Na de zondvloed, het leven van een Rode Kruisvrijwilliger: ‘Ik wilde me niet meer machteloos voelen’

DIETER KINOO: 'In drukke weken help ik gemakkelijk en met veel plezier achtendertig uur bij het Rode Kruis.' © WOUTER VAN VAERENBERGH
Stijn Tormans

Meestal staan ze op de achtergrond in een fluogeel pak, maar de voorbije weken speelden ze een hoofdrol in het nieuws: meer dan drieëntwintigduizend Rode Kruisvrijwilligers telt dit land. Een van hen is Dieter Kinoo.

Ook hij is de voorbije weken mensen tegengekomen die naar Pepinster of Dinant wilden trekken.

Hij begreep hen, zegt hij. Op televisie hadden ze beelden gezien die normaal alleen uit Bangladesh of Oost-India komen, maar nu van honderd kilometer verderop. ‘Dan voelen mensen zich heel betrokken. Ze willen íéts doen.’

‘Ga níét’, antwoordde hij hun elke keer. ‘Je loopt daar in de weg van de hulpverlening. En het is ook niet overal veilig.’

Hij raadde hun aan om zich als crisisvrijwilliger aan te melden. En te wachten. ‘De komende maanden zal er werk genoeg zijn.’ Meer dan elfduizend landgenoten deden dat intussen. Daarnaast telt dit land meer dan drieëntwintigduizend vaste Rode Kruisvrijwilligers: allemaal mensen die een cursus eerste hulp gevolgd hebben.

Dieter Kinoo uit Kieldrecht is een van hen. Overdag werkt hij in de Antwerpse haven, als deskundige voor het Voedselagentschap. In zijn vrije uren is hij vrijwilliger bij de grootste humanitaire organisatie van de wereld. ‘Dat was niet echt een kinderdroom’, zegt hij. Het begon allemaal jaren geleden in de manege van Belsele, waar hij lessen paardrijden volgde. ‘Plots viel er een andere leerling van haar paard. Roerloos bleef ze op de grond liggen. Ik liep naar haar toe en voelde me verschrikkelijk machteloos. Zeker omdat ik ergens gehoord had dat de eerste minuten na een ongeval ongelofelijk belangrijk zijn.’

Met zijn collega-paardrijder liep het gelukkig goed af. Toch schreef Dieter zich niet veel later in voor een cursus EHBO bij het Rode Kruis.

Mensen kennen ons vooral van grote rampen, maar we doen ook veel andere dingen.

Een van zijn eerste opdrachten als Rode Kruisvrijwilliger was een boksmatch begeleiden op de Grote Markt in Sint-Niklaas. ‘Het publiek was het niet eens met de uitslag en begon te protesteren. Eerst ging er een bekertje de lucht in. Daarna een stoel, een tafel… Het liep behoorlijk uit de hand, er vielen zelfs gewonden. Normaal letten mensen tijdens evenementen nooit op ons — we vallen niet op, ook al hebben we fluogele pakken aan. Toen zochten ze ons echt op: omdat er gekwetsten waren, maar ook omdat ze zich niet meer veilig voelden.’

De jaren daarna was Dieter nog vaak op post. Vaak op plaatsen waar hij anders nooit kwam: op een jeugdfuif in Sint-Niklaas, in het Daknamstadion in Lokeren, of in een brandend woonzorgcentrum in Mechelen.

Het motiveerde hem om nog meer cursussen te volgen. ‘We zijn dan wel vrijwilligers, maar mensen verwachten professionele hulp van het Rode Kruis. Het fantastische aan deze organisatie is dat je zo veel cursussen kunt volgen als je zelf wilt. Je hebt vrijwilligers die hulpverlener willen zijn, anderen zien meer in een coördinerende functie.’

Sinds 2016 is Dieter voorzitter van het Rode Kruis van Sint-Niklaas. Maar hij blijft een vrijwilliger, een van de honderdveertig die zijn afdeling telt. Allemaal hebben ze hun redenen om uren op te offeren aan het Rode Kruis. ‘Sommigen doen dat omdat ze, zoals ik, iets meegemaakt hebben en zich niet meer hulpeloos willen voelen. Anderen voor de vriendschap.’

Al lijkt niet iedereen welkom. Een paar weken geleden schreef een boze lezer naar Knack dat hij geweigerd werd als hulpverlener bij het Rode Kruis, omdat hij al vierenzestig was. ‘En nu heb ik net tijd, want ik ben met pensioen’, voegde hij eraan toe.

‘Hulpverlener zijn is soms zwaar’, reageert Dieter. ‘Je moet met een brancard lopen, of een tent opzetten. Daarom is er bij het Rode Kruis een leeftijdsgrens. Mensen die ouder zijn kunnen bij ons nog wel andere dingen doen: lesgeven bijvoorbeeld. We weigeren niemand.’

Wereldwijd telt het Rode Kruis twaalf miljoen vrijwilligers. Destijds was zelfs schrijver Ernest Hemingway vrijwilliger bij de organisatie. Hoe wild zijn leven daarna nog werd, altijd sprak hij met trots over zijn tijd bij het Rode Kruis. Dieter herkent die trots. ‘We komen in actie als de normale systemen het niet aankunnen. Elke keer als er iets misloopt, staan er duizenden vrijwilligers van het Rode Kruis klaar — zoals nu weer met de overstromingen in Wallonië.’

‘Mensen kennen ons vooral van grote rampen, maar we doen ook veel andere dingen: huiswerkbegeleiding voor kinderen uit kwetsbare gezinnen, bijvoorbeeld. Onlangs stonden we hier met een standje op de Vredesfeesten. Een klein kind kwam naar een van onze vrijwilligers. “Juffrouw,” zei ze, “dankzij jou kan ik met mijn vriendinnen naar het volgende schooljaar.” Die vrijwilliger straalde en dat vond ik heel mooi. Een van de oude slogans van het Rode Kruis was: “Helpen helpt. In alle richtingen.” Natuurlijk moet je het niet alleen voor jezelf doen. Maar die appreciatie doet wel goed. Dat geldt toch voor iedereen?’

Ook al hebben we een fluogeel pak aan: we vallen pas op als er echt iets gebeurt.

Niet iedereen draagt het Rode Kruis zo’n warm hart toe. Elk jaar in april, als Dieter en zijn collega-vrijwilligers weer op autoramen tikken om stickers te verkopen, horen ze wel een paar zure reacties. ‘De meesten kopen wél enthousiast stickers, hoor. Maar anderen zeggen dan: “Is prinses Astrid nog altijd voorzitter van het Rode Kruis? Vraag haar of ze een sticker koopt, het koningshuis krijgt geld genoeg.” Of – nog zo’n klassieker: “Het komt toch niet bij de juiste mensen terecht.” Ik leg hun dan elke keer uit dat de opbrengst van die stickers binnen Sint-Niklaas blijft. We financieren er onze lokale werking mee, om zo het jaar rond te komen. Maar sommige mensen zijn gewoon niet te overtuigen.’

Ze zullen Dieter niet van zijn stuk brengen. ‘In rustige weken spendeer ik acht uur aan het Rode Kruis, in drukke weken achtendertig uur. Dat is veel, ja. Maar niet iedereen hoeft zo veel te werken: we zijn al blij met mensen die maar een keer om de paar maanden willen helpen.’

Ondanks die drukke dagen, mokt zijn vrouw niet. ‘Ze helpt intussen ook als vrijwilliger bij het Rode Kruis’, lacht Dieter. ‘Een paar jaar geleden zijn we getrouwd in de kerk van Beveren, op de heetste dag van 2015. Toen we de kerk uit kwamen stond er, totaal onverwacht, een heel lange rij Rode Kruisvrijwilligers. Ze deelden aan iedereen flesjes water uit. Fantastisch was dat. Het zegt ook iets over de goede sfeer. Als die er niet zou zijn, zouden vrijwilligers sneller afhaken.’

Daarom was de coronatijd ook zo moeilijk, zegt Dieter. ‘Omdat we niet konden samenkomen. Normaal organiseren we ook werkavonden. Die zijn altijd heel gezellig, maar dat ging nu niet meer. Natuurlijk kan iemand een taak ook alleen thuis doen, maar dat is niet hetzelfde. Je kunt elkaar niet helpen en geen raad geven. En het werk moet wel goed gedaan worden. Aan een vrijwilliger kun je ook niet vragen om een taak opnieuw te doen. Dan zegt die – heel terecht: “Zeg man, ik had net zo goed naar de cinema kunnen gaan.”‘

Buiten begint het intussen opnieuw te regenen. Er rijdt een ambulance voorbij. Dat het nu maar gauw zomer wordt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content