Direct naar artikelinhoud
AnalyseBart Eeckhout

De watersnood en de coronacrisis leren ons dezelfde les

De watersnood en de coronacrisis leren ons dezelfde les
Beeld DM

 Te weinig, te laat, te versnipperd: de gebrekkige respons op de watersnood doet aan de eerste reactie vanwege de overheid op de coronapandemie denken. De analyse dat dat ‘typisch Belgisch’ is, schiet tekort. Bart Eeckhout overschouwt de politieke week.

Geschiedenis kan soms bijten. Toen wijlen koning Boudewijn het overstroomde Ruisbroek na de dijkbreuk van 1976 bezocht, stortten dorpsbewoners hun hart uit bij de vorst. Ze voelden zich in de steek gelaten door de overheid die had nagelaten de dijken te onderhouden. “30 miljard voor de vliegers (pas aangekochte F-16-straaljagers, red.) en 300 miljoen voor de dijken in heel België, hoe is het mogelijk”, sprak een van hen de ontzette koning toe. 

Die historische scène doet denken aan wat Waals minister-president Elio Di Rupo (PS) afgelopen woensdag overkwam toen hij, voor het eerst, het door watersnood getroffen Pepinster bezocht. Ook Di Rupo ontving niet alleen hoofse knikjes. “Tot nu heb ik mijn woede goed onder controle gehouden, maar mijn moeder is weg en niemand gaat ze terugbrengen”, sprak een vrouw de regeringsleider streng toe. Haar parler-vrai illustreert een dieper ongenoegen. Ja, de extreme regenval was een natuurramp. Maar had de overheid niet sneller kunnen handelen? 

De vraag is nu ook voorwerp van een gerechtelijk onderzoek. Veel aandacht gaat naar wat er bij de stuwdam van Eupen gebeurde. Die werd pas laattijdig en noodgedwongen vrij fors geopend, waarna een catastrofale vloedgolf de Vesder-vallei overspoelde. Wat het extra pijnlijk maakt: die stuwdam wordt beheerd door de overheid. Andere dammen, in eigendom van energiebedrijf Engie, werden wel preventief leeggemaakt. 

Maar niet alleen vooraf liep het mis. Ook bij het crisisbeheer is er alweer veel ruimte voor verbetering. Nog altijd moeten getroffen gezinnen op wat privésteun hopen, omdat de georganiseerde hulp hen niet of veel te laat bereikt. “Uit veel dorpen kwam geen hulpvraag, omdat ze compleet verwoest waren”, getuigde de Antwerpse brandweercommandant Bert Brugghemans in De Tijd. “Niemand dacht eraan verkenners uit te sturen.” 

De parallellen tussen de tekortkomingen in het management van de coronacrisis en van de watercrisis springen in het oog. Er is de afwachtende reactie bij aanvang. En er is de moeizame crisis-nazorg door administratieve versnippering, bureaucratische stroperigheid en gebrek aan commandostructuur. Zo kon het gebeuren dat de tragische kwetsbaarheid van woon-zorgcentra in volle covidcrisis pas laat, te laat, in beeld kwam. De machteloze woede van de nabestaanden van wzc-slachtoffers is dezelfde woede als die van de mensen in Pepinster of Verviers. 

Dat de Belgische overheden in beide gevallen schromelijk tekortgeschoten zijn, staat buiten kijf. Dat vijftig jaar obsessieve verkaveling en versnippering het landsbestuur behoorlijk inefficiënt en kwetsbaar hebben gemaakt, is ook helder. Dat het federale KMI mag waarschuwen voor extreme regenval in de lucht maar niet voor mogelijke overstromingen op de grond (want dat is een regionale bevoegdheid) is een zoveelste absurd bewijs daarvan. 

Ook in de buurlanden

Toch lijden analyses die enkel op die ‘Belgische Kwestie’ hameren aan bijziendheid. De oversterfte door Covid-19 lag onaanvaardbaar hoog in ons land, maar buurlanden deden het niet zo gek veel beter of zelfs slechter. En ja, de vloedgolf op de Vesder verdient nader onderzoek, maar vergelijkbare kritiek valt te horen in het gründliche Duitsland, dat nog zoveel zwaarder  door de watersnood werd getroffen. Die problemen kunnen moeilijk aan de Belgische staatshervormingen liggen. 

De kwestie is dus fundamenteler en globaler. De coronacommissie in de Kamer legt het goed uit in haar eindverslag: “Bij de start van de pandemie bestond er een gevoel van onaantastbaarheid binnen de westerse samenlevingen ten aanzien van een gezondheidscrisis. Ervan uitgaande dat onze goede gezondheidszorg en onze hoogontwikkelde ziekenhuizen een pandemie wel de baas zouden kunnen, heeft dit misschien tot een te groot gevoel van zelfvertrouwen binnen onze samenlevingen geleid.” Wat de commissie vaststelt over de reactie op een extreem besmettelijk en gevaarlijk virus, geldt ook voor de reactie op extreem weer. We worden verraden door onze hoogmoed – het idee dat ons hier, in het welvarende Westen, niks kan overkomen.

Maar het idee dat we er wel zullen komen als we als vanouds de draaiboeken volgen, geldt niet meer. Zowel de covidpandemie als de watersnood zijn weleens vergeleken met de ‘zwarte zwanen’, zoals de Libanees-Amerikaanse auteur Nicholas Taleb ze definieerde in zijn sleutelwerk The Black Swan: uitzonderlijke, onvoorspelbare gebeurtenissen die de loop van de geschiedenis veranderen. Maar dat klopt niet. Of liever: het klopt niet meer. Wetenschappers waarschuwen al langer voor virale pandemieën en voor extreem weer. Dat beide fenomenen nu toeslaan, is geen kwestie van noodlot, wel van menselijk gedrag. 

Pandemieplan

Dat virussen vaker van dier op mens overgaan, de zogenaamde zoönose, is een zeer voorspelbaar gevolg van het inperken van de ruimte voor de natuur: mens en dier komen letterlijk meer met elkaar in contact. Klimaatverandering verhoogt dan weer de kans op extreme weerfenomenen. Het is dus aannemelijk dat de nabije toekomst ons nog meer ellende brengt. Het enige verrassende is dat die nu ook in ons deel van de wereld toeslaat. En onze systemen zijn daar niet op voorzien, welvaartsstaat of niet. 

Dat zou overheden moeten nopen tot een bezinning die veel verder gaat dan een staatshervorming of een pandemieplan. We treden een tijdperk binnen waarin grote milieurisico’s geen ‘zwarte zwanen’ maar juist het nieuwe normaal zijn. Aan die vaststelling zit ook een urgente sociale kant: in arbeiderswijken in de laagstad is het moeilijker schuilen voor virussen en overstromingen dan in een villa in de heuvels. 

Aanpassing aan die nieuwe realiteit vergt niet enkel nieuwe draaiboeken. Het vergt ook een overheid die in haar controlekamers de focus van crisis­respons naar een preventieve risico­analyse verschuift, die snel en doortastend handelen mogelijk maakt. Het is een overheid die haar bevolking beschermt door vanuit virtuele wachttorens alarm te slaan als onheil nadert, in plaats van te bekvechten over wie alarm mag slaan als overstromingsgevaar dreigt.