Direct naar artikelinhoud
AchtergrondCalifornië

Californië, land van zon, zee, seks en succes. Zeggen ze

Emma Stone en Ryan Gosling in 'La La Land’, en verhaal over dromen in Hollywood-stijl.Beeld AP

In het Californië van de jaren 50, 60 en 70 ontstond de vrolijke mythe van een land waar zon, zee, seks en succes de dienst uitmaakten, met als ultiem symbool de droomfabriek Hollywood. Drie nieuwe boeken plaatsen daar kanttekeningen bij.

Losse biografieën over filmmakers en muzikanten zijn er voldoende, maar het heeft lang geduurd voor de mentaliteitsgeschiedenis van Californië werd vastgelegd. Dat gebeurde al wel in popliedjes van drie minuten, maar voor een kloek boek hadden ze in Californië gewoon geen tijd. 

Californië – en Los Angeles in het bijzonder – is namelijk de ultieme ‘now society’. De dag van vandaag is morgen alweer gisteren. Daarom is alles er upbeat: harde muziek in snelle auto’s, grote gebouwen en korte verhalen – een vergadering met een studiohoofd in Hollywood duurt gemiddeld twaalf minuten. 

In de boekhandels in 3rd Street in Santa Monica of de cultzaak Book Soup aan Sunset Boulevard was lang geen behoorlijk naslagwerk over Los Angeles te vinden. Was geen vraag naar, had niemand zin in, het leven is te kort. 

Maar zie: nu verschijnen er opeens drie tegelijk. De titels reconstrueren nauwgezet hoe de staat zijn vrolijke mythe van zon, zee, seks en succes aan de rest van de planeet wist te verkopen. 

Joel Salvins Hollywood Eden zoomt in op de late jaren 50, vroege jaren 60 en de surf sound (denk aan The Beach Boys en Jan & Deans nummer 1-hit ‘Surf City’), die in Los Angeles werd ontwikkeld.

In Rock Me on the Water: The Year Los Angeles Transformed Movies, Music, Television and Politics legt politiek analist Ronald Brownstein de focus op 1974. Het is het jaar waarin de hippe dertiger en Democraat Jerry Brown zijn conservatieve tegenstander Ronald Reagan versloeg en gouverneur werd, waarin filmmaker Steven Spielberg zijn entree maakte en waarin Joni Mitchell, Frank Zappa, Neil Young, Brian Wilson en The Eagles de Westcoast Sound 2.0 ontwikkelden. 

The Beach Boys in 1962 in Los Angeles.Beeld Getty

Lokroep

Dat brengt ons bij het derde boek: Dream State – California in the Movies van filmjournalist Mick LaSalle. Zijn voornaamste wapen: de persoonlijke herinnering. 

In januari 1977 bracht de meidengroep The Runaways uit L.A. haar tweede album uit: Queens of Noise. De leden waren van LaSalles leeftijd, een jaar of 17, 18. Hun eerste album, eenvoudig getiteld The Runaways, had hij door die mengeling van punk, glamrock, new wave en een rare zonnige twist ook al steengoed gevonden. En dus ging hij door kou en sneeuw om bij zijn lokale platenzaak Your Music Center op Staten Island, New York zijn nieuwe exemplaar te halen. Ze hadden er twee in huis.

The Runaways in 1976, met vanaf links Lita Ford, Cherie Currie, Jackie Fox, Sandy West en Joan Jett.Beeld Getty Images

Eenmaal op zijn jongenskamer hoorde hij de band in het nummer ‘California Paradise’ zingen over “all night parties”, “loud guitars” en “wicked Hollywood”, alsook over de “California summer that never ends”. En hij dacht: wat doe ik op dit godvergeten Staten Island? Waarom ben ik niet aan het feesten met Cherie Currie, Sandy West en Joan Jett van The Runaways? 

Tegen de tijd dat hij het nummer obsessief voor de tiende keer draaide, besloot hij: ‘Ik móét naar Californië!’ 

Na zijn journalistieke opleiding landde hij halverwege de jaren 80 in Californië, waar hij voor de San Francisco Chronicle ging schrijven over film. Zonder het te weten bracht hij precies de juiste onderzoekende blik mee. 

We moeten bedenken dat New Yorkers sowieso de pest hebben aan Californië – niet alleen filmmakers als Martin Scorsese, Woody Allen en Robert De Niro, ook de gewone man in het buurtcafé. New Yorkers, vinden zijzelf, hebben de harde knuisten en het kleine hart. Aan de westkust, daar regeren de marshmallows. Softies, altijd vriendelijk lachen. Maar als het zo uitkomt, steken ze een dolk in je rug. Sta je op een cocktailparty met ze te spreken, dan checken ze over je schouder of er soms een beroemder iemand in de ruimte is.

Dat New Yorkse clichébeeld ging de auteur dan maar in Californië checken. Zijn eerste indruk: zoek niet verder, het fantasieland uit The Wizard of Oz (1939) dat zogenaamd ‘many miles east of nowhere’ ligt, bestaat echt, en het is er net zo genadeloos, gevaarlijk en vreselijk als in de film, met monsters, heksen en die als een meester van de fake ontmaskerde fop-Wizard, en jij als de naïeve Dorothy Gale er middenin: Hollywood. 

Los Angeles in de jaren 50.Beeld Getty Images

Maar ja: een magneet is het evenzeer. Het valt toch moeilijk te ontkennen, bedenkt LaSalle, dat die typische Hollywood-waarden van roem en fortuin zo krachtig zijn dat ook de rest van de wereld begon aan Facebook , selfies en influencers. En nu is, nu ja, iedereen beroemd. 

Hij voegt er een aantal treffende observaties aan toe. Waarom zijn de personages in L.A.-films als Somewhere (2010) of La La Land (2016) toch altijd zo alleen? Dat weet hij wel: Amerika is een land van immigranten, maar voor de meeste families gebeurde die overtocht al generaties terug. 

Zo niet in Hollywood: in hyperversnelde vorm verwerkt dat nog steeds een constante stroom van migranten, gevoed door het idee dat de pot met goud aan het einde van de regenboog wel op de pier van Santa Monica móét staan, het eindpunt van Route 66, die oude weg van oost naar west. 

Onder hen de ingevlogen regisseurs die je in hun eentje in een restaurant ziet zitten, bediend door serveersters die vanuit de provincie naar L.A. zijn gekomen om het als actrice te gaan maken.

Drive (2011).

Eenzame metropool

Los Angeles als de eenzaamste metropool op aarde; 4 miljoen inwoners, met suburbs erbij 18 miljoen. Een stad zonder echt centrum. Iedereen beweegt zich voort per auto. 

Maak een toer door de verschillende conglomeraten en zie de grootst denkbare contrasten: van de onvoorstelbare rijkdom in Beverly Hills via de studentikoze westcoast-sfeer van Venice tot aan de nette armoede in de Spaanstalige barrio’s aan de oostkant van de stad, of in overwegend zwarte wijken zoals South Central Los Angeles. Vind daar als nieuwkomer maar eens je weg. 

Voorkom maar eens dat je na verloop van tijd krijgt toegevoegd: ‘Je kunt het altijd nog in de porno-industrie proberen.’ 

Dat klinkt als de zwartgallige leegte van Less Than Zero (1987), naar de roman van Bret Easton Ellis. Naargeestige film, vindt LaSalle, over cynische rijkeluiszoontjes die wél in L.A. werden geboren en daar hun weg weten te vinden. 

Voor alle overigen rest de desoriënterende geografie van de stad – die voor een film dan weer een mooi thema kan zijn. Denk aan de nachtelijke neo-noir Drive (2011) van Nicolas Winding Refn. Zijn naamloze hoofdpersoon, in het dagelijks leven stuntman, laat zich door criminelen regelmatig inhuren als chauffeur van de vluchtauto, en langzaam zien we zijn leven ontsporen. 

Als filmgek verzamelde de Deense regisseur alle clichés uit de Hollywood-mythologie – mooie auto (Chevy Impala), eenzame rijder (held met een barstje) op de anonieme snelwegen van L.A., kat-en-muisspel met de politie – om die vervolgens sterk uitvergroot in zijn eigen film te stoppen. Gecombineerd met de pulserende technomuziek behoren de eerste tien spookachtige minuten van Drive tot het beste wat L.A. als filmdecor te bieden heeft.

Oké, de filmmakers verlaten ook weleens het grootstedelijk inferno. In de zwarte komedie Sideways (2004) trekken de veertigers Miles en Jack ruziënd door de Santa Ynez Valley, de wijnstreek nabij Santa Barbara. En het coming-of-agedrama Lady Bird (2017) heeft het slaperige Sacramento als locatie. Hoofdpersoon Christine (Saoirse Ronan) weet niet hoe snel ze daar weg moet komen: “Ik wil in een échte stad wonen, met échte cultuur. New York!”

Less Than Zero (1987).

Frisco

Maar als we het over Californië in de film hebben, dan gaat het toch vooral over Los Angeles en San Francisco. Nog geen 600 kilometer uit elkaar, maar een groter verschil is bijna niet denkbaar. San Francisco: 900.000 inwoners, met de regio erbij 4,7 miljoen. Stad van het bankwezen en van IT; na Seattle telt ‘Frisco’ het hoogste percentage hogeropgeleiden. Geen wonder dat Mark Zuckerberg er vanuit Harvard University met zijn Facebook Inc. naartoe kwam, zoals de biopic The Social Network (2010) laat zien.

San Francisco heeft de naam zachter dan L.A. te zijn, meer een gemeenschap, stad van gaypride, hippieachtiger, ooit nog als zodanig bezongen door Scott McKenzie, iets met bloemetjes in je haar. 

Het opmerkelijke is dat filmmakers juist voor het contrapunt kiezen. De in Chicago geboren regisseur Don Siegel had in elk geval geen boodschap aan love & peace. Hij draaide in San Francisco de keiharde policier Dirty Harry (1971), terwijl David Fincher in het vergelijkbare Zodiac (2007) de boel ontregelt door de stad in grijstinten te schilderen – de hele film is het bewolkt, geen zonnig Californië te zien.

De Golden Gate Bridge in San Andreas (2015).

Een echo uit het verleden, vermoedt auteur LaSalle. Ten tijde van de goudkoorts van 1849 gold deze plek als het Sodom en Gomorra van de westkust. De rest van Amerika verbaasde het niets dat de stad op 18 april 1906 om 5 uur ’s ochtends door een allesvernietigende aardbeving werd getroffen. Dé klassieker daarover is San Francisco (1936), de moeder aller rampenfilms. 

Als het om de apocalyps gaat, staat Frisco er trouwens nog steeds goed op. Na 9/11 werd het alleen maar erger; en rampenfilm in New York, dat kon niet meer, veel te traumatisch. Idem voor Washington. Dan maar San Francisco, niet Los Angeles. Heeft allemaal te maken met de Golden Gate Bridge. “Als het om een monumentaal herkenningspunt gaat, heeft Los Angeles geen equivalent – of het zou dat beroemde witte gebouw moeten zijn waarvan niemand weet wat het is (City Hall)”, schrijft LaSalle.

Hij heeft geteld dat de brug na 9/11 liefst elf keer op het grote doek is vernietigd, meest recent in San Andreas (2015). Sindsdien lijkt het wat rustiger, maar dat is bedrieglijk. 

De rest van Amerika vindt het eigenlijk wel leuk, denkt de auteur, als Californië binnenkort weer eens ten ondergaat in de bioscoop. Gewoon omdat de Californiërs hun hand hebben overspeeld. Ze zijn daar te mooi, te zorgeloos, te gelukkig, te progressief. En bovendien zo stom om in een aardbevingsgebied te gaan wonen. 

Frisco

Joel Selvin, Hollywood Eden – Electric Guitars, Fast Cars, and the Myth of the California Paradise, Anansi Press, ca. 20 euro.

Ronald Brownstein, Rock Me On the Water – 1974. The Year Los Angeles Transformed Movies, Music, Television and Politics, HarperCollins, ca. 26 euro.

Mick LaSalle, Dream State – California in the Movies, Heyday, ca. 22 euro.