Direct naar artikelinhoud
ReportageNoodweer

‘We willen een tafel en een stoel, niet meer. Sinds vorige week weten we: wie veel heeft, kan veel verliezen’

Kimberdy en zus, Trooz.Beeld Anton Coene

De wolken boos, de rivieren zuur, het water hongerig, veel te hongerig: Wallonië werd overspoeld. Het voorlopige bilan van de overstromingen maakt wee in de buik: minstens 37 mensen dood, 11 vermist, en zoveel anderen van wie de droom niet kon zwemmen. ‘Ik heb de energie niet meer om opnieuw te beginnen. Het liefst van al zou ik naast mijn vrouw gaan liggen, op het kerkhof.’

Vandaag kucht de trein zich tot in Angleur, het kontje van Luik. Wie verder wil, dieper het land in, moet een bus nemen. Er zitten schrammen op het spoornet in Wallonië: op 14 en 15 juli bleef het water maar walsen, tot niets nog stevig en stabiel was. Bij het buitenkomen van het station tikt de perfide werkelijkheid me meteen op de schouder. In een school wordt puin geruimd, zie ik, alles moet weg. Stoelen, verkleurde schriften, een atlas waarin nooit meer met dromerige vingers gespeurd zal worden naar exotische plaatsnamen: wat aangevreten is door water, belandt aan de straatkant. Door de openstaande deur zie ik de slingers aan het plafond. Net nog klonk hier de laatste bel, net nog dumpten de kinderen het schooljaar voor de zomervakantie.

‘Onze straat was een razende stroom. Een vrouw die in het water viel, werd gered door een man op een jetski. Het was net een superheldenfilm’Beeld Anton Coene

De straten van Angleur gillen een pontificaal woord: verwoesting. De inwoners die gebleven zijn, keren hun huizen leeg: op de stoepen en straten maakt iedereen z’n eigen surrealistische tableau, met meubels en spullen die nooit meer van iemand zullen zijn. Ik kijk naar een rij oude naaimachines, het zijn er dertig of veertig, en Abdul Karim Hemen (39) blijft er maar nieuwe neerzetten.

Abdul: “Op mijn 16de begon ik hier in de winkel te werken. Eerst jaren voor le patron, tot ik in 2018 de zaak overnam. We verkopen naaimachines en doen veel herstellingen – dit hier zijn oude bakken waar we onderdelen uit recupereerden. De verzekeringsexpert heeft gevraagd om ze allemaal apart te fotograferen voor ze naar het stort gaan. Meer nog: elk klein onderdeel, elk ondergelopen doosje met moeren en bouten uit ons atelier, moet op de foto. (Schudt het hoofd) Het is een drama. Dit was mijn levenswerk: ik ben helemaal vergroeid met die winkel. Ik troost me met de gedachte dat ik, terwijl het water binnenstroomde, nog behoorlijk wat naaimachines van klanten heb kunnen redden.”

Op de Place de l’Ecole Moderne zie ik een café dat La Drash heet. Nomen est omen, hoor ik weleens fezelen door mensen met een zwak voor wijsheden in oude talen. Een eind verderop tref ik Dinah (52) en Jean-Claude (63), een aardig koppel dat het op een coalitie van Engels (zij) en Frans (hij) houdt.

‘We willen een tafel en een stoel, niet meer. Sinds vorige week weten we: wie veel heeft, kan veel verliezen’
Beeld Anton Coene

Jean-Claude: “Donderdagochtend liep het water van overal ons huis binnen. Om tien uur stond het tot aan m’n knieën, om elf uur tot aan m’n lippen. Létterlijk, hein, het is geen overdrijving.

“Ik vluchtte naar de eerste verdieping, en door het raam zag ik een jonge vrouw die aan de overkant van de straat op een auto zat. Ze viel eraf, de razende stroom in, en kon zich nog net vastklampen aan een boomstam die op een andere wagen lag. Ik liep naar beneden en probeerde tot bij haar te raken, maar dat was onmogelijk. Er was geen doorkomen aan: de straat was een muur van water. ‘Volhouden’, riep ik. ‘Vólhouden!’ Uiteindelijk kwam een man op een jetski haar redden. Het was net een scène uit een superheldenfilm: in volle vaart pakte hij met één stevige zwaai van zijn arm die vrouw mee, hóp.”

Dinah en Jean-Claude, Angleur.Beeld Anton Coene

Dinah: “Ik was donderdag in het hotel in Brussel waar ik werk. Daar heb ik moeten slapen, want het treinverkeer lag helemaal plat. Vrijdag kwam ik thuis, en zag ik hoe onze gelijkvloerse verdieping een klein rampgebied was geworden. Jean-Claude en ik hebben twee dagen verbaasd zitten kijken naar de verwoesting. Daarna zijn we rechtgestaan en eraan begonnen: puin ruimen, poetsen, redden wat er nog te redden valt.”

Jean-Claude: “De solidariteit is wel immens. Broodjes, couscous, hamburgers: alles zijn ze ons hier al komen aanbieden. En die mensen komen van overal, hè, ook uit Vlaanderen. Nu goed, er zijn ook andere types. Ik ben garagist – op het terrein hiernaast pruts ik aan defecte auto’s. Die zijn allemaal verloren, natuurlijk. En gisteren stond er hier al een Albanees die zijn wagen voor herstelling bij mij achtergelaten had: ‘Je betaalt me nu die auto terug.’ (Laconiek) Ja, dat zal niet gaan, hè.”

De watersnood is voor Dinah – ze komt uit Ghana – al de tweede ramp die haar zomer vaal kleurt.

Dinah: “Eigenlijk moest ik nu in Accra zijn, de hoofdstad, voor de begrafenis van mijn moeder. Maar ik heb gedaan gekregen dat de plechtigheid uitgesteld wordt. Haar lichaam ligt nu in een koelcel – op 21 augustus nemen we afscheid.

“Mijn moeder was 82. (Fier) Een bijzondere vrouw, hoor. Een rots! Ze stond elke ochtend om vijf uur op, en dan ging ze 20 kilometer wandelen. Gewoon, om in vorm te blijven. Vijf jaar geleden heb ik haar voor het laatst gezien. Vorig jaar zou ik naar Ghana vliegen, maar toen kwam corona. En nu is ze dus dood. (Stil) Het zijn twee rampen die zich op elkaar stapelen: soms weet ik niet waar ik het eerst droevig om moet zijn.”

Jean-Claude: “Maar: we hebben elkaar.”

Dinah: “Ja, dat is waar: we hebben elkaar. Ons huis is stuk, onze liefde niet.”

Angleur wordt geaaid door de Ourthe, de rivier die vandaag dut onder de zomerzon, maar op 14 en 15 juli een boos dier was. “Je mag het je niet voorstellen als iets dat in stukjes en beetjes kwam”, zegt Louise (70), die met haar man Jacky (78) hun huis aan de waterkant aan het leegruimen is.

Louise: “Het was een gigantische golf. En dat geluid! Het klonk als de zee tijdens hoogtij. Het water stroomde binnen, en nam uiteindelijk de hele benedenverdieping in. Zo’n 1,80 meter hoog stond het – het water leek het plafond te willen likken. Het voelde alsof we in een aquarium zaten, een aquarium waarvan we hoopten dat de wanden niet zouden breken. Die donderdag was het trouwens mijn verjaardag. (Flauw lachje) 70 worden: ik zal het niet snel vergeten.

‘We willen een tafel en een stoel, niet meer. Sinds vorige week weten we: wie veel heeft, kan veel verliezen’
Beeld Anton Coene

“In de eerste dagen na de ramp zagen we niemand. Er vlogen helikopters over, ja, maar de hulpverlening kon ons niet bereiken. Er was geen elektriciteit, we hadden niets te eten, en we hadden ook geen idee van de omvang van de ramp – de batterij van onze gsm was leeg, dus konden we het nieuws niet volgen. Vanuit het raam op de eerste verdieping riepen we af en toe naar onze buren: ‘Ça va? Redden jullie het nog?’

“Zodra het water wegtrok, kwam de hulp. Van vrijwilligers vooral. (Ferm) En dan heb ik het niet over ingenieurs en advocaten, hè. Neen, dat waren arbeiders, gewone mensen die zelf niet veel hebben, maar wel langskwamen om te helpen.”

Terwijl Louise praat, houdt Jacky een voorhistorisch telefoontoestel in het zonlicht.

Jacky: “Minstens vijftig jaar oud. Ik heb er toen 1.000 frank voor betaald. Het was niet kapot te krijgen – tot het water kwam.”

Louise en Jacky, Angleur: ‘Het water trekt nu weg, pas daarna gaan we zien wat voor een land België is: gaan we elkaar helpen?’Beeld Anton Coene

Louise: “Zelf probeerde ik vooral om mijn boeken te redden. Vijfhonderd had ik er – een mooi bibliotheekje, toch? Maar het was al te laat. Ik kon nog net mijn bijbel meegrissen. Kijk: een prachtige uitgave. Een cadeau van Jacky, lang geleden.

“Alleen onze kleren hebben we nog. De rest is weg. Maar weet je, water kan geen herinneringen stelen. Die zitten hier (tikt tegen het hoofd). En daar zitten ze goed. Jacky heeft het er veel moeilijker mee. Hij is heel stil: hij rouwt.”

Louise en Jacky zullen niet in hun huurhuis blijven wonen.

Louise: “Een klein appartementje, dat wordt onze toekomst, denk ik. En ik geloof niet dat we het nog zullen volstouwen met spullen. Eén tafel, twee stoelen, dat zal het zijn. Want sinds vorige week weten we: wie veel heeft, kan veel verliezen.”

TITANIC

Met Anton Coene, de fotograaf, rijd ik van Angleur naar Chaudfontaine, over de langgerekte Rue des Grands-Prés. “Oorlogsgebied”, zeg ik. “Oorlogsgebied zonder oorlog”, zegt hij. De deuren en ramen – open, of gewoon weggetikt door het water – zijn hier de grote, gapende monden van huizen die helemaal leeg zijn. Het oogt zo kwetsbaar, al die gehavende inboedels aan de straatkant, voor elk huis precies één berg van wat was. Je ziet wat je doorgaans niet ziet: hoe mensen hun leven leiden zodra de deur achter hen in het slot valt, de bedden waarin ze slapen, de sofa’s waarop hun kinderen yoghurt morsen, de gezelschapsspelletjes die ze spelen tot de nacht komt balken. Voor elk huis ligt een heel leven, door het water naar buiten gejaagd.

Het is de Vesder die in Chaudfontaine z’n oevers niet meer wilde kennen. In het centrum staat een aantal huizen op instorten. ‘Au revoir’, lees ik op een vensterruit in zwierig schoonschrift, ‘Depuis 1968. Tu vas me manquer. Fabienne’, en ik ken Fabienne niet, ik zal haar nooit ontmoeten, maar ik voel haar verdriet mijn hoofd in lopen, ik zie hoe het eenvoudige complot van een obese regenwolk en een rivier meer dan vijftig jaar van geluk in een warmgestookt huisje wijlen heeft verklaard.

Een handvol kilometers verderop, in Trooz, krult de Vesder zich in een elegante bocht. In de oksel van die bocht is een sociale wijk gebouwd, een kleine cité voor mensen die eerder zelden op de gastenlijst van VOKA-recepties staan. De brug die naar het eiland leidt, is ingestort – er blijft alleen een dunne betonnen richel over waarop het behoedzaam balanceren is. De familie Alrahmani twijfelt tussen lachen en huilen – “Het verschil tussen de twee is verwaarloosbaar geworden: we doen nu al dagen beide” – en toont de gelige streep op de muur van hun huisje, op nauwelijks 50 centimeter van het plafond: tot daar kwam het water.

Oday Alrahmani: “We woonden hier sinds augustus 2020 – net geen jaar. Het voelde als een heerlijke nieuwe start, toen: eindelijk hadden we ons stekje gevonden. We hadden meubels gekocht, spulletjes die het gezellig maakten, alles wat voor onze kinderen van dit huis een thuis zou maken. En nu is alles weg.

De familie Alrahmani, Trooz.Beeld Anton Coene

“Toen het water woensdag binnenliep, besloten we om er voor onze kinderen een spelletje van te maken: iets onverwachts en avontuurlijks waar je om kunt lachen. Terwijl in onze hoofden de paniek hamerde. We wisten niet hoelang het water zou blijven stijgen, hè: zodra we de benedenverdieping opgegeven hadden, was er de angst voor de eerste verdieping. Om twee uur ’s nachts zaten we allemaal boven in de slaapkamer verzameld. Naar beneden konden we niet meer: de voordeur had het begeven onder de druk van het water, alles stond blank. (Glimlachje) We keken uit het raam, en toen heb ik met mijn vrouw die legendarische scène uit Titanic nagespeeld – even waren we Jack en Rose.”

De familie – twee ouders, drie van hun kinderen, hun andere kinderen zijn op dat moment in Antwerpen – belt meermaals het noodnummer, maar zonder gevolg.

Oday: “Dat was ontzettend frustrerend: niemand kon ons helpen. ‘Hebben jullie geen bootje’, vroegen ze. (Boos) Neen, wij hebben geen bootje. Pas op donderdag, rond zes uur ’s avonds, zijn we kunnen ontsnappen. Sindsdien slapen we in Banneux, in de kamers van een woon-zorgcentrum. Mijn dochter heeft nachtmerries, en voor het opstaan vraagt ze mijn vrouw om even met haar hand aan de vloer te voelen, om zeker te zijn dat er geen water staat. (Blaast) De toekomst lijkt ver weg, ja. We moeten alles nieuw kopen, en dit huis kunnen we vergeten. En het is al zo’n calvarietocht geweest: we zijn vluchtelingen uit Irak, en probeerden hier om een nieuw leven op te bouwen. Vijf jaar hebben we gewacht op een woning, en toen we die dan eindelijk hadden, was er niets dan geluk. Tot het water kwam, dus: ons land waren we al kwijt, en nu ook ons huis. Maar goed: we leven nog – Jack en Rose hadden minder geluk.”

Een paar huizen verder legt Kimberdy (‘Mijn ouders wilden iets dat wat specialer klonk dan Kimberley’) haar hoofd op de schouder van haar zus, op zoek naar de knetterende warmte van twee wangen tegen elkaar.

Kimberdy: “Een week geleden ben ik naar hier verhuisd. Een nieuwe start: ik had een fijn huisje gevonden, een plek waar mijn zoontje van 2 en mijn dochter van 4 gelukkig zouden worden. We wonen op de eerste verdieping, maar het merendeel van mijn spullen stond nog beneden, in de garage – die zouden we stap voor stap naar boven verhuizen. (Wijst naar de modderige berg voor het huisje) En die ben ik nu dus kwijt.

Kimberdy en zus, Trooz.Beeld Anton Coene

“Toen het water woensdagnamiddag zo spectaculair begon te stijgen, raakte ik in paniek. Mijn vriend werkt een eindje verderop, en zwom naar hier. Zwóm, ja: stappen was niet meer mogelijk. De nacht van woensdag op donderdag was verschrikkelijk. Die ene vraag maakte me gek: gaat het water nog stijgen? Ik had m’n zoontje in m’n armen. Hij was doodmoe en sliep, maar ik kreeg geen oog dicht. Ik hoorde overal water. (Rilt) Dat geluid, altijd maar dat nare geluid. Het was uitputtend. We hadden ook niets te eten, want mijn koelkast en diepvries stonden nog beneden. Gelukkig was er de buurvrouw, die ons wat brood toestak – zo kon mijn zoontje toch eten.

“De brandweer en het leger waren overbevraagd. We hebben hier 38 uur gewacht – toen werden we gered. Door burgers, ja, mensen die zich ons lot aantrokken.”

“Gelukkig heeft mijn dochter van 4 het allemaal niet moeten meemaken: ze was bij haar tante. Maar ze vraagt me nu voortdurend wanneer ze eindelijk het nieuwe huis kan zien, waarom ze nog niet in haar mooie kamer mag slapen. En mijn zoontje is nog maar 2, maar hij heeft het wel allemaal opgemerkt: ‘Mama, er is zoveel water? En er drijven auto’s voorbij?’ Gelukkig heb ik mijn zus, mijn familie. (Huilt) Donc voilà.

LEVEN GERED

Tussen Trooz en Fraipont maalt een politiecombi trage kilometers. De agente op de passagiersstoel herhaalt elke 100 meter haar boodschap, de luidspreker schalt: ‘Wie kleren nodig heeft, voeding, of noodzakelijke spullen, komt vanavond naar het afhaalpunt’ – en dan noemt ze het adres. Het doet me denken aan het lijzige ‘Lood, oud ijzer, koper, zink, accu’s’-refreintje waarmee opkopers in m’n jeugd door het dorp reden – maar hier moet niets opgekocht worden, hier moeten levens wat zachter gemaakt worden.

Trooz.Beeld Anton Coene

De geur van deze streek hangt nu al in m’n kleren, en ik ken ’m, het is de geur van verdriet: zon op water maakt modder, zon op modder maakt een parfum van verlies. Ellende komt zonder wasverzachter: ze stinkt.

Cindy: “Eerst was er de ontreddering en de angst, nu dat treurige besef: het water heeft alles meegenomen. Eén slok, één hap, en alles was weg.”

Cindy (27) woont in een hellende steeg die uitkomt op de hoofdstraat van Fraipont. Met Kevin (32), haar vriend, deelt ze de verbazing, de verbazing die overal is, iedereen hier begint het gesprek met ‘C’est du jamais vu’, iedereen heeft zich tureluurs gedanst met een wispelturig lief – de regen.

Kevin en Cindy, Fraipont.Beeld Anton Coene

Cindy: “Woensdagnamiddag werd ik samen met mijn drie dochters geëvacueerd.”

Kevin: “Ik woon een straat verder, en daar viel het al bij al wel mee. De stroming had een auto tegen m’n gevel geduwd, ja – maar dat was het wel. Rond acht uur ’s avonds ging ik met Cindy mee, naar haar huis. We wilden kijken hoe erg het was, wat er nog te redden viel.”

Cindy: “Maar toen we over de brug hier vlakbij wilden raken, viel ik, en werd ik gegrepen door het water.”

Kevin: “In een reflex kon ik haar nog vastgrijpen.”

Cindy: “Anders was ik verloren geweest. Zonder overdrijven: Kevin heeft mijn leven gered.”

Ze slapen nu ergens anders, Kevin en Cindy, maar komen elke dag naar hier om het huis leeg te ruimen.

Cindy: “Ik was zo bang voor mijn drie meisjes. En toen ze in veiligheid waren, dacht ik aan de souvenirs – de foto’s, al die kleine dingen die je bijhoudt omdat je af en toe eens wilt kijken naar de weg die je hebt afgelegd, naar het grootse in je kleine leven.”

Kevin: “Meubels koop je opnieuw. Herinneringen niet.”

Cindy aarzelt zich door één van de fotoalbums die voor haar liggen. Het papier is onherroepelijk aangetast, elke bladzijde heeft een waterbuik, maar dan komt Kevin met een zijdezachte suggestie: ze kan de foto’s toch losweken van de bladzijden? Cindy lacht, ze is opgelucht: niet alles is verdronken.

Kevin: “We zijn jong, we hebben werk, we kunnen herbeginnen. Een lening vinden om iets te kopen: dat is nu onze grootste zorg. Maar al die mensen die al kwetsbaar waren, die nu hun huis verloren hebben… Het water trekt nu weg, pas daarna gaan we zien wat voor een land België is: gaan we elkaar helpen?”

STAD ZONDER WINKELS

Pepinster ken ik al lang, zonder er ooit geweest te zijn: de plaatselijke basketbalclub zat altijd in de sportuitslagen die Radio 1 op zondag naar me gooide, tien jaar oud – in mijn herinnering won Pepinster altijd, met stoere cijfers. De omnisporthal – vroeger deden de spelers hier hun dunks, nu hebben ze een nieuwe zaal – is het inzamelpunt voor goederen voor de slachtoffers van de ramp.

David en Hilde komen er met een kleine vrachtwagen vol spullen aangereden: de zoveelste keer dat ze van Kampenhout naar hier komen, telkens volgeladen.

Hilde: “Het is eenvoudig: we hadden de beelden van die absolute ramp gezien, en we wilden iets doen. Wat dingen inzamelen, en die aan de inwoners van Pepinster bezorgen: zo zat het in ons hoofd. Maar toen stond onze actie plots op de Facebook-pagina van Kampenhout, en was de respons immens: in een mum van tijd stond onze garage vol – boemestevol.”

David: “Je weet waar je naartoe gaat, je hebt het in de krant gelezen en op televisie gezien. Maar dan rijd je écht dat gebied binnen, dan zie je die verwoeste dorpen en die weggeschopte levens…”

Hilde: “We hebben een week lang heen en weer gereden. Spullen voor de hoogste nood zijn er intussen genoeg: vanaf nu zullen we ons concentreren op een crowdfunding. Met de opbrengst daarvan zullen we bonnen kopen voor elektro-, meubel- en doe-het-zelfzaken. Op die manier kunnen we mensen helpen in de tweede fase van de ramp – wanneer het water weg is en de heropbouw begint.”

“Het begon met één hoekje vol”, zegt Myriam Dumont (58), in het normale leven de beheerder van de sportieve infrastructuur van Pepinster, nu één van de coördinatoren van het inzamelpunt.

Myriam: “We moesten eerst de hele zaal proper maken, want ze was helemaal overstroomd. Onze clubs waren alles kwijt. De brandweer van Avallon heeft ons daarbij geholpen – onze zustergemeente uit de Franse Bourgogne. En daarna begon het: mensen die van overal kwamen, en wilden helpen. De grote supermarktketens kwamen hier ook alles afleveren. Omdat ze zelf getroffen waren: alle winkels en supermarkten in de regio zijn overstroomd – alleen de Action hield het droog. En dus kwamen ze al hun waren brengen. Sinds het water is dit een stad zonder supermarkten, zonder winkels, zonder apotheken – maar met heel veel solidariteit.

Myriam, Pepinster.Beeld Anton Coene

“Het is een gigantische supermarkt, de hal hier. De getroffen inwoners komen naar hier, vertellen wat ze nodig hebben, en dan doen wij hun boodschappen in de hal. En er zijn ook vrijwilligers en het leger die allerlei goederen in de wijken rondbrengen, naar de mensen die niet mobiel zijn. (Wijst op de gigantische voorraad in de sporthal) Dit ziet er imposant uit, toch? Maar je moet weten: we hebben dit al een keer of tien verzameld. Elke dag gaat alles buiten – en komt er een veelvoud binnen.”

BED EN KNUFFEL

Onderweg naar Pepinster heb ik al de auto’s gezien, de Fords en Peugeots die in de rivier liggen te soezen, kaduuk omgekukeld – nonchalant, het-is-wat-het-is, alsof ze al vrede hebben met de wetenschap dat ze niet meer gebruikt zullen worden. Als er in plompe spuitbusletters ‘OK – VU’ op staat, dan zijn ze al onderzocht. Is de carrosserie blank, dan is de auto nog niet onderzocht, en blijft de uitkomst onzeker: vindt de politie hier straks menselijke resten?

BED EN KNUFFEL
Beeld Anton Coene

In het centrum van Pepinster is het water gaan slapen, maar de ellende wakker. Aan de oever van de Vesder zie ik huizen die geen huizen meer zijn – de achtergevel bestaat niet meer, en ik kijk recht in de organisatie van een huishouden dat tot 13 juli alleen maar bezig was met de Heerlijke Grote Problemen van een familie – gooi de sokken in de mand, schroef het deksel weer op de choco, kus verdorie toch je zus wanneer ze op scoutskamp vertrekt.

Henri: “Ik was niet bang toen ik de weerberichten hoorde. Waarom ook? (Wijst naar de Vesder) Ik woon hier vijftig jaar, en nooit heeft dat water lelijk gedaan.”

Henri Dozot schept grote spadesteken modder uit het huis dat hij lang verhuurd heeft, en waarin hij nu sinds enkele jaren woont.

Henri: “Toen gebeurde het dus, woensdag: in twee uur tijd stond het water 1,50 meter hoog in mijn huis. Ik besefte: ik moet hier wég. Ik probeerde via de deur, maar toen ik die opende, gulpte er een gigantische hoeveelheid water binnen. Ik moest al m’n kracht gebruiken om de deur weer dicht te krijgen. Later is ze trouwens ingebeukt door het water – er was niets tegen te beginnen.

Henri, Pepinster.Beeld Anton Coene

“Een Bull – je weet wel: zo’n gigantische tractor – is me dan komen ophalen. Een imposante machine, maar later is ze wel opgeslokt door het water. Enfin: vanuit het raam op de eerste verdieping werd ik opgeschept, en ik liet me afzetten in een wat hoger gelegen straat iets verderop, want daar stond mijn camionette. Maar die viel niet meer te redden. Daarna ben ik met een andere tractor teruggebracht naar m’n huis – via het raam op de eerste verdieping kon ik weer binnen, want via de deur op het gelijkvloers was geen optie.

”Intussen had ik de oproep van de brandweer gehoord: als je in gevaar was, moest je een wit laken uit het raam hangen. Maar veel zin had dat niet: er waren te veel mensen in nood, de brandweer kon het niet bijhouden. De stroming was zó sterk. ‘We komen jullie redden met bootjes’, zeiden ze bij de brandweer. Maar dat lukte niet: ze kapseisden voortdurend. Je hebt vast het verhaal gehoord van Marie, de vrouw van 89? Carine, één van haar dochters, probeerde haar al zwemmend naar een veilige plaats te brengen. Maar ze botsten tegen iets, Carine moest haar moeder loslaten, en Marie verdronk. (Somber) Ik ken die familie – mooie mensen. In Trooz, 15 kilometer verder, hebben ze het lichaam van Marie gevonden.”

Ik probeer om niet te kijken naar het slordige schilderijtje even verderop, naar de Vesder en de huizen die daar hun achtergevel kwijt zijn. Een kinderkamer wacht in d’r blootje, ze hangt genadeloos scheef boven het water – het bed en de knuffel willen zich pas aan de zwaartekracht overgeven zodra er opheldering is over het kind.

Henri: “Ik zag in dat huizenblok een oude man aan het raam staan. Hij opende het, en het water gútste eruit. Ik weet niet wat er met hem gebeurd is – of hij nog gered kon worden. Maar een beetje verderop zijn huizen volledig weggevaagd. De kracht van dat water, de krácht… Zoals je met een bordenwisser het krijt wegveegt, zo roetsjte het water alles weg – auto’s, huizen, mensen.

“In de Carrefour even verderop is de achtergevel volledig verdwenen. Het plafond hing plots een meter lager. Het hele pand moet voor het einde van juli afgebroken worden – instortingsgevaar. Hetzelfde voor de apotheek naast m’n huis. De achtergevel was plots volledig weg: een auto gleed door de zaak, en belandde op de koer van de buren.”

Twee nachten heeft hij in een hotel in Banneux gelogeerd, Henri, maar nu slaapt hij weer op de bovenverdieping van zijn huis in Pepinster.

Henri: “De papierwinkel die me nu wacht, dat hele, complete opnieuw beginnen… Ik ben 75: ik heb er de energie niet meer voor. (Huilt) Tien jaar geleden is mijn vrouw gestorven. Het liefst wil ik naast haar gaan liggen, op het kerkhof. Náást het water.”

Troost is nooit dik, altijd mager. Maar op de terugweg, weer richting het stuk land dat niet overstroomd is, word ik gerustgesteld door het metalige melodietje van een ijskar in Fraipont. Een bol vanille en een bol citroen beginnen samen wat, een toef slagroom vindt het allemaal prima – dat is troost, dat is geluk, dat is een jasje tegen de regen.

Helpende handen

Doneren gaat best via de gecoördineerde actie van het Rode Kruis op het rekeningnummer BE70-0000-0000-2525.

© Humo