Direct naar artikelinhoud
InterviewPhilippe Noens

Pedagoog Philippe Noens: ‘Je hoeft je niet constant tegenover je kind te verantwoorden’

‘Je mag best eens zeggen: Jij moet nu gewoon je bed in, zonder uitleg. Je hoeft je niet constant te verantwoorden.’Beeld Tine Schoemaker

Je kinderen stiekem met elkaar vergelijken, het ene kind voortrekken, je kroost af en toe de mond snoeren? Het is allemaal oké. Pedagoog Philippe Noens over pandemic parenting, etiketten plakken en andere opvoedings­dilemma’s.

Veel ouders hebben een weegschaal in hun hoofd. Daarop meten ze hoeveel knuffels, cadeautjes en aandacht elk kind bij zijn of haar huiswerk krijgt. Van gezinspedagoog Philippe Noens (Odisee Hogeschool, Kenniscentrum Gezinswetenschappen) mag je die weegschaal buiten keilen.

“Je moet je kinderen niet per definitie en de facto gelijk behandelen. Beter is het om dat adagium om te keren: het doet geen recht aan de eigenheid van het kind om het exact te behandelen zoals zijn broer of zus. Elke ouder is het best geplaatst – meer dan welke pedagoog of leerkracht ook – om de persoonlijkheid van zijn of haar kind te doorgronden en daarop in te spelen.

“Kinderen vertrekken nu eenmaal niet gelijk aan de start: ze worden geboren met een bepaald geslacht, een bepaald karakter en temperament, een bepaald leeftijdsverschil met hun broers of zussen en binnen een specifieke context. Dat kind is geen blanco blad. Een radicaal gelijke opvoeding van elk kind betekent dus vaak net een unfaire behandeling van de kinderen binnen één gezin.”

Zal zo’n ongelijke opvoeding er niet voor zorgen dat je een van je kinderen voortrekt?

“Uiteraard is dat de keerzijde van de medaille, en de angst van veel ouders. Als ouder moeten we erop letten dat we niet één kind systematisch, bewust of onbewust, op een sokkel plaatsen. Dat is niet leuk voor het betrokken kind – dat zich schuldig kan voelen tegenover broers of zussen – maar evengoed onaangenaam voor de anderen die zich naar achter geschoven voelen. De kinderen die zich benadeeld voelen, kunnen zich ook, langdurig of kortstondig, tegen de ouders afzetten. Dat gevaar bestaat, dat zal ik ook niet ontkennen.

“Maar te lang hebben we gefocust op die mogelijke negatieve neveneffecten van de ongelijke opvoeding. Of, in het jargon, de ‘differentiële opvoeding’. Daardoor zijn we te krampachtig onze kinderen allemaal gaan gelijkschakelen. Wat mijn collega Hans Van Crombrugge en ik willen benadrukken – en wij zijn niet de eersten met dit inzicht – is dat er niks mis mee is om je kinderen verschillend te benaderen wanneer het ene kind ouder, rustiger of sportiever is dan het andere. Hen constant over één kam willen scheren legt ook enorm veel druk op ouders, wat nergens voor nodig is.”

Kinderen zullen die verschillende opvoeding toch oneerlijk vinden?

“Elk kind zal wel eens opmerken ‘dat het niet eerlijk is dat zus of broer meer mag’. Zo’n opmerking is net goed, want dat betekent dat het kind erover wil praten. Als ouder krijg je dan de mogelijkheid uit te leggen waarom je broer of zus anders aanpakt. Veel, zo niet alles, hangt dus af van hoe het kind die ongelijke behandeling percipieert.”

“Maar, en ook dat is een beetje een heikel punt geworden, je mag dat gesprek ook best afblokken. Je mag wel eens zeggen: ‘Jij moet nu gewoon in je bed.’ Zonder daar meer uitleg aan te spenderen. Ouders hoeven zich tegenover hun kinderen niet constant te verantwoorden over de opvoeding.”

Wat doe je wanneer je kinderen toch jaloers op elkaar blijven?

“Alles hangt af van de gradatie van die gevoelens. Gaat het om een occasioneel conflict, dan is dat anders dan wanneer er nijd of echte rivaliteit ontstaat. Al is ook dat niet per se negatief. Een kind mag best eens wat gezonde jaloezie voelen.

In scène gezette foto van een gestraft kind. Noens: 'Er is niks mis mee om je kinderen verschillend te benaderen wanneer het ene kind ouder, rustiger of sportiever is dan het andere.'Beeld Wouter Van Vooren

“Door onze katholieke voorgeschiedenis hebben we de neiging om gevoelens te categoriseren als ‘goed’ of ‘slecht’. Sinds we het katholieke juk hebben afgeworpen, hebben we collectief beslist dat we met zogenaamde ‘slechte’ gevoelens zoals schuld of schaamte niks meer te maken willen hebben. Hetzelfde geldt voor jaloezie, rivaliteit of frustratie: daar willen we onze kinderen vooral van weghouden.”

Waarom is het fout kinderen voor ‘slechte’ gevoelens te behoeden?

“De Duitse filosoof Martin Heidegger zegt niet voor niets: ‘De werkelijkheid werkt ons soms tegen.’ De realiteit doet niet wat we willen, die is niet maak- of plooibaar en zal voor frustratie zorgen. Frustratie kan net aanzetten om tot actie over te gaan.”

Zetten we onze kinderen dan te veel onder een stolp?

“Absoluut. De pandemie heeft die tendens nog versterkt. Voor de wereld in lockdown ging, was er al de neiging tot hyper-parenting of extreem ouderschap. Dat is wanneer ouders over hun kinderen ‘helikopteren’ en bij alles betrokken willen worden. Niemand denkt over zichzelf als een helikopterouder, maar het idee dat je als ouder rechtstreeks invloed uitoefent op het toekomstig geluk of succes van jouw kind, is diepgeworteld. De pandemie heeft ons de overtreffende trap van die hyper-parenting opgeleverd: pandemic parenting.

“Door de pandemie zaten we opgesloten in ons huis en waren we constant en tegelijk ouder, leerkracht, kok en speelkameraad van onze kinderen. De kinderen konden ook moeilijk aan al die ouderlijke aandacht ontsnappen. In de Engelse media kregen ouders dan – paradoxaal genoeg – de tip om hun kinderen ‘meer autonomie te geven’.”

U bent het daar niet mee eens?

“Voor mij was dat advies vooral een typisch voorbeeld van de vele dubbele bodems en tegenstrijdigheden in de hedendaagse opvoedingsliteratuur. Enerzijds kregen ouders tijdens de pandemie te horen dat ze met hun kinderen bezig moesten zijn – thuisonderwijs was blijkbaar een evidentie, anderzijds moesten ze hen genoeg vrijheid geven. Die paradoxen in de opvoeding probeer ik tegen te gaan.

“Ik wil net graag enkele clichés en volkswijsheden doorbreken. Zo’n eerste wijsheid – ik val in herhaling – is dat we onze kinderen niet ongelijk mogen behandelen. Een tweede opvoedingsmythe is dat we onze kinderen niet mogen vergelijken. Bizar, want doen we dat niet allemaal? Als je je kinderen constant luidop met elkaar vergelijkt, is dat natuurlijk niet zonder risico. Opvoeden mag geen strijd om jouw goedkeuring worden. Als je het ene kind ook het vaste etiket geeft van ‘de bolleboos’ en het andere van ‘de dromer’, dan negeer je de rest van hun persoonlijkheid. Je moet gewoon opletten dat kinderen de vergelijking begrijpen en er iets aan hebben.”

Wat is de oorsprong van die hyper-parenting, en zijn extremere broer of zus, de pandemic parenting?

“We leefden ook voor de pandemie, en nu teer ik een beetje op het werk van socioloog Frank Furedi, in ‘een cultuur van angst’ of – een juistere uitdrukking – ‘een cultuur van waakzaamheid’, die het gevolg was van historische drama’s zoals de Bende Van Nijvel of Marc Dutroux. Door de jaren heen zijn we onze kinderen steeds meer binnen de grenzen van onze huizen en tuinen gaan houden, wat ook blijkt uit het Grote Buitenspeelonderzoek.

“Kinderen spelen steeds minder op straat. We steken grote ramen in onze achtergevels, niet alleen om het daglicht binnen te laten, maar ook om onze kinderen in de tuin in de gaten te houden. Wanneer kinderen van andere culturen ’s avonds laat nog op straat spelen, kijken we daar vaak meewarig naar: houdt niemand die in het oog? Terwijl ze daar net de traditie hebben dat een oudere broer of zus de jongsten mee in de gaten houdt. Onze kinderen staan vaak enkel onder toezicht van volwassenen.

“Door de lockdowns is die ‘cultuur van waakzaamheid’ geëvolueerd naar ‘een pandemie van waakzaamheid’. Het gezin was tijdens de pandemie ‘de safe space’ en alles daarbuiten moesten we mijden ‘voor onze eigen bestwil’. Eigenlijk zei de overheid op dat moment: de helikopterouder, die te allen tijde weet waar zoon of dochter uithangt, is nu het na te streven model.

“Instanties zoals Kind en Gezin, de Gezinsbond of het Kinderrechtencommissariaat hebben het afgelopen anderhalf jaar wel opgemerkt dat bij sommige ouders de motor sputterde of de propellers te kort waren, maar er is nooit een echte uitweg gekomen voor ouders die het niet meer zagen zitten.”

Had u dan wel een oplossing?

“We hadden de kinderen en ouders die daar behoefte aan hadden, kunnen koppelen aan een leerbuddy. Studenten uit de lerarenopleiding hadden hen bijvoorbeeld met hun huiswerk kunnen helpen. Zij hadden buiten met die kinderen kunnen afspreken of met mondmaskers op in een leeg lokaal op school. Minister Ben Weyts probeerde het probleem op te lossen door laptops aan alle kinderen te geven. Maar méér schermen, dat bleek niet de juiste remedie voor de mentale druk die het afstandsonderwijs op veel gezinnen legde.”

Is pandemic parenting een blijver?

“Ja, deze evolutie gaat niet zomaar uitvlakken. Net daarom ben ik blij – voor de kinderen, de leerkrachten én de ouders – dat de scholen op 1 september in min of meer normale omstandigheden opengaan. De kinderen zullen onder de vleugels van hun ouders uit kunnen kruipen en tijd zonder hen doorbrengen. Het gaat me dan niet enkel om hun tijd op school, maar ook om de tijd tussen school en thuis.

“De openbare ruimte is te lang als ‘onveilig’ beschouwd. Zeker pubers hebben behoefte aan wat anarchie. Aan een kus in een bushokje of een heimelijk tochtje waar de ouders niks van weten. De leerkrachten zullen in hun klassen ook beter les kunnen geven dan via al die computerschermen. Voor de ouders, tot slot, was het evenmin een pretje om zo lang paraat te staan voor hun kinderen. Kinderen én ouders hebben we te lang binnen het gezin gegijzeld.”

Sommige pedagogen waarschuwen voor ‘het verdwijnende kind’. Kinderen krijgen zoveel input via beeldschermen dat ze minivolwassenen worden.

“Waar het om gaat, is dat kinderen sneller toegang krijgen tot wereldlijke informatie via tv, radio en internet. Daardoor zijn er voor hen steeds minder geheimen en wordt er een stukje van hun onbezorgde jeugd afgepakt. Je hebt als ouder door al die beeldschermen ook niet meer de volledige controle over wat ze zien en oppikken. YouTube, Instagram, TikTok: kinderen krijgen uit de hele wereld informatie.”

‘In de lockdowns was het gezin ‘de safe space’, alles daarbuiten moesten we mijden. Er was een pandemie van waakzaamheid.'Beeld Wouter Van Vooren

Maar is dat dan zo schadelijk?

“Er is altijd argwanend naar nieuwe technologieën gekeken. Vroeger leefde het idee dat boeken onze kinderen bedorven. Het verschil zit hem in het tweerichtingsverkeer. Televisie en streamingplatforms vragen niet veel van onze kinderen.

De opvoedingsvraag is waarnaar je je kinderen laat kijken, en hoelang. Applicaties als Discord of Starmaker smeken wél om interactie. Niet louter de vraag wat onze kinderen te zien krijgen is hierdoor belangrijk, maar ook hoe ze dat doen.

“Weten we als ouder zelf wel genoeg hoe al die platforms en applicaties werken? Ik moet bekennen dat ik me als vader te weinig met het digitale leven van mijn kinderen inlaat. Als ouder houd ik nogal aan het idee van gescheiden werelden vast. Die van de kinderen en die van ons.”

Maar is dat niet behoorlijk conservatief?

“Ja, dat besef ik, maar ik vind bijvoorbeeld het idee van de ‘kindertafel’ en de ‘oudertafel’ een mooi concept met een pedagogische waarde. Wanneer een kind vroeger aan de oudertafel mocht plaatsnemen, was dat een heuse rite de passage. Hij of zij werd stilaan voor vol aangezien. Het is helaas pedagogisch niet hip om op het belang van dat soort rituelen, routines en gewoontes te wijzen. Op vrijdag samen frietjes eten, samen een familiefilm kijken op zaterdag, het zondagse bezoekje aan opa en oma. Klinkt oubollig, maar zulke kleine dingen zijn de lijm van een gezin.”

Is het eigenlijk erg wanneer kinderen steeds meer in minivolwassenen veranderen?

“Ik denk zeker niet dat we met een ‘verloren generatie’ te maken hebben. Al sluipt er hier ook een tegenstrijdigheid binnen: aan de ene kant willen we dat onze kinderen mondig, kritisch en goed geïnformeerd zijn, aan de andere kant koesteren we de onschuld en naïviteit van het kind-zijn. Ik heb nog jonge kinderen, dus dat laatste begrijp ik maar al te goed. Volgens mij kan het dan ook zeker geen kwaad om je kinderen soms af te schermen.”

Geeft u nu zelf geen contradictorisch opvoedingsadvies? We mogen geen stolp op onze kinderen zetten, maar we moeten ze wel afschermen van de volwassen wereld?

“Wat ik vooral wil zeggen, is dat heel wat volwassenen zich pas in het ouderschap geslaagd voelen als het goed gaat met hun kinderen. En omgekeerd, zich mislukt voelen als hun kinderen in de problemen komen. Maar kinderen zullen nu eenmaal vallen, wenen, iets niet begrijpen en al eens teleurstelling voelen. We hoeven dus heus niet steeds op te voeden op kniebroekhoogte en de wereld terug te brengen tot het niveau van het kind.”

Ouders moeten niet elke vraag van hun kind beantwoorden?

“Neen. Makkelijk hè? Ik had het vaste voornemen als jonge vader om ‘waarom-daarom’-antwoorden te vermijden. Maar het blijkt simpelweg onmogelijk op alle vragen van mijn kinderen – waarom regent het, hoe komt het dat vliegen op de muur kunnen wandelen? – een juist antwoord te geven. Kinderen zijn inherent nieuwsgierig en ik mis als ouder de energie. Ik vind het zelfs een slecht idee om de sluier van verwondering keer op keer op te lichten. Laat die sluier soms maar liggen. Laat kinderen maar eens in het ongewisse.”

Zijn er nog voornemens die u als ouder niet heeft kunnen waarmaken?

“Ik was al pedagoog voor ik kinderen kreeg, en ik ben nu veel bescheidener. (lacht) Mijn vrouw en ik hadden ons altijd voorgenomen dat onze kinderen ‘zullen eten wat de pot schaft’, en minstens zouden proeven van hun groenten. Als ik nu zie wat er op tafel verschijnt, heb ik meer de indruk dat we mee-eten met de kinderen dan omgekeerd.

“Ik heb ook een tijdje les gegeven op de lagere en middelbare school, en dan vatte ik elke maandagochtend het plan op om thuis en in de klas mijn stem niet te verheffen. In de klas lukte dat, thuis niet. De figuur van de rustige vader vol leuke wist-je-datjes heb ik laten varen. Als het mij te veel wordt, verlaat ik de kamer. Als ik geen zin heb om hun zoveelste vraag te beantwoorden, zeg ik hen dat. Af en toe snauw ik tegen mijn kinderen dat het welletjes is. Ik zal niet altijd een vader in balans zijn, en heb daar vrede mee.”

U hebt een nieuw samengesteld gezin met vier kinderen. Heeft dat uw kijk op uw vakgebied veranderd?

“Ja. De derde volkswijsheid die van mij mag sneuvelen, is dat je al je kinderen altijd even graag moet zien. Alle ouders ergeren zich wel eens aan hun kinderen. En soms erger je je wat meer aan het ene dan aan het andere kind.

“Acceptatie en loyaliteit heeft tijd nodig, zeker in een nieuw samengesteld gezin. Geen enkele plus­ouder mag verwachten dat zijn of haar pluskinderen die ouder instant graag zien, en omgekeerd. Het punt is niet dat je jouw eigen kinderen liever ziet omdat ze aan jou verwant zijn. Het punt is dat het veel langer duurt voor je zo’n diepe band met je pluskinderen ervaart.”

Zowat de populairste ‘gids’ voor opvoeding is Nina Mouton met haar mild ouderschap. Zou u, zoals zij, straffen mijden?

“Mag ik daar een milde kritiek op geven? Ik twijfel of dat advies voor alle kinderen opgaat. Vroeger bestond er zoiets als de ‘zwarte pedagogiek’, die een heel negatief kindbeeld propageerde. Ouders moesten hun kroost met veel dwang en lichamelijke straffen ‘africhten’ en tot het goede bewegen. ‘Wie zijn kind liefheeft, kastijdt het’, dat soort idee. Gelukkig zijn we daar ver voorbij.

“Vlaamse ouders, zo blijkt uit onderzoek, hebben een hekel aan straffen en al helemaal aan lichamelijke straffen. Terecht. De boodschap om ‘straffen te mijden’ sluit aan bij een meer democratische opvoedingsstijl – met veel overleg, veel autonomie en veel ondersteuning – die beter zou zijn dan een laissez-faire of autoritaire opvoeding.

“Ik durf te beweren dat er kinderen zijn die beter gedijen onder een strengere aanpak. Ik was zelf zo’n kind. Straffen op zich, zoals een time-out of vroeger naar bed moeten, zijn niet verkeerd, ‘as long as the punishment fits the crime’. Wat fair is, hangt – opnieuw – af van het kind dat voor je staat.”

Hoe staat u tegenover de andere aspecten van Moutons ‘mild ouderschap’?

“Het mooiste aan Nina vind ik dat ze in haar workshops en in haar boek benadrukt dat haar opvoeding werkt voor haar gezin. Het gaat niet om een receptuur die je zomaar naar andere gezinnen kunt kopiëren. Mocht je toch een kopie willen maken, denk ik dat heel veel ouders gebuisd zullen zijn.

“Als psychologe spendeert Nina heel wat aandacht aan ouderlijk gedrag en de invloed daarvan op haar kinderen. Ouderlijk gedrag is een aspect van opvoeding, maar daarnaast geven we ook door wat we belangrijk en betekenisvol vinden in het leven. Wat daarvan overblijft, kunnen we niet afdwingen. Ik kan mij als ouder nog zo mooi gedragen, dat zal niet kunnen verhinderen dat mijn kinderen zwaar het varken zullen uithangen. (lacht)

“Mild zijn tegenover je kinderen, jezelf en je partner is op zich ook niet zo nieuw in de pedagogie. Ik spreek eerder over ‘gematigd ouderschap’. Niet continu opgaan in je moeder- of vaderrol, ook beseffen dat er wat ademruimte mag zijn voor jezelf, en weten dat het wel goed komt met dat kind. Nina wijst er trouwens terecht op dat de invloed die een ouder uitoefent op een kind kleiner is dan je denkt. De invloed van hun peers, hun leeftijdgenoten, is groot, en wordt nog groter met de jaren.

“Om af te sluiten met een boutade: opvoeden is zoals alcohol drinken: je doet het best met mate.”