Hoe Nina Derwael Belgische sport- én turngeschiedenis schreef

Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Nina Derwael (21) behaalde zondag olympisch goud in de artistieke gymnastiek. In een wereldsport als turnen is dat voor een atlete uit een klein land als België zéér uitzonderlijk.

Slechts twee Belgen hadden het ooit gerealiseerd: én Europees, én wereld-, én olympisch kampioen worden in dezelfde discipline en hetzelfde nummer (in wisselende volgorde): Fred Deburghgraeve op de 100 meter schoolslag en Nafi Thiam in de zevenkamp. (Ingrid Berghmans deed het ook, maar toen zij in 1988 Seoul olympisch goud veroverde, was judo een demonstratiesport.)

Zondag werd Nina Derwael in Tokio de derde Belg die deze uitzonderlijke trilogie vervolledigde, na twee Europese titels (2017 en 2018) en twee wereldtitels (2018, 2019) op de brug met ongelijke leggers.

Derwael werd zo ook de allereerste Belg (m/v) die olympisch goud won in de artistieke gymnastiek. Zoals ook het officiële twitteraccount van de Olympische Spelen meteen wist te melden.

Het was wel niet de eerste olympische turnmedaille voor ons land op de Spelen. In 1920 had de Belgische mannenploeg al zilver en brons behaald in twee allroundcompetities.

Maar dat is hoegenaamd niet vergelijkbaar met het historische gehalte van Derwaels gouden medaille in Tokio.

Grote vs. veel kleinere vijver

Na Justine Henin, Kim Clijsters, Tia Hellebaut en Nafi Thiam heeft België nu een nieuwe sportkoningin die de wereld ons benijdt.

Goud voor een turnster uit een klein land in de zwaarste van alle vrouwensporten is dan ook zeer uitzonderlijk. De artistieke gymnastiek wordt immers van oudsher gedomineerd door meisjes uit de VS, China, of landen uit het voormalige Oostblok (Rusland, Roemenië, Oekraïne, Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije). Stuk voor stuk grotere landen qua bevolkingsaantal dan België met zijn (nu) 11,6 miljoen inwoners. Stuk voor stuk landen dus met een véél grotere talentenvijver om uit te vissen. En Derwael is dan nog eens een ‘product’ van een puur Vlaamse sportopleiding, uit een nog kleinere talentenpool.

Het laatste vergelijkbare ‘kleine’ land dat ook goud kon veroveren in de artistieke gymnastiek bij de vrouwen (in de allroundfinale of op een toestel) was Nederland, dat met Suzanne Wevers goud pakte op de balk in Rio 2016. Ook voor Nederland was dat echter een eenzame uitzondering.

Voor olympisch goud behaald door een atlete uit een land met mínder inwoners dan België moet je al terugkeren naar 1992, toen de Hongaarse Henrietta Ónodi olympisch kampioene werd op de sprong.

En daarvoor moet je al terug naar de Spelen van 1956 en 1952 toen de Hongaarse Agnes Keliti viermaal goud veroverde op drie toestellen, onder meer op de brug met ongelijke leggers, zoals Nina Derwael. Ook haar landgenote Margit Korondi werd olympisch kampioene op de brug, toen dat voor het eerst op het olympische programma stond, in 1952.

Het grote doel

Sinds die Hongaarse gouden plakken gingen dus alle titels naar turnsters uit grote naties. Hoe Derwael uit het kleine Limburgse Velm dus niet alleen Belgische sportgeschiedenis, maar ook turngeschiedenis schreef.

Iets wat haar coaches Marjorie Heuls en Yves Kieffer van bij het begin van de samenwerking met Derwael hadden benadrukt: “Het is niet omdat België een klein landje is, dat we niets kunnen bereiken.” En daarmee bedoelden ze olympisch goud, zoals Heuls en Kieffer in 2004 al hadden behaald met Émilie Le Pennec (als Française toen ook al een vreemde eend in de bijt).

Zoveel jaar later is dat doel, Nina’s kinderdroom ook, helemaal waargemaakt. Op een historische 1e augustus 2021.

Hoe een klein land ook groot kan zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content