Direct naar artikelinhoud
ReportagePepinster

Pepinster, bijna zes weken na de overstroming: ‘Ziet u nog veel mensen hier? Dit is een dode stad’

Pepinster, bijna zes weken na de overstroming: ‘Ziet u nog veel mensen hier? Dit is een dode stad’
Beeld © Eric de Mildt

Pepinster lijkt iedere dag een beetje meer uit te sterven. Hier en daar zet een enkeling het gevecht met modder dapper voort, maar velen kiezen voor een bord met ‘te koop’ erop. ‘Hoe minder mensen hier achterblijven, hoe schaamtelozer de dieven.’

“Wij zouden allemaal onze anekdotes moeten opschrijven”, zegt Christiane Mathonet-Sluse (69). Zij kon die nacht zichzelf redden door haar moeder los te laten, waarna het lichaam veertien kilometer ver werd meegesleurd met het water. “Er zal voor Pepinster altijd een voor en een na 14 juli blijven”, oppert ze. “Vooral een voor, helaas. Ziet u nog mensen, hier? Ja, een paar. C’est la ville morte.”

“Wij hadden vier maanden daarvoor pas gekocht”, zegt een van de zussen met wie Christiane op de brug naast de ruïnes een praatje slaat. “De vorige eigenaar zei dat hij in de twaalf jaar dat hij er had gewoond één keer vijf centimeter water in zijn kelder had gehad. Ik weet nog dat ik daar expliciet naar had gevraagd, want ik ben bang van water en kan ook niet zwemmen.” En over die nacht: “Wij zaten veilig op de tweede verdieping en er kwam een bootje langs met Vlaamse brandweermannen in. ‘Vaar maar verder’, zei ik.”

Haar zus: “Dat bootje is even later gekapseisd.”

“Ik denk niet dat die man loog”, pikt Christiane weer in op de vorige eigenaar. “Ik woon hier achtenvijftig jaar. We hebben nooit iets als dit gehad. Pepinster en zijn rivieren leefden in vrede met elkaar. Het komt door dat stuwmeer in Eupen en de idioot die daar de luiken heeft opengezet.”

Bobijnen

Granaten hadden de huizen langs de quai Ferdinand Nicolaï niet zwaarder kunnen treffen dan de Vesder dat deed. Boomstammen en afval kwamen vast te zitten onder de brug, waardoor die transformeerde in een dam. Het rampgebied ziet er zes weken later uit alsof het vorige week pas is gebeurd. Er liggen nog enkele autowrakken in de rivier, en om de zoveel meter stoot je op een van die enorme bobijnen met garen van het textielfabriekje dat ergens onderweg is meegesleurd. Op deze locatie zette Christiane eind juli voor de aanwezige tv-camera’s Elio Di Rupo op zijn plaats. Van de een had ze te horen gekregen dat ze offertes moest opvragen voor de renovatie van haar volledig ondergelopen rijhuisje, van de ander dat het zou worden gesloopt. De Waalse minister-president wist zich geen houding te geven en suggereerde dat ze misschien maar haar burgemeester moest aanspreken.

Legentil Maritano: ‘Ik zal weinig kunnen redden, maar deze stoel wil ik echt niet verliezen.’Beeld © Eric de Mildt

Er vielen in Pepinster niet veel zieltjes te winnen, en vandaag nog minder. Christiane: “De situatie is voor de meeste getroffenen nog altijd net zo onzeker. De een zegt ‘vraag offertes’, de ander zegt ‘slopen’. Het enige wat we zeker weten, is dat als je je huis laat afbreken, je geen bouwvergunning meer zal krijgen om het weer op te bouwen, want voortaan wordt dit beschouwd als overstromingsgebied. We zijn veroordeeld tot nietsdoen en wachten. Mijn ene buurvrouw is op vakantie vertrokken, van de meeste anderen in de straat heb ik geen idee waar ze naartoe zijn. En waar er nog mensen wonen, doen ze dat pas vanaf de tweede verdieping. Er is nu een gevecht aan de gang tussen de verzekeringsmaatschappijen, en God weet hoelang het gaat duren.”

Zus: “Als er niet meer mag worden gebouwd, dan ben je eigenaar van een stukje grond dat 5 euro per vierkante meter waard is. Dan wordt Pepinster één groot park.”

Andere zus: “Ik hoop dat ze ons onteigenen.”

Christiane: “Ik wil niet onteigend worden. Ik ben in Pepinster geboren. Mijn man, brandweerman, is hier gestorven. Ik heb mijn moeder die nacht moeten afgeven. Ik heb mijn plekje op het kerkhof al.”

Boekenverzamelaar

De fotograaf was hier die ochtend als een van de eersten. Hij wijst het huis op de heuvel aan vanwaaruit hij die duizelingwekkende beelden schoot van mensen op hun daken, gescheurde huizen en bootjes in de straten. Hij keerde sindsdien al een paar keer terug naar Pepinster en kent er intussen behoorlijk wat mensen. Maar waar hij ook aanbelt, niemand is thuis. “Het is zo gek”, zegt hij. “Alsof de stad aan het uitsterven is.”

De borden met ‘À vendre’ helpen te verklaren. Bij de dame die in een van de eerste krantenstukken aankondigde nooit nog in Pepinster te willen wonen, is het overplakt door een ander: ‘Vendu’.

Volgens een lokale vastgoedmakelaar heeft de catastrofe van 14 juli maar een beperkte invloed op de huizenmarkt: “Men gaat ervan uit dat er zonder menselijke fout bij de stuwdam in Eupen ook wel wat wateroverlast zou zijn geweest, maar niet zo dramatisch. De mensen in Pepinster zijn er vrij gerust op dat zich dit nooit zal herhalen.”

’s Avonds, als het donker wordt, zie je nog beter dat Pepinster leegloopt. Slechts hier en daar duidt een stipje op een kamer die nog wordt verlicht. 

Eigenaars van vernielde woningen komen dagelijks de situatie bekijken. Ze mogen hun woningen, met hun spullen in, zelf niet betreden. Ze moeten wel bijna dagelijks vaststellen dat er nog maar eens plunderaars aan het werk zijn geweest. Op maandagavond verjagen militairen twee jongelui op een quad, die aan het rommelen zijn in de verwoeste huizen naast de brug. Ze moeten de militairen beloven het niet nog eens te doen.

In de rue Hubert Halet is een Citroën C3 bij het zakken van het water klem komen te staan op een hoop puin. De wagen oogt grotendeels onbeschadigd, behalve dan wat het kleine zijruitje vooraan betreft. Het handschoenkastje is geopend en het lijkt er sterk op dat iemand een slagje dacht te kunnen slaan uit de boordpapieren.

Christiane Mathonet-Sluse (r.) aan de praat met mede-inwoners: ‘Ik wil niet onteigend worden.’Beeld © Eric de Mildt

Verderop in de straat heeft Legentil Maritano (77) delen van zijn levenswerk uitgestald op zijn binnenkoer. De man woont hier sinds 1978 en is toen ongeveer begonnen met het verzamelen van geschiedenisboeken, bij voorkeur over de Tempeliers. “Mensen zeggen mij dat ik te veel spullen bewaar, maar ik vind van niet”, zegt hij. “Dat was mijn leven. Dingen opzoeken, dingen ontdekken. Ik was zelf een boek aan het schrijven. Over de Tempeliers, ja. Er zijn zoveel zaken die mensen niet weten. Ik ben elke dag hier, ik zou niet weten wat ik anders zou kunnen doen. Voor u weggaat wil ik nog iets laten zien. Iets heel speciaals.”

We volgen mijnheer Maritano naar wat eens zijn woonkamer was. Boeken tot aan het plafond. Alles is beschimmeld. De stank is niet te harden en het wemelt van de muggen.

Wat de man ons wil tonen is een brede oude leesstoel met lederen zitting. Hij veegt liefdevol wat modder weg van wat volgens een iets neutraler oog onherroepelijk de container in zal moeten.

“Dit is mijn werkstoel. Ik kon heel goed nadenken in deze stoel. Wat denkt u, zou hij nog in orde te brengen zijn? Het is maar water, toch? Hij is van beukenhout. Kijk, die mooie oude inscripties in de rug. Ik zal weinig van mijn spullen kunnen redden, dat besef ik intussen wel, maar deze stoel wil ik echt niet verliezen.”

“Hier, mijn boek over de geschiedenis van de pausen. Online gevonden, na lang zoeken. Ik heb daar 300 euro voor betaald. De mensen in Pepinster zijn allemaal bezig over geld, en over offertes en geleden schade. Het gaat mij niet om het geld, het gaat meer om het idee dat er zoveel kennis in deze boeken zat. Ik heb voor mezelf beslist dat ik gewoon ga herbeginnen. Ik ga kuisen en zodra alles weer wat op orde staat, ga ik mijn verloren boeken beginnen terug te kopen.”

‘Zelfs geen kammetje’

Chantal Syben zit met een tuinslang op een kistje voor haar garagepoort de stilaan laatste spullen af te spoelen. Ze is kapster, voorzitster van de lokale handelsvereniging en gemeenteraadslid voor de lijst Pepin van burgemeester Philippe Godin. Ze is vergroeid met Pepinster, ze kent bijna iedereen. Zoals wel meer inwoners van Pepinster praat ze juist heel graag over die fatale nacht.

“De echte schok is bij mij pas de volgende dag gekomen. Die eerste uren ging het puur om overleven. Dat water steeg, en het leek met het uur alleen maar erger te worden. Rond vieren in de namiddag hebben mijn man en ik ons aan elkaar vastgebonden met een touw. Het water was in die mate gezakt dat we vrij zeker waren dat we met onze schouders boven het water zouden uitkomen. We zijn dan de trap af gegaan en door de straat gaan waden. Er stond nog steeds een heel heftige stroming. Daar schrokken we wel van. Van die kracht.

“Als je zoiets overkomt, ben je in die eerste uren alleen bezig met jezelf, je huis. Je wil zeker zijn dat je familie veilig is. Ik ben ingestort toen ik op het avondjournaal de beelden zag van mijn kapperszaak. Die is hier om de hoek, naast de Carrefour. Dat was onwezenlijk, dat mijn zaak opeens het hoofdpunt was van het nieuws. De gevel was weggeveegd, alles was weg. Nadien, toen het water weggetrokken was, ben ik gaan zoeken. Ik hoopte nog een kammetje te vinden, een schaar of een haarklem. Iets. Een aandenken. Er was helemaal niets meer.

Jean Larbalestrier woont weer in zijn provisoir opgelapte huis. ‘Nu maar hopen dat we na deze rotzomer niet ook nog een vrieswinter krijgen.’Beeld © Eric de Mildt

“We logeren nu bij vrienden. Het huis heeft de catastrofe vrij goed doorstaan. De muren zijn nog altijd vochtig, maar de situatie verbetert dag na dag. De verzekeringsmaatschappij zegt dat het in orde zal komen. Wij kregen 5.000 euro voorschot. Daar spring je niet ver mee. Je moet keuzes maken. In theorie zouden wij onze eigen elektriciteit kunnen opwekken, we hebben zonne­panelen, maar de offerte van de elektricien bedraagt al 2.500 euro. U gaat mij niet horen klagen. Er zijn in Pepinster die nacht mensen gestorven. Onze besognes zijn puur praktisch. Je weet dat het ooit een herinnering zal zijn.”

Op maandagavond is Chantal een van de achttien aanwezige raadsleden tijdens de eerste gemeenteraadszitting sinds toen. Er zijn maar acht agendapunten en geen ervan vergt enig debat. In een lange monoloog herinnert burgemeester Godin eraan dat een op de drie inwoners van Pepinster werd getroffen. Hij dankt de vanuit Nederland, Frankrijk en Duitsland gekomen vrijwilligers, het Rode Kruis, het leger, de politie, Infrabel, de brandweer. “We willen vanavond de mensen herdenken die hier in Pepinster spijtig genoeg zijn verdwenen”, spreekt hij. “Het is iets dat me belet te slapen. Sinds 14 juli staan we allemaal op de brug om de inwoners van onze stad te helpen die alles verloren na deze ramp. Er was een enorme golf van solidariteit. Met de wil die de onze is zullen we Pepinster weer opbouwen als een aangename stad waar het goed leven is.”

Meer dan vijftig woningen zijn instabiel verklaard. De voordeuren zijn beplakt met een A4’tje waarin de burgemeester de afbraak beveelt, maar er is voor elk van de huizen nog volop discussie over wie de sloop moet financieren: de eigenaar, de verzekeringsmaatschapij of het Rampenfonds. Tegenover DH Radio zei Philippe Godin dat hij schat dat het zeker nog vijf à tien jaar kan duren voor Pepinster weer zal zijn zoals voor 14 juli.

Drie draken

Veel van de historische boeken van Legentil Maritano zijn herleid tot papierpap. Het sorteren ervan houdt in dat hij ze apart stapelt onder een afdakje, omdat het finale afscheid hem erg zwaar valt. De overige spullen, allemaal nat, beschimmeld en bruin van de modder, rijdt hij met een kruiwagentje naar buiten en voegt ze toe aan de reusachtige stapel voor zijn huis. Het is het beeld van alle overstroomde gebieden, halfweg juli, maar in het geval van mijnheer Maritano, die niet alleen boeken verzamelt, maar ook bouwmaterialen en meubilair, blijft de stapel groeien.

“Het is de laatste dag dat de Civiele Bescherming nog gratis grof afval komt ophalen, hebben ze gezegd. Ik begrijp dat niet goed, want heel Pepinster ligt er nog mee vol. Maar er is zoveel dat ik niet begrijp, te beginnen met de verantwoordelijke voor het stuwmeer van Eupen. Weet u wat het probleem is van deze tijd? Mensen kennen hun vak niet meer. Ze moeten alleen nog procedures volgen, naar schermpjes kijken en knopjes indrukken. Ze hebben totaal geen besef meer van waar die knopjes voor dienen.”

Sinds hij weer in zijn huisje mocht, heeft mijnheer Maritano niets anders gedaan dan dit. Sorteren. Sakkeren. Ploeteren. Obsessief voortdoen. Hij vist een voorwerp uit de berg. Hij maakt zichzelf het verwijt dat het per ongeluk in de voor de Civiele Bescherming bestemde stapel is terechtgekomen. Je kan niet meteen zien wat voor iets het is.

Kapster en gemeenteraadslid Chantal Syben houdt moedig stand. ‘Onze besognes zijn puur praktisch. Er zijn mensen gestorven in Pepinster.’Beeld © Eric de Mildt

“Als jonge gast, lang geleden, heb ik in een ijzergieterij gewerkt”, legt hij uit. “Op een dag ging daar iets mis en kwam dit hier uit de machine tevoorschijn. Een metalen misvormsel. Ik heb dat toen opgeraapt en heb ernaar zitten kijken. Voor mij zijn dit drie draken. Het beeldje heeft altijd in mijn living gestaan, op een mooie plek, omdat het zo fascinerend is hoe het toeval iets kunstzinnigs kan creëren. IJzer kun je afspoelen, je moet alleen voorzichtig zijn, want de poten van de draken zijn heel scherp.”

Mijnheer Maritano zet de drie draken tijdelijk neer op zijn vensterbank, naast de koperen wijzerplaat van een oude klok. Hij vertelt dat hij ook nog chocolatier is geweest, en metselaar. Hij heeft het niet zo voor banken, en al helemaal niet meer sinds de crisis van 2008. Hij besloot zijn spaargeld te bewaren in de binnenpagina’s van zijn boeken, volgens een zelfbedacht systeem met raadsels, codes en paginanummers. Dit is een ander deel van de verklaring waarom hij zijn boeken niet bij de stapel voor de Civiele Bescherming gelegd krijgt.

“Toen het water was gezakt, heb ik eerst nog gedacht dat ik de meest waardevolle boeken kon redden. Door ze apart te leggen en te drogen. Maar het waren er zoveel en het moest snel gaan, ik heb niet aan mijn geld en mijn raadsels gedacht. De meeste biljetten heb ik wel teruggevonden, maar ik mis zeker nog 700 euro.”

‘Poetsen heeft geen zin’

Paul Notelteirs, collega bij De Morgen, berichtte op zaterdag 17 juli in deze krant over Jean Larbalestrier en zijn gezin, bij wie het waterpeil net niet tot aan het plafond van de benedenverdieping was gekomen. In de krant zegt Jean: “Het heeft geen zin om hier nog iets aan te doen.”

Intussen is hij daarop teruggekomen. Net als mijnheer Maritano komt hij de dagen door door het zichzelf zo druk mogelijk te maken. Met het plaatsen van machines die vocht uit de muren zuigen, zeulen met emmers, maken van afspraken met klussers en wachten op offertes. Hij heeft bijna alles in zijn huis destijds met eigen hand verbouwd, en dat geeft een speciale band.

“Het probleem met vocht is dat het zich met vertraging manifesteert”, zegt hij, wijzend naar zijn keukenkastjes. “Eerst denk je: die hebben de overstroming toch wel aardig doorstaan. Dan krijg je ze opeens niet meer dicht, beginnen ze te vervormen en is er schimmel. Hetzelfde met vloertegels. Je hebt daar vroeger ook weleens een emmer water over uitgekapt, en je waande je vloer waterbestendig. Wat we vergaten, is dat een kubieke meter water duizend kilo weegt en dat die massa met hoge snelheid en tot twee meter hoog door dit huis is geraasd. Geen enkele vloer is op zoiets voorzien. Poetsen heeft geen zin. Ik weet nu dat al het gipswerk opnieuw moet worden gedaan, er moeten ook overal nieuwe ramen in, want het hout is rot. Ik heb vier offertes voor ramen en de vier bedrijven zeggen: ‘Verwacht niks voor 2023.’ Maar ik weet al wat ik ga doen. Bij de Hubo hebben ze van die plastic platen die je op maat kunt laten snijden. Nu maar hopen dat we na deze rotzomer niet ook nog eens een vrieswinter krijgen.”

Vandaag is hij druk in de weer met deurklinken. Ook die werden ten onrechte als oké beschouwd. Toen kwamen de roestplekken. “Ik ga ze schuren en insmeren met een product”, zegt hij. “Ik weet het, veel mensen zijn elders gaan wonen en hebben alles gewoon achtergelaten. Ik niet.”

Toen het water die nacht in de woonkamer twintig centimeter hoog stond, bracht Jean zijn gezin in veiligheid bij zijn oudste zoon in Ensival, één dorp verder richting Verviers. Dat bleek achteraf niet zo’n goed idee. Ook Ensival liep helemaal onder.

Eigenaars van vernielde woningen komen dagelijks poolshoogte nemen. Ze mogen hun woningen zelf niet meer betreden, ondanks de plunderingen.Beeld © Eric de Mildt

Boormachine

“Ik weet nog dat ik de volgende dag op een bierkrat ben gaan zitten, voor het huis. Ik ben daar tot laat in de nacht blijven zitten. Ziet u die muur daar? Het is te gevaarlijk om ’m te slopen, zeggen ze. We gaan rustig wachten tot hij vanzelf inzakt. Er is die nacht een blauwe auto door de Carrefour gespoeld en van daaruit tot op onze achterkoer. Onze eigen twee auto’s zijn meegesleurd door de rivier. Ik schat dat ik toch wel voor 100.000 euro schade heb. Ik hou van alles bonnetjes bij, en heb gelukkig foto’s van alles in het huis. Morgen komt de expert van de verzekeringsmaatschappij.”

Voor het huis van Jean Larbalestrier vloeit de Hogne samen met de Vesder. De hele oever is in zes weken tijd volledig begroeid met de zo goed als onbestrijdbare Japanse duizendknoop. Stengels van de extreem invasieve plantensoort hebben zich na de ramp overal vastgeënt.

Deze nacht zal hij hier blijven, om te waken over de wasmachine en de droogmachine die via via op de kop zijn getikt, maar in afwachting van de expert nog niet de plaats kunnen innemen van de vorige. “Da’s het vervelende”, zegt hij. “Hoe minder mensen achterblijven in Pepinster, hoe schaamtelozer de dieven. Nadat we na enkele dagen pas het water uit de kelder hadden weggekregen, had ik al m’n gereedschap buiten te drogen gelegd. Mijn hamers, mijn elektrische schroevendraaier, mijn oude boormachine – met zo’n sleuteltje nog – en mijn cirkelzaag. De volgende ochtend: alles weg. Ik kan het niet bewijzen, maar ik denk dat andere getroffenen die spullen hebben gepikt om ze te tonen aan hun expert, zodat ook daar weer wat geld mee te rapen valt. Waarom zou je anders een verzopen boormachine stelen? Ook mijn barbecue op gas is gepikt voor ik kon testen of hij nog werkte. In het begin patrouilleerde de politie heel intens. Nu nauwelijks nog.”

Jean weigert moedeloos te worden. “Pepinster zal herleven, niemand die daaraan twijfelt. Het gaat alleen een stuk langer duren dan we eerst dachten.”

Als het donker wordt, zie je nog beter dat Pepinster leegloopt. Slechts hier en daar duidt een stipje op een kamer die nog wordt verlicht.Beeld © Eric de Mildt