Direct naar artikelinhoud
InterviewKirsten Catthoor

Volgens deze psychiater moet het radicaal anders: ‘Ik denk dat veel nieuwe patiënten zich zullen aanmelden: mensen met een existentieel onbehagen’

Psychiater Kirsten Catthoor: ‘Als je 1 procent van de verspilling in de gezondheidszorg recupereert, kan het budget van de geestelijke gezondheidszorg verdubbeld worden.’Beeld Wouter Van Vooren

In de reeks ‘De Verbeteraars’ inventariseert De Morgen vernieuwende ideeën om de samenleving te doen vooruitgaan. Vandaag: psychiater Kirsten Catthoor over de geestelijke gezondheidszorg. Het roer moet radicaal om, zegt ze, en er zijn bijna 200 extra psychiaters nodig. ‘Iedereen die buiten die witte middenklasse valt, heeft moeite om de juiste hulp te vinden.’

Het rapport van onze geestelijke gezondheidszorg? Iets tussen zes en zeven op tien, volgens Kirsten Catthoor: niet slecht, maar ook niets om mee te staan pronken. Catthoor is wetenschappelijk secretaris bij de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie, en is als psychiater verbonden aan het ZNA Stuivenberg.

Ze rekent voor: “Van de jongeren tot achttien jaar heeft 8 procent een common mental disorder, een algemene psychische stoornis zoals depressies of angsten. Bij volwassenen tot 64 jaar is dat 13 procent. Als je de ernstige stoornissen erbij telt, kom je bij volwassenen uit op 15 procent. Dat zijn veel mensen. Maar het probleem is dat we die mensen niet, of niet snel genoeg, bij de juiste hulp krijgen.”

“De onderbehandeling – mensen die dus hulp nodig hebben maar die niet krijgen – is een enorm probleem. Bij jongeren wordt naar schatting 70 procent van de psychologische klachten niet behandeld. Bij volwassenen 57 procent. Die cijfers vind je in geen enkele andere medische sector.”

Mensen die psychologische hulp nodig hebben, kunnen die niet snel en gemakkelijk krijgen?

“Dat is een probleem. Ik denk dat de witte middenklasse met milde klachten relatief snel geholpen zal worden. Zij kunnen wel ergens terecht in een privépraktijk van een psycholoog of psychiater. We moeten daar eerlijk in zijn: dat is een vorm van cherry picking. Die mensen, dat zijn de aangenaamste en gemakkelijkste patiënten om mee te werken. Maar iedereen die buiten die witte middenklasse valt, heeft moeite om de juiste hulp te vinden.”

Speelt huidskleur zo’n grote rol?

“Jazeker, daar bestaat geen twijfel over. Neem bijvoorbeeld migranten die de taal niet goed spreken: dat is ingewikkeld, want daar moet je al een tolk inschakelen. En je moet ook kennis hebben van de culturele achtergrond en de antropologische kant van de zaak. Soms duurt het vijf of zes sessies voor mensen uit bepaalde gemeenschappen durven te zeggen dat er volgens hen een kwade geest in het spel is.

“Om het een beetje plat te zeggen: migrantenvrouwen hebben allemaal hoofdpijn, buikpijn, en slapen niet. Dat kan gaan om angststoornissen, een psychose, een persoonlijkheidsstoornis, een depressie enzovoort. Het duurt lang voor je zicht hebt op de aard van de problemen. Dat vraagt veel werk, en dat is niet altijd gemakkelijk te organiseren in een privépraktijk. Maar we hebben het hier echt over populaties die duidelijk onderbehandeld zijn.”

Hoe groot is het probleem van de wachttijden voor mensen die mentale hulp nodig hebben?

“Heel groot. Wij geven vaak het voorbeeld van de autismespectrumstoornissen. Als je daar louter diagnostisch onderzoek voor wil laten doen in een gesubsidieerde setting – in privépraktijken raakt de witte middenklasse wel op een paar maanden binnen – moet je een jaar of twee wachten. Dat is natuurlijk heel lang.”

Welke gevolgen heeft het als patiënten niet op tijd de juiste zorg krijgen?

“Het compromitteert de toekomst van de patiënt, maar ook van het gezin. Kinderen raken niet meer op school omdat de mama niet goed is, en lopen achterstand op. En hoe langer het duurt voor je de problemen aanpakt, hoe slechter de prognose. Te lang wachten met behandelen legt dus echt een hypotheek op die mensen, hun omgeving, maar ook op de maatschappij, bijvoorbeeld omdat die mensen niet meer kunnen gaan werken.”

Wat moet er veranderen om die problemen aan te pakken?

“We moeten de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg op zijn kop zetten. De focus ligt te veel op de intensieve en gespecialiseerde hulp van de psychiatrische ziekenhuizen. Dat is historisch gegroeid: in de vorige eeuw waren psychiatrische ziekenhuizen de voornaamste plek voor behandelingen. Mensen bleven daar jaren, zo niet hun hele leven. Die centralisatie in ziekenhuizen is eigenlijk nooit verdwenen.

“Er zou een paradigmashift moeten komen waarbij psychiatrische ziekenhuizen een randfenomeen worden waar enkel de meest ernstige zieken behandeld worden. De rest van de geestelijke gezondheidszorg moet veel meer maatschappelijk georganiseerd worden.”

Hoe doe je dat?

“Zet psychologen bij de huisartsen. Multidisciplinaire praktijken – waar huisartsen samenzitten met psychologen, verpleegkundigen en maatschappelijk assistenten – zijn volgens mij de toekomst. Die mensen kunnen een soort netwerk vormen rond een patiënt en doorverwijzen naar de juiste instanties. Als je weet waar iemand terecht moet komen, zodat die meteen in de juiste wachtrij kan gaan staan: dat zou een gigantisch verschil maken.”

Is het een kwestie van psychologen en psychiaters op de juiste plek te krijgen, of moeten er ook meer zijn?

“Beide. Ook als je ze op de juiste plek zet, zitten we nog steeds met een capaciteitstekort. Hoe groot dat is, is moeilijk te zeggen. Vandaag hebben we in Vlaanderen zo’n 900 praktiserende psychiaters, ik schat dat we er 20 procent meer nodig hebben.”

Wat u voorstelt kost geld. Waar moet dat vandaan komen?

“Uit onderzoek blijkt dat als je 1 procent van de verspilling in de gezondheidszorg recupereert, het budget van de geestelijke gezondheidszorg verdubbeld kan worden. Het gaat dus niet om besparingen, maar om efficiëntiewinsten. Het is aan de overheid om te kijken waar dat geld te halen valt, maar dat moet mogelijk zijn.”

Zegt het iets over het beleid dat 1 procent van de verspilling in de gezondheidszorg zowat het hele budget van de psychologische hulpverlening is?

“Zeker. Er is een te grote focus op enkel de fysieke gezondheid. En ik denk ook dat de beleidsmakers dat beseffen. Afgelopen maart hielden we een Staten-Generaal van de geestelijke gezondheidszorg. Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) zei daar letterlijk dat hij wil onderzoeken of de geestelijke gezondheidszorg gediscrimineerd wordt ten opzichte van de algemene zorg, omdat hij zich naar eigen zeggen kan voorstellen dat die discriminatie er ook echt is.”

Onder voormalig minister Maggie De Block (Open Vld) zijn er stappen gezet in de terugbetaling van de eerstelijnszorg. Heeft dat veel zoden aan de dijk gebracht?

“Ik denk dat een heel goede zaak is geweest. Het heeft de mentaliteit veranderd. Met een probleem van de lage rug ga je naar de kinesist, met een angstprobleem ga je naar de psycholoog, en dat wordt allebei terugbetaald. Dat is heel belangrijk om de drempel naar psychologische hulp te verlagen. Maar het is nog te weinig, onder meer omdat de terugbetaling maar geldt voor bepaalde pathologieën.”

Bij de tandarts krijg ik wel zowat de volledige consultatie terugbetaald, bij de psycholoog slechts een fractie.

“Dat is wat we bedoelen als we zeggen dat onze sector historisch gediscrimineerd wordt.”

Psychiater Joris Vandenberghe van het UZ Gasthuisberg vertelde me ooit: ‘Het is wraakroepend, in om het even welke andere discipline zou het onaanvaardbaar zijn dat een behandeling enkel beschikbaar is voor wie het kan betalen.’

“Dat is zo. Joris heeft daar helemaal gelijk in. In de urologie zorgt robotchirurgie duidelijk voor een hogere kwaliteit. Er is minder bloedverlies, minder complicaties, en dus een betere levenskwaliteit. Dus zegt de overheid: natúúrlijk gaan we dat doen, en daar geld in stoppen.

“In de geestelijke gezondheidszorg is het helemaal anders. We weten bijvoorbeeld dat outreach-teams beter werken dan de klassieke zorg. Dat zijn mensen die een patiënt die anders jarenlang in een instelling zou blijven, thuis begeleiden en hem helpen te functioneren in zijn eigen omgeving.

“Het principe is prachtig. Maar door een tekort aan capaciteit en middelen is het een stap achteruit voor de patiënt. Die teams kunnen maximaal één à twee keer per week een uur naar de patiënt, terwijl hij in het ziekenhuis altijd hulp kan krijgen. En na twee of drie jaar moet de wachtlijst doorschuiven, en houdt de ondersteuning dus op. Eigenlijk is dat dus een platte besparing. Die paradigmashift waar ik het over had, kan er enkel komen als er ook meer middelen zijn.”

Is het zo gek dat er niet zomaar extra geld te vinden is voor nieuwe therapieën?

“Het verschil tussen de disciplines is enorm. In de algemene geneeskunde gaat het bijvoorbeeld over erg dure kankerbehandelingen, die miljoenen kosten. Weet u hoeveel je kunt doen met een miljoen euro in de gezondheidszorg? Met dat geld kunnen we heel veel mensen helpen. Ons werk is niet technisch, de medicatie is niet duur. Het gaat vooral over mankracht.”

Zal de coronacrisis een blijvende impact hebben op ons mentaal welzijn?

“Er is veel zorg uitgesteld, maar voor de ernstig zieken, zoals bipolaire of psychotische patiënten, is er intussen een inhaalbeweging gebeurd. Ik denk dat er vooral veel nieuwe problemen gaan opduiken, en dat veel nieuwe patiënten zich zullen aanmelden: mensen met een existentieel onbehagen. Hoe was mijn leven voor corona? Hoe is mijn leven veranderd? Ben ik daar wel gelukkig om?”

Diepe menselijke worsteling, dus?

“Ja, maar wel met ziektebeelden. Kijk, worstelen is op zich niet zo erg. Iedereen denkt na over zijn leven. Het wordt een probleem wanneer daar klachten bij komen: dat je angstig of suïcidaal wordt, dat je uitvalt op het werk of in je relatie. Dan hebben we het niet meer over worstelingen, maar over een psychische stoornis. Die dingen gaan we volgens mij zien.”

Tijdens de coronacrisis werd duidelijk dat veel mensen die acuut psychologische hulp nodig hadden, die niet snel konden krijgen. Heeft corona ons met de neus op de feiten gedrukt dat er iets moet veranderen?

“Ik hoop het. Ik hoop dat dit zo’n destabiliserende factor is geweest dat er nu een exponentiële groei komt in de aandacht voor en de financiering van de geestelijke gezondheidszorg. Dan kan er toch iets goeds voortkomen uit die crisis. Ik merk wel dat er meer aandacht is van politici. Te weinig nog, maar er is zich toch een verandering aan het voltrekken in het beleid.”