Snij het touw door, dan komt hij misschien los.’ Een duiker doet dat, en we staan stroomafwaarts te kijken terwijl het water door de sluisdeur begint te stromen. Ik zie het touw zwabberen in het water, er drijft één geel zwemvlies voorbij. Het duurt twaalf minuten voor het water voldoende gezakt is. Dan zien we hem liggen, met zijn gezicht tegen de achterwand. Zijn zuurstofmasker zit aan de zijkant van zijn hoofd. Ik besef direct: hij is dood.

“Ik hoor nog een duiker telefoneren naar de brandweer van Luik: ‘Plongeur en danger!’ (‘Duiker in gevaar!’, red.) Op dat moment valt mijn geluid weg. Ik zie van alles gebeuren, ik zie mensen tegen elkaar praten, maar ik hoor niks. Ik zie de brandweer en de mug arriveren, ik zie een vrouwelijke spoedarts een zwemvest aantrekken en afdalen in het water. Ze probeert Olivier te reanimeren, tevergeefs. In mijn hoofd is het oorverdovend stil. Het geluid komt pas terug op het moment dat Olivier in de ambulance wordt geschoven en die vertrekt. Plots hoor ik de sirene. En de stemmen van mijn collega’s.

“Het ongeluk van Olivier was een enorme klap. Toen heb ik eraan gedacht om te stoppen met dit werk.

“Vijf jaar later had ik met de collega’s van toen afgesproken om het graf van Olivier te gaan bezoeken. Alleen, daags voor de herdenking verdween de kleine Antoine in Tihange. Olivier moest plaatsmaken voor de zoekactie, die met dezelfde collega’s gebeurde: hetzelfde duikersteam als destijds, dezelfde brandweerlui, dezelfde mensen die de boten met de sonar bedienden om de bodem van de Maas af te zoeken. Valéry was er ook weer bij. En dan, op dag twee van Antoines verdwijning, de verjaardag van Oliviers ongeval, kreeg ik het bericht dat het ventje gevonden was. Opnieuw in de Maas. Dat was zo bizar.

“We zijn die middag dan toch nog met alle collega’s naar het kerkhof gereden waar Olivier ligt. Ik herinner me dat de baas van de duikers een woordje zei. ‘Olivier, jij moet gedacht hebben: die pipo’s gaan de jongen nooit vinden, ik zal ze maar wat helpen.’ (krijgt het zichtbaar moeilijk) Ik ben niet bijgelovig, maar toch: Olivier was bij ons die dag. Daar ben ik van overtuigd.”

Julie Van Espen.Beeld rv

DE DODEN SPREKEN

Bijna 30.000 verdwijningszaken heeft hij intussen achter de kiezen, in 26 jaar tijd. Voor Alain Remue in 1995 aan het hoofd kwam van de pas opgerichte verdwijningscel, had hij er al een eerste leven als straatgendarme op zitten. Hij ging in 1978 bij de rijkswacht, maakte het Heizeldrama mee, de mijnstakingen, de betogingen van de metallo’s. Ten tijde van de CCC lag hij nachtenlang op het dak van het IBM-gebouw in Diegem, waar de centrale verkiezingscomputer stond – een target van de terroristen. En in de periode van de Bende van Nijvel bewaakte hij mee de parkings van Delhaize.

Herinner je je eerste dode nog?

(knikt) “Dat was in 1979, ik liep stage bij de drugssectie van de BOB in Gent. Een drugsdode, van mijn leeftijd. Hij lag in het toilet van een tankstation langs de E17, dubbelgevouwen rond de toiletpot, ze kregen de deur niet open. Die eerste dode heeft een diepe indruk gemaakt. Nadien heb ik er nog héél veel gezien, in alle mogelijke omstandigheden. Mensen die niet lang in het water hebben gelegen, zien er soms uit alsof ze slapen. Maar ik heb ook lichaamsresten gezien die over 300 meter langs de spoorweg verspreid lagen.”

“Van de 30.000 verdwijningen die ik heb onderzocht, had 12 procent een dodelijke afloop. In driekwart van de gevallen gaat het om zelfdoding. Mensen doen de bizarste dingen. Ooit waren we op zoek naar een oudere man die een kaartje voor zijn kinderen had achtergelaten in de hal van zijn vakantiewoning: ‘Ik hang aan de telefoon.’ We haasten ons naar de telefoon, maar daar is niemand. Er staat wel een tweede kaartje: ‘Gefopt, ik hang boven.’ We hebben die man op zolder gevonden met een strop om zijn nek.

“Ik kan je niet alle lichamen beschrijven die we al gevonden hebben, maar ik kan je wel elk dood kind beschrijven. Zeker als ze het slachtoffer werden van een ellendeling. De zaak rond Julie Van Espen, in 2019, is hard binnengekomen bij mij. Ik voelde al van in het begin dat er iets ergs gebeurd moest zijn. Toen we haar uiteindelijk uit het water hadden gehaald, onder de brug, en ik dat kind zag liggen op het asfalt, moest ik denken aan onze dochter Eva. Eva was even oud als Julie, 23 jaar, en net als zij een groot, blond, knap meisje. Haar hele leven lag nog voor haar. Voor Julie was het plots afgelopen. Dan denk je: dit had mijn dochter kunnen zijn.”

Tijdens de coronacrisis werd het voor jullie plots een pak rustiger.

 “Tijdens de eerste lockdown gebeurde er echt niets. We zaten op het bureau en er belde niemand. Onze dolende alzheimerpatiënten zaten achter slot en grendel in de woonzorgcentra. Jongeren konden na een avondje stappen niet in het water sukkelen, want alle cafés waren dicht. Kleine kinderen zaten voortdurend onder het oog van hun ouders.

“Nu beginnen mensen weer te verdwijnen. We zien ook veel zelfdodingen. Een aantal is gelinkt aan corona: ik heb al een paar afscheidsbrieven gelezen van dertigers met een zaak die door de lockdown in financiële problemen zijn geraakt. Wat me verontrust, is het grote aantal suïcides bij jongeren. Ik heb het gevoel dat de weerbaarheid van jonge mensen er niet op vooruitgaat, en je kunt je veel vragen stellen bij het sociale vangnet in dit land.»

Jullie hebben van de lockdownperiode gebruikgemaakt om Operatie Kerkhof op poten te zetten, een nieuwe manier om cold cases op te lossen.

(enthousiast) “Die operatie intrigeert me enorm. Wij zijn samen met Nederland de eersten die systematisch oude graven gaan openen van mensen die nooit geïdentificeerd konden worden. We hebben nu een lijst van 250 onbekenden die op Belgische kerkhoven begraven liggen onder een nummer. Van elk van hen zullen we een DNA-staal nemen, in de hoop dat we hun eindelijk een naam kunnen geven en in één klap een paar cold cases kunnen oplossen. Daar dromen we al lang van, en nu kan het ook, omdat België na lang aandringen eindelijk een DNA-databank voor vermiste personen heeft. Die wordt beheerd door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), waar de DNA-vergelijking gebeurt.”

DE DODEN SPREKEN
Beeld Geert Van de Velde

Waar halen jullie de mosterd?

 “In Nederland is de politie er al een tijdje mee bezig. Bij ons kwam de doorbraak er door de zaak rond Corrie van der Valk, een rijke erfgename uit de gelijknamige hoteldynastie die in Nederland al zeventien jaar in Nederland vermist werd. De vrouw, een moeder van zes kinderen, verdween op 7 januari 2001 nadat ze een kopje koffie had gedronken met haar man, van wie ze aan het scheiden was. De wildste verhalen deden de ronde: Corrie had net met plastische chirurgie haar hele uiterlijk veranderd, ze zag er plots veel jonger uit dan haar echte leeftijd, 58. Was ze ergens anders een nieuw leven begonnen? Ook haar man is een tijdlang verdacht geweest van moord.

“In 2018 openden we voor het eerst een anoniem graf op het kerkhof van Profondeville, in Namen. Daar lag het lichaam van een vrouw die in 2001 langs de spoorweg in de buurt was gevonden, door een trein gegrepen, onherkenbaar verminkt. De politie dacht dat het om een Française ging, want er zat Frans geld in haar zakken. Zo’n onbekende wordt begraven op het kerkhof van de gemeente waar hij of zij is gevonden.

“Het DNA-staal werd ingevoerd in de DNA-databank, waarvan de gegevens worden uitgewisseld met 22 Europese landen. We hadden een hit in Nederland: het was Corrie van der Valk. Eén van mijn collega’s is met de familie naar Profondeville gegaan. Ze waren opgelucht dat het mysterie was opgelost. Plots was duidelijk dat Corrie niet vermoord was of op een tropisch eiland zat met een cocktail, maar zelfmoord had gepleegd. De kinderen hebben hun moeder naar Nederland meegenomen, waar ze een rustige begraafplaats heeft gekregen.

“Het was een toevalstreffer, maar de zaak heeft de deur voor Operatie Kerkhof opengezet. Iedereen besefte: dit is de moeite waard, dit moeten we systematisch gaan doen.»

Graven openen is altijd delicaat. De excentrieke onderzoeksrechter Anne Gruwez maakte in een documentaire grapjes over aperitiefhapjes toen ze een lijk opgroeven in een Brusselse moordzaak. Dat viel niet overal in goede aarde.

“Een graf moet je behoedzaam openen, met het nodige respect. Je moet toestemming krijgen van het parket en de gemeentelijke autoriteiten. Je moet veel weerstand overwinnen. Er zijn extra kosten, je moet een wetsdokter vinden die bereid is om in een graf af te dalen met een zaagje – dat willen ze niet allemaal – en soms zijn er alleen nog wat botresten. De beste plekken om DNA te vinden zijn het gebit, de vingernagels en het bot van het dijbeen. Maar het succes in de zaak rond Corrie heeft alle bezwaren weggenomen. Het was wereldnieuws.”

“We hebben al vijf graven geopend, laatst nog één in Brugge, op het kerkhof van Assebroek: een man die tien jaar geleden in de streek was aangespoeld. Op Brugse kerkhoven liggen nog 32 graven met onbekenden, in veel gevallen aangespoeld uit de zee.

“In de DNA-databank zitten nu 212 profielen van vermiste personen die nooit zijn teruggevonden. Tijdens de lockdown hebben we heel wat DNA verzameld voor oudere verdwijningszaken. Bij Liam Vanden Branden konden we DNA nemen van een teddybeertje dat zijn ouders bewaard hadden. Soms gebruiken we een hoofdkussen of tandenborstel. We hebben vandaag nog zo’n 750 onopgeloste verdwijningen. Het wordt een werk van jaren, maar elke onbekende dode die wij een naam geven, is een familie die niet meer hoeft te zoeken.”

Jullie hebben nog een ander systeem om cold cases op te lossen: geregeld speuren jullie de waterlopen af naar autowrakken. Ook daar zit soms nog een vermiste in.

 “Ook van het nut van die operaties waren de parketten eerst niet overtuigd. Rond 2000 zijn we op het idee gekomen door een Limburgse schipper die met zijn boot werken onder water uitvoerde en daarvoor een sonar gebruikte, die via geluidsgolven de bodem van een waterloop scant. Bij de politie hadden we dat materiaal niet. Hij nam contact met ons op omdat hij heel wat autowrakken tegenkwam: ‘Interesseert jullie dat?’ De eerste jaren hebben we altijd met die privé-ondernemer gewerkt, tot we successen begonnen te boeken.”

“In 2006 en 2007 hebben we de hele Maas tussen de Franse en de Belgische grens schoongemaakt, pakweg 90 kilometer lang. Daar hebben we toen 568 auto’s uitgehaald. Van 560 auto’s lagen we niet wakker: gestolen, gecarjackt, gebruikt om een ander feit te plegen. Maar in de andere acht zaten menselijke resten. Dat waren dus acht families die eindelijk een antwoord kregen. Toen heeft de top van de federale politie middelen vrijgemaakt. Nu scannen we geregeld kanalen en rivieren.

“In februari hebben we nog een auto uit de Damse Vaart getakeld waar we al lang naar zochten. Het was een oude Ford Taunus. Hij lag al zo lang in het water dat er wier en mosselen op groeiden, binnenin lag een berg slijk. We hebben de inhoud van de auto laten zeven en vonden zo skeletdeeltjes. Die bleken van een 38-jarige Brugse postbode te zijn, Ronny Lateste, die meer dan dertig jaar geleden spoorloos verdween. We waren al eens in de Damse Vaart gaan zoeken, maar door de plantenbegroeïng hadden we toen niets gevonden: onze sonar kon er niet doorheen kijken. Maar de technologie wordt almaar beter.

“In West-Vlaanderen hebben we nu alle cold cases met een voertuig opgelost, behalve één: de zaak van Christophe Maertens, een jongen van 26 die in januari 2000 in Izegem verdween. Die zaak ligt me als een steen op de maag. In mei zijn we nog gaan zoeken in het kanaal Roeselare-Leie, zonder resultaat.”

Jürgen Conings.Beeld AFP

Operatie Kerkhof wordt door heel wat ouders van vermiste kinderen met argusogen gevolgd, onder meer door de moeder van Nathalie Geijsbregts, die tien was toen ze in 1991 aan een bushokje in Leefdaal verdween. Na al die jaren blijven ze hopen.

“Als ergens in België een skelet gevonden wordt, bellen ouders mij. Ook al weten ze dat de kans bijna nihil is dat het hun kind is. Het gaat nooit weg uit hun hoofd. Zullen we Liam Vanden Branden vinden? Ik denk het niet, en zijn ouders weten dat. Ik vrees dat hij verdronken is in het Zennegat, en dan vinden we hem nooit.

“Bij Nathalie is het anders. Zij is wellicht het slachtoffer geworden van een dader. Wat er is gebeurd en hoe, dat zullen we wellicht nooit weten, maar haar DNA zit in de databank. Niets sluit uit dat er ooit, tijdens werken, resten van een skelet gevonden worden. En dan is het misschien raak.”

Nathalies moeder heeft onlangs nog een uitnodiging voor de vaccinatie van haar dochter gekregen. Pijnlijk.

“Dat is normaal, omdat Nathalie nog in het bevolkingsregister zit. Sylvie Carlin, een meisje van negentien dat in 1994 verdween in Roucourt, heeft nog lang een belastingaangifte gekregen. Haar moeder, Anita Crul, belde me elk jaar verontwaardigd op: ‘Ik heb er wéér een gekregen.’ Uiteindelijk heb ik dat toch voor haar in orde kunnen brengen.

“Ik had een goed contact met Anita, die in de coronaperiode is gestorven. Ze was 86, haar hart heeft het begeven. Sinds ik haar leerde kennen, 25 jaar geleden, belde ze me elk jaar op 24 december in de late middag op om me een vrolijk kerstfeest te wensen. Dan hingen we een halfuur aan de lijn. Maar vorige kerst heb ik dus geen telefoon meer gehad. Anita is gestorven zonder te weten wat er met haar dochter is gebeurd. We doen ons best om dat voor zo veel mogelijk families te vermijden.”

Wie vragen heeft over zelfdoding kan gratis bellen naar 1813 of chatten via zelfmoord1813.be

© Humo