Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenAngst

‘Ik durfde als kind niet te gaan slapen, bang dat mijn ouders mij alleen zouden achterlaten’

Pedro Elias, Griet op de Beeck en Hans Van Dyck.Beeld Humo

We leven in een klimaat van angst: we zijn bang voor het weer (De stijgende zeespiegel! Bosbranden!), ons voedsel (Aspartaam! Rood vlees!) en elkaar (Virussen! Immigratie!). Maar elke angst is te overwinnen, getuigen slachtoffers en experts. ‘We zijn zo bang om ons eerlijk en bloot te tonen, terwijl we allicht alleen maar closer zouden worden.’

PEDRO ELIAS: ‘Mooier zonder voorhuid’

Pedro Elias is een vat vol tegenstrijdigheden. In tv-programma’s als De Container Cup en De idioten durft hij zich te smijten op een manier die weinigen hem zouden nadoen en tegelijkertijd is hij soms bang, heel bang. In zijn podcast Patiënt Pedro legt hij op innemende wijze zijn hypochondrie of ziektevrees bloot én onderwerpt hij zijn lichaam aan een diepgravend onderzoek. De eerste keer dat ik met hem probeer af te spreken is hij, o ironie, écht ziek. De tweede keer is de patiënt weer beter.

Je hebt er altijd aanleg voor gehad, maar de voorbije jaren had je meer last dan anders van hypochondrie. Hoe vaak zat je bij de dokter?

Elias: “In het begin van de opnames voor de podcast toch zeker twee keer per week. Ik zat er dan bijvoorbeeld voor een kloppende pijn in mijn nek, waar ik één of andere kanker voelde opkomen. Toen ik de dokter wees waar het pijn deed, zei hij: ‘Niet te verwonderen, je zit hier nog maar tien minuten en je hebt er al vijftig keer op geduwd.’ Eigenlijk was dat al een bewijs dat je geest je fysiek ziek kan maken. Een wandelvriend van mij kent iemand die eelt op zijn vingertoppen had gekregen door almaar te checken of hij nog leefde. Ik denk dat die pijn in mijn nek ook daardoor kwam: ik controleerde té vaak of ik nog leefde.”

Je werd elke dag wakker en voelde meteen of je hart nog klopte. Dat is heftig.

Elias: “Ja. Mijn dokter heeft mij naar een specialist gestuurd, deels om mijn ongerustheid weg te nemen, maar ook omdat zelfs een hypochonder iets kan mankeren. Bij die specialist kreeg ik een buis in mijn keelgat geduwd. Alles bleek in orde te zijn, en ik was verlost van mijn knagende angst. Maar zodra ik buiten stond, dacht ik: was die buis wel goed ontsmet? Wat als daar nog ziektekiemen van de vorige patiënt aan hingen?”

Je durfde ook niet meer te gaan joggen.

Elias: “Ik was bang om een hartaderbreuk op te lopen. Twee mensen die ik graag zie, hebben hun papa daaraan verloren. Dat heeft zich toen in mijn hoofd genesteld: joggen doe ik vaak alleen in een bos of een park, ik zou weleens in elkaar kunnen stuiken en dan is er niemand om mij te helpen. Dan kun je beter gaan joggen in de metro van Londen, maar daar stappen ze vast over je lijk op de roltrap. Ik ben niet meer gaan lopen, tot ik voor de podcast bij hartspecialist Pedro Brugada langsging. Hij heeft mijn hart op alle mogelijke manieren nagekeken en heeft me gegarandeerd dat ik niet zou doodvallen als gevolg van een hartaderbreuk. Morgen ga ik twintig kilometer lopen: dat is dan weer het andere uiterste. (lacht)

Pedro Elias.Beeld JOHAN JACOBS

Hoe was het voor je vrouw? Woog het ook op haar?

Elias: “Het is moeilijk om samen te leven met iemand die het kleinste vetbolletje echt in zijn lijf voelt branden en denkt dat hij dan twaalf kankers heeft. Evelien (Broekaert, red.) heeft heel veel berichten gekregen van mensen die met haar meeleefden. De hashtag #JeSuisEvelien was op een bepaald moment wel trending. (lacht) Ik ben eigenlijk met Patiënt Pedro begonnen omdat Evelien mijn hypochondrie beu was.

“Ik ontmoet nog dagelijks mensen die mij zeggen hoe hard die podcast hen heeft beroerd. Ik ben daar trots op. Ik wil de gezondheidszorg niet overbelasten, maar ik heb wel gemerkt dat mensen hun drempelvrees hebben overwonnen en zich hebben laten onderzoeken.”

Vind je de onderzoeken beangstigend?

Elias: “Ik vind ze verschrikkelijk. Voor de eerste aflevering heb ik de prostaatwaarden in mijn bloed laten onderzoeken. Toen zei mijn huisarts al: ‘Het is goed mogelijk dat jij bij die zes op de duizend mannen bent die binnen de vijftien jaar aan prostaatkanker zullen sterven.’ Voor mij is dat een even beangstigende boodschap als de mededeling dat we gaan bungeejumpen. De volgende dag al wist ik of ik ten dode opgeschreven was of niet. En het hield maar niet op, want ik heb álles laten controleren. Ik ben een streber, hè.”

Je vroeg om een check-up van je prostaat en je kwam buiten zonder voorhuid. En de longspecialist vertelde je dat je mogelijk aan slaapapneu lijdt. Werd je niet gek van die verrassende wendingen?

Elias: “(lacht) Zo is mijn leven, dus ik keek er niet echt van op. Die besnijdenis was ook nuttig: ik had last van een vernauwde voorhuid. Ik vind het er nu veel mooier en properder uitzien, dus ik ben een tevreden klant.

“Ik heb dat velletje niet mee naar huis gekregen. Mijn nierstenen wel, die zitten in een potje, en mijn getrokken tanden ook. Mijn voorhuid is misschien in een scampiverwerkend bedrijf terechtgekomen.”

Je bent erg open in je podcast: zo laat je de luisteraars meegenieten van een colonoscopie, een inkijkje in je darmen. Ervaar je die openheid als iets heilzaams?

Elias: “(lacht) Ja. Ik heb geen schaamte. Mensen vinden het mooi dat ik zo open durf te zijn, maar iederéén moddert maar wat aan in zijn leven, hoor. Ik ben niet beschaamd om me zwak op te stellen, want we doen het allemaal in onze broek voor van alles en nog wat.”

Je vader Pedro, die bijna twee jaar geleden gestorven is, zocht elke ochtend in een medische encyclopedie naar de kwaal van de dag. Hij had drie bloeddrukmeters, gaf meer geld uit aan apothekers dan aan eten en had meer dokters dan vrienden, volgens je moeder.

Elias: “(lacht) Da’s waar. Maar die dokters werden op hun beurt wel goede vrienden van hem.

“Mijn vader zat ’s ochtends in zijn onderhemdje zijn bloeddruk te meten. Dan hoorde ik een pompend geluid aan de ontbijttafel. (lacht) Hij had verschillende meters, omdat hij ze niet vertrouwde. En hij had een prachtig exemplaar van Le Larousse médical, met een groene lederen kaft, waar hij vaak in zat te bladeren. Hij was een levenslustige bohemien, maar ook een angstige man. Een rare mix.”

In de aflevering over je hartonderzoek wilde je de hartslagmeter van je vader niet gebruiken, omdat die zijn laatste hartslagen had gemeten. In dat detail zat alles: jullie band, je liefde voor hem, jullie hypochondrie.

Elias: “Ja. Helaas heeft professor Brugada die meter per ongeluk gereset.”

Denk je dat hypochondrie erfelijk is?

Elias: “Ik denk het wel, toch al sinds 1934. (lacht) Maar die is zich pas beginnen te manifesteren toen ik kinderen kreeg. Ik vind mezelf blijkbaar zo belangrijk dat mijn kinderen onmogelijk zonder mij zouden kunnen leven. Dat klinkt best ijdel, maar tegelijk vind ik dat hypochondrie ook een ode aan het leven is. Ik hou zo van het leven!

“Mijn drie kinderen zullen misschien ook hypochonders zijn, maar ik weet niet of dat een goede zaak is. Als je naar de podcast luistert, besef je ook dat ziektevrees eigenlijk tijdverlies is: ik ben elke dag urenlang angstig. En je wordt er ongelukkig van. Er zijn ook geen tussenstations. Ik heb altijd dodelijke kanker, nooit eens een longontsteking. Ik ken geen nuance. Maar ik wil me niet alleen maar profileren als een angstige mens: ik doe ook heel leuke dingen.”

In de laatste aflevering van Patiënt Pedro leg je een verband tussen je angsten en de ziekte van je zoontje Rover, bij wie twee jaar geleden leukemie werd vastgesteld.

Elias: “Het is grof om het over mezelf te hebben als mijn kind leukemie heeft gehad, maar voor mij was zijn ziekte het bewijs dat hypochondrie niet altijd ongegrond is. Het was mijn ‘zie je wel’-moment: het was in mijn eigen gezin gebeurd.”

Angst is ook een beschermingsreflex. In zekere zin is het een daad van liefde tegenover jezelf en Rover.

Elias: “Ja, maar angst mag je niet gijzelen. Ik weet niet of ik zo gezellig ben als we naar de kinderboerderij gaan. Ik zit voortdurend te vragen: ‘Waar is Rover?’ Ik merk daar ook dat andere ouders meer vertrouwen hebben. In mijn hoofd zijn mijn kinderen op zo’n middag minstens vier keer ontvoerd, of opgeslokt door een varken.”

Veel angstige mensen hebben een meer dan levendige verbeelding. Denk je dat angst de keerzijde is van creativiteit of humor?

Elias: “Wellicht bestaat er een vorm van medicatie die mij rustiger zou kunnen maken en mij een aangenamer leven zou bezorgen. Maar improviseren is mijn sterkte. Mijn verbeeldingskracht is de reden waarom ik bijvoorbeeld in De Container Cup mag zitten. Als ik mezelf ga verdoven, zou dat misschien niet meer lukken. Soms ben ik zo moe dat ik echt snak naar een middeltje, maar ik vrees dat ik dan niet meer zo lucide zal zijn. Dan heb ik liever de kwelling, maar ook het genot.”

Wat heb je geleerd van je podcast?

Elias: “Dat de wetenschap veel kan. En dat mijn vrouw mij echt graag ziet.”

Griet Op de Beeck.Beeld Johan Jacobs

GRIET OP DE BEECK: ‘Bang om te voelen’

Griet Op de Beeck brengt begin september Jij mag alles zijn uit, een boek voor jong en oud. Ze heeft op onze afspraak een jonge hond bij zich die meteen de sfeer opleukt, maar we laten ons niet afleiden: we moeten terug naar minder vrolijke tijden.

Was je een angstig kind?

Griet Op de Beeck: “Een zéér bang kind dat zijn angst zeer goed wist te verstoppen, ook voor zichzelf. Mijn herinneringen aan vroeger zijn vrij wazig, maar ik weet wel nog dat ik al op heel jonge leeftijd niet durfde te gaan slapen, omdat ik ervan overtuigd was dat mijn ouders mij alleen zouden achterlaten. Ik deed alles om zo lang mogelijk wakker te blijven.

“Ik denk niet dat de kinderen op de lagere school destijds gezegd zouden hebben dat ik een angstig kind was. Het is wel vaker zo dat diegenen die het moeilijk hebben (Op de Beeck werd als kind misbruikt, red.), er alles aan doen om dat niet te laten merken. Als kind voel je heel scherp aan wat je moet doen om te overleven. Ik heb vermoedelijk geprobeerd op school de controle te heroveren die ik thuis niet had.”

Je hebt eerder getuigd dat je in je jeugd grondeloos eenzaam was. Voelde je je anders dan de anderen?

Op de Beeck: “Ik heb altijd gevoeld dat er dingen niet klopten. Dat ik anders dacht, keek of voelde. Als kind is dat het laatste wat je wilt. De meeste kinderen proberen vooral zo hard mogelijk op alle anderen te lijken, en zeker niet op te vallen. Ik heb dat ook geprobeerd, maar ik voelde dat het nooit echt lukte.”

Was jij het kind aan de zijlijn dat niet meekon of mee wilde met wie door het leven leek te dansen, op zoek naar de gebruiksaanwijzing?

Op de Beeck: “Heb je het nu over vroeger of vandaag? (lacht) Ik heb dat gevoel soms nog. Maar zeker in die tijd zat er een zeer diepe angst in mij dat ik niet goed genoeg zou zijn, net door de donkerte die ik in mijzelf voelde. Ik was bang dat andere mensen daarvoor zouden terugdeinzen, ik voelde immers zelf hoe onaangenaam het was. Ik wilde anderen zeker niet laten kennismaken met dat gevoel. Ik heb er nog als dertiger alles aan gedaan om zowel voor mezelf als tegenover anderen te ontkennen wat er aan de hand was. Ik mocht er vooral niemand mee lastigvallen.”

Je wilde altijd het vrolijke lachebekje blijven?

Op de Beeck: “Ik deed het niet zo bewust, maar ik wilde aan de buitenkant wel zo shiny en happy mogelijk zijn, en er vooral voor anderen zijn. Zo werkt dat overlevingsmechanisme. De samenleving vraagt dat ook van jou. Toen een vriendin van mij een profiel op een datingsite aanmaakte, hebben we eerst opgezocht hoe mannen hun ideale partner beschrijven. Wat voor iemand zoeken ze? Heel vaak staat er dan: ‘Ik wil een vrouw die positief en optimistisch in het leven staat.’ Lees: ik wil vooral geen gedoe. Alle donkerte en kwetsbaarheid moeten altijd maar onder de mat geveegd worden, terwijl we allemáál kwetsbaar zijn. Alleen zal de ene het wat meer durven toe te geven dan de andere. Ik ben ervan overtuigd dat al wie het hardst roept dat hij of zij geen last heeft van angst, er het meest onder lijdt. Net omdat ze nog niet naar zichzelf durven te kijken, want dat is de grootste angst van allemaal: dat je je eigen angsten in de ogen zou moeten kijken. Ik ben ervan overtuigd dat burn-outs en depressies veel vaker voorkomen bij mensen die wegkijken van wat er aan de hand is. Dat ze te veel hooi op hun vork nemen of problemen hebben met hun baas, dat is slechts de buitenkant.”

Je ontwikkelde op een bepaald moment een eetstoornis.

Op de Beeck: “Ja, maar zo’n eetstoornis gaat eigenlijk niet over eten, het gaat over veel meer. In mijn geval was de relatie met mijn lichaam volledig om zeep. In die hele dynamiek van het misbruik wordt jou wijsgemaakt dat jij de dader bent. Je krijgt het gevoel aangepraat dat je het zelf wilt, dat je erom hebt gevraagd en dat je geniet van dat speciale geheimpje. Daarvoor moet de dader eigenlijk gestraft worden, maar nee: je gaat je eigen lichaam straffen, je gaat jezelf zaken misgunnen die iemand anders zichzelf wél gunt.

“Daarnaast zit er ook een vorm van perfectionisme in. Door de lat zo hoog te leggen dat je er nooit overheen kunt, creëer je steeds weer het gevoel dat je een loser bent. Waarna je nog beter je best doet en de lat nog hoger legt. Da’s een spiraal die je de dieperik in trekt tot er niets meer van je zelfbeeld overschiet.”

Kun je de angsten benoemen waar die eetstoornis een reactie op was?

Op de Beeck: “De angst om niet goed genoeg te zijn, zowel in je voorkomen als in wie je ten diepste bent. De angst voor je eigen lijf, en nog het meest: de angst om te voelen. Dat verdoofde gevoel dat het scherpe randje van de dingen wegnam, was voor mij de grootste winst van die eetstoornis. Bovendien houdt zo’n eetstoornis je ongelofelijk bezig, waardoor je geen tijd meer hebt om naar de rest te kijken. Mijn ziekte was een soort beschermingsmechanisme als reactie op al die angsten die ik niet onder ogen wilde zien.”

Je hebt lang gewacht om te gaan schrijven. Was het moeilijk om die stap te zetten?

Op de Beeck: “Het feit dat ik tot mijn 37ste heb gewacht, bewijst hoe diep die angst zat. Het was nochtans echt een kinderdroom van me. Zelfs toen ik succes kreeg, verdween de angst niet. Dat is het perverse: als er dan eindelijk een aantal positieve zaken in je leven gebeuren, staat dat zo haaks op het beeld dat je van jezelf hebt, dat het nieuwe angsten in het leven roept. De angst om gelukkig te zijn, de angst dat je zult verliezen wat je hebt, dat je het succes niet waard bent. Ik begon tegen mezelf te zeggen: mijn boeken verkopen goed, ik zal wel geen échte schrijfster zijn. En zo vind je altijd wel een manier om jezelf terug in die hoek te duwen van degene die het niet kan, die het niet begrijpt en die niet mag meedoen.”

Je bent erg goed in het fileren van de kleine kantjes van de mens. Zijn je voelsprieten bovengemiddeld goed ontwikkeld door je angsten?

Op de Beeck: “Ja, daar ben ik van overtuigd. Als je in een context opgroeit waarin er geen basisveiligheid is, leer je scherp open te staan voor alle mogelijke indrukken. Ik kwam na school altijd thuis met een klein hartje, bang voor wat ik zou aantreffen. Ik merk ook dat ik heel gevoelig ben voor geuren en geluiden, wat typisch is voor mensen die op jonge leeftijd trauma’s hebben meegemaakt. Je wordt superalert voor je omgeving, je leert mensen te lezen, je merkt kleine subtiliteiten op aan blikken, aan de manier waarop iets gezegd wordt… Dat observeren is een manier om te overleven en als schrijver komt dat van pas. Niet dat ik nu plots blij ben met mijn jeugd. (lacht) Angst creëert een hyperalertheid, maar dat maakt het ook moeilijk om tot een zekere mate van ontspanning te komen.”

Een vraag die ook weleens gesteld wordt in je boeken: kun je je lot ombuigen?

Op de Beeck: “Het feit dat ik nu een hond heb, is het bewijs dat het vandaag al beter gesteld is met mijn basisvertrouwen. Vroeger zou ik tijdens het hardlopen bij wijze van spreken over het kanaal gesprongen zijn als er iemand met een hond voorbijkwam. Maar een hond kan mij niet letterlijk de bevestiging geven die ik nodig heb, en ik heb een enorme nood aan letterlijkheid – da’s een vervelend kantje van mij. Alles wat niet letterlijk wordt gezegd, durf ik niet te geloven. Dat is een gevolg van die basisangst, de angst dat mensen me toch niet moeten hebben, dat ik niet goed genoeg ben, dat ik niet de moeite ben… Als angst in je ontwikkeling zit gevlochten, is het verdomme moeilijk om ervan af te raken. Maar ik blijf geloven in de maakbaarheid van de mens.”

Hoe belangrijk is het om open te zijn, om erover te schrijven en te praten?

Op de Beeck: “Volgens mij is dat immens belangrijk. Als we nu eens allemaal aan een tafeltje zouden gaan zitten met een koffie en eens eerlijk zeggen waar we deze week van wakker hebben gelegen of wat ons al jaren bezighoudt, zou dat zoveel oplossen. Ik heb het gehad met doen alsof. Ik wil écht contact, ik wil echte gesprekken die ergens over gaan, ik wil mogen voelen wat iemand anders meemaakt. Toch vinden we het allemaal zo verschrikkelijk moeilijk. Ik ook, hoor. We zijn zo bang om ons eerlijk en bloot te tonen, terwijl we allicht alleen maar closer zouden worden en meer verbinding zouden voelen.

“Ik blijf geloven dat je door de angst te trotseren sterker wordt. Maar er is nog werk aan de winkel, heb ik de laatste maanden tot mijn ongenoegen en zelfs ontreddering moeten vaststellen. Angst is een venijnig beestje. Als je denkt dat je hem bijna in de tang hebt, dan kan hij je toch nog plots op een vieze manier in je nek bijten en niet meer loslaten. Het blijft elke dag wérken.”

Hans Van Dyck.Beeld RV

HANS VAN DYCK: ‘Dettol-maatschappij’

Hans Van Dyck is bioloog en hoogleraar gedragsecologie en natuurbehoud aan de UCL, maar je mag hem ook aanspreken als de vlinderprofessor. We ontmoeten hem in een bistro in de buurt van de Zoo van Antwerpen.

Zelfs zeeslakken kennen angst. Maar hoe werkt die emotie precies?

Van Dyck: “We hebben een aantal aangeboren responsen – zo zal zelfs een baby opschrikken van plots lawaai. Daarnaast leren we onszelf angsten aan – voor spinnen of slangen, bijvoorbeeld. Eigenlijk is het verrassend dat veel mensen in dit deel van de wereld er een panische angst voor ontwikkelen. In een verstedelijkte omgeving zou angst voor bussen en auto’s veel nuttiger zijn.”

Stel dat er een koningscobra ontsnapt uit de zoo en onder ons tafeltje passeert...

Van Dyck: “Als ik apathisch ben, is de kans reëel dat ik word gebeten. Maar je kunt ook het principe ‘Liever blode Jan dan dode Jan’ huldigen en alarm slaan. Je gaat zweten en je hartslag versnelt. Je maakt jezelf klaar om te vechten of te vluchten, of je verstijft. Angst is een toestand waarin een organisme zichzelf brengt om iets ergs te voorkomen.

“Angst voor een cobra is een natuurlijke reactie, maar we kennen allemaal mensen die bang worden van heel gewone dingen: een elastiekje, een grote vaas... Je kunt het zo gek niet bedenken. Als ik een keer ben overvallen door iemand die achter een vaas zat, dan heeft mijn brein een verband gelegd tussen grote vazen en gevaar en is die vaas een alarmbel geworden.”

Toen Charles Darwin in 1835 op de Galapagos-eilanden aankwam, bleken de dieren niet bang voor hem te zijn.

Van Dyck: “Hij was daar erg verbaasd over. De vogels lieten zich heel simpel vangen. Hij legde een verband met het feit dat er op de eilanden geen roofdieren waren. Angst was daar geen functionele emotie. Een vogel die minder angstig is, zou in een omgeving met veel roofdieren snel geëlimineerd worden, maar daar bleken ze te gedijen. Ze raakten sneller aan voedsel dan de angsthazen, en zo verdween de angstemotie na een aantal generaties.

“Sociaal leergedrag speelt ook een rol. We kopiëren gedrag van elkaar, en in het geval van emoties spreken we van sociale besmetting. Als opeens iemand angstig komt aangerend, gaat ons eigen hart versnellen en worden we besmet met die angst. De bioloog Frans de Waal heeft eens experimenten uitgevoerd met prairiewoelmuizen, erg sociale diertjes met een hechte partnerband. Als je hun partner wegneemt en ze de stuipen op het lijf jaagt – door plots een schelle toon te laten horen, bijvoorbeeld – dan verstijft dat muisje van de schrik. Als je de partner terugzet, wordt die meteen ook bang. Bij ons is dat net zo. Als een familielid in paniek komt aanlopen, zul je feller reageren dan wanneer het om iemand gaat die je nog nooit hebt gezien.

“In die experimenten zag je ook hoe troostgedrag werkt. Zodra de muizen herenigd werden, maakten ze fysiek contact, waarna het angsthormoongehalte in hun lijfje afnam. Als je de bang gemaakte muis langer apart hield, bleef die langer gestrest en angstig. Bij de mens zijn die biochemische processen net dezelfde.”

Zijn er in onze samenleving factoren die ons zo erg stresseren of angst aanjagen dat de balans zoek raakt?

Van Dyck: “Er is een verschil tussen acute en chronische angst. Als ik angstig ben omdat er een roofdier in de buurt is en ik me daarom in de struiken ga verstoppen, dan is dat een goed plan. Maar als ik daar nooit meer uit durf te komen, zal ik verhongeren. Op langere termijn moet je de voordelen afwegen tegen de nadelen. In de ecologie heb je het concept van het landscape of fear. Een wolf kan bijvoorbeeld een graasdier doden, waarna de andere op de vlucht slaan. Op termijn zullen die grazers wegblijven uit bepaalde zones in het landschap omdat de wolf er zou kunnen zijn: hun gedrag is veranderd.

“Ook wij, mensen, creëren landscapes of fear. Als we voortdurend angstaanjagende berichten te horen krijgen, zoals over het klimaat, de coronapandemie of terreuraanslagen, houden we daar in zekere mate rekening mee. Zelfs al hebben de meesten onder ons nog nooit oog in oog gestaan met een terrorist. En voor je het weet, leef je in een klimaat van angst.”

Wat ons naadloos bij klimaatangst brengt: therapeuten melden dat ze steeds vaker cliënten behandelen die daaraan lijden. Ons klimaat is een bron van angst geworden.

Van Dyck: “We worden zo al erg beïnvloed door het weer: als het zonnig is, zijn we beter gezind dan wanneer het grauw en grijs weer is. Maar te warm weer maakt ons ook niet gelukkig. Dan is er ook meer agressiviteit, dat is objectief vastgesteld.

“Je ziet tegenwoordig ook klimaatangst bij de grote verzekeraars. Je kunt je verzekeren tegen stormen en overstromingen, en die komen nu en dan weleens voor in onze contreien: de ene keer in België, de andere keer in Frankrijk. Maar als het overal tegelijkertijd gaat stormen en overstromen, komt het model van risicospreiding van de verzekeraars onder druk te staan. Daar maken ze zich echt zorgen over. Je hebt wel een rampenfonds voor acute problemen, maar als je elk seizoen droogte of overstromingen krijgt, vallen alle oude zekerheden weg.”

Bent u zelf bang aangelegd?

Van Dyck: “Nee, eigenlijk niet. Om een voorbeeld te geven: ik heb een potentieel levensbedreigende voedselallergie, het alfa-galsyndroom. Als ik zoogdierenvlees eet of eten dat bereid is met afgeleide producten, kan ik een sterke allergische reactie vertonen die mij het leven kan kosten. Ik heb dan ook altijd een spuit met adrenaline bij, en als ik in het buitenland op een congres ben, moet ik de kok vragen met welke ingrediënten de maaltijd bereid is. Maar mijn vrouw maakt zich daar meer zorgen over dan ik.”

U pleit in uw recente boek Het orakel van de bosnimf voor meer biodiversiteit. Staat diversiteit gelijk aan meer weerbaarheid en veerkracht?

Van Dyck: “Het verhaal van onze beschaving is een fascinerend verhaal van zelfdomesticatie. We hebben onszelf gedomesticeerd, en we hebben onze kooi zelf gemaakt. Een kooi is een plek waaruit je zoveel mogelijk prikkels of risico’s weghaalt. Een papegaai in een kooi heeft geen vijanden, die kan bijgevolg zeer oud worden. Maar de slinger kan te ver doorslaan als je ook de lusten weert, het plezier van het exploreren, het geprikkeld worden. We hebben het kind met het badwater weggegooid.

“Het mooiste voorbeeld is de manier waarop we op bacteriën reageren. We zijn een Dettol-maatschappij geworden. Natuurlijk zijn sommige bacteriën schadelijk of zelfs dodelijk, maar door onze extreme ontsmettingsdrang vernietigen we ook de goede bacteriën. Als we onszelf als een soort ecosysteem beschouwen, zijn we op het vlak van biodiversiteit veel schraler dan mensen die in de natuur leven. Ik pleit daarom voor meer natuur en meer contact met de natuur. De wetenschap ontdekt trouwens steeds meer gunstige effecten van de natuur op ons microsysteem, ook al blijven er risico’s bestaan. Sommige mensen willen een wereld zonder risico’s, maar soms kun je gewoon brute pech hebben. Niet alles is voorspelbaar, maar we aanvaarden dat niet meer. Het leven zou nochtans erg saai zijn mocht dat wel zo zijn.”

© Humo