Direct naar artikelinhoud
InterviewJim Huylebroek, fotograaf in Kaboel

‘‘Waarom zouden wij moeten sterven voor een overheid die corrupt is?’, denken de soldaten’

Jim Huylebroeck werkt als fotograaf in Afghanistan voor onder meer The New York Times.Beeld RV

Vanuit de hoofdstad Kaboel ziet de Belgische fotograaf Jim Huylebroek (31) de vluchtelingen uit het noorden van Afghanistan toestromen. Als hij op pad gaat met het Afghaanse leger voor The New York Times, merkt hij hoezeer de soldaten erdoorheen zitten. 

Kun je in Kaboel al iets zien van de gevechten? 

“Nee, maar als journalist is het wel mijn job om daarover te rapporteren. Ik ben de laatste maanden mee op pad geweest met het Afghaanse leger. Ik heb gezien dat het moreel bij de soldaten heel laag is. De vermoeidheid door al het vechten is van hun gezichten af te lezen. Vorige week waren we in Kandahar, mee aan het front. Donderdagavond is die stad overrompeld door de taliban. 

“Van onze bronnen hoorden we dat de taliban weinig tegenstand ondervonden, omdat de regeringssoldaten weinig munitie hebben. Hun wapens en voertuigen zijn in slechte staat. Dan trekken soldaten zich natuurlijk terug, of slaan ze op de vlucht. ‘Waarom zouden wij moeten sterven voor een overheid die corrupt is?’ Dat gevoel heerst bij de militairen.”  

Hoe komt het dat het Afghaanse leger zo slecht uitgerust is? 

“Wie in Afghanistan de wegen in handen heeft, controleert het land. Er is één strategische ring road, die de taliban grotendeels domineren. Daardoor is het voor het overheidsleger heel moeilijk om zich te bevoorraden. In hun opmars nemen de taliban-strijders ook de wapens en munitie van het leger in beslag. Ze verplichten de bevolking om hen eten te geven. Het overheidsleger doet dat niet.”  

Is er steun voor de taliban bij de gewone Afghanen? 

“Ik denk dat de meeste Afghanen al die gevechten beu zijn. Zij willen in vrede leven. Wie er aan de macht is, maakt minder uit. De mensen die ik de voorbije maanden ben tegengekomen, zien er moedeloos uit. Dat is voor mij erg hard. De meesten van mijn vrienden hier zijn Afghanen. Iedereen denkt aan vluchten. Wie de kans heeft gekregen, is al weg. De anderen zoeken een manier om weg te raken.” 

Hoe gaat het met u?

“De laatste maanden ben ik dag en nacht aan het werk geweest. Ik weet niet of ik hier nog lang ga kunnen blijven, maar ik wacht nog even af. Omdat niemand verwachtte dat de taliban zo snel zou oprukken, is er nu overal paniek.”  

Zijn er nog veel journalisten in de hoofdstad?

“Er is zeker nog wel wat volk. De laatste weken is er natuurlijk veel media-aandacht geweest voor Afghanistan en zijn er nog westerse journalisten afgereisd. Ook ngo’s hebben nog mensen ter plaatse.

“Iedereen praat natuurlijk over de opmars van de taliban, maar als je op straat rondkijkt, lijkt het alsof het leven voor veel Afghanen gewoon doorgaat. Vroeger waren er om de twee dagen bomaanslagen. Nu zijn die er niet. Die kalmte geeft een vreemd gevoel, als je weet dat de rest van het land in brand staat.”