3 cruciale elementen voor een ernstige pensioenhervorming

Het politieke debat over de pensioenhervorming werd deze week op gang geschoten met politiek gekibbel over details. Dat voorspelt weinig goeds voor de cruciale grondige pensioenhervorming die we dringend nodig hebben.  

Dat ons pensioenstelsel aan hervorming toe is, weten we al lang. De veroudering van de bevolking zet het systeem immers financieel onder druk. Tegen 2050 komen er in België (netto) bijna een miljoen gepensioneerden bij. Onze overheden spenderen vandaag 52 miljard aan pensioenen en zonder ingrepen komt daar straks door de vergrijzing nog minstens 13 miljard (in euro’s van vandaag) bij. De financiële houdbaarheid van de pensioenen is al langer een aandachtspunt. Daarvoor werd 20 jaar geleden het Zilverfonds opgericht, maar dat was vooral een marketingstunt en nooit een echte spaarpot voor de pensioenen. Ondanks de jaarlijkse rapporten van de Studiecommissie voor de vergrijzing en het rapport van de pensioencommissie in 2015 zijn we vandaag nog altijd niet voorbereid op de impact van de vergrijzing op ons pensioenstelsel. 

Aandacht voor de financiering van de pensioenen

Deze regering kondigde van bij de start een grote pensioenhervorming aan. Die zou voor dit najaar zijn. Ondertussen focuste de regering zich op extra pensioenbeloftes, zoals een hoger minimumpensioen en hogere pensioenen voor zelfstandigen. Over hoe dat betaald moet worden, bleef het voorlopig onbegrijpelijk stil. Op die manier werd de financiële druk op het pensioenstelsel nog verhoogd. De laagste pensioenen zijn een valabel aandachtspunt, maar daar liggen allicht niet de grootste uitdagingen voor ons pensioenstelsel. De armoederisico’s van de ouderen liggen bijvoorbeeld gevoelig lager dan die van de rest van de bevolking. In 2019 kampte 3,1% van de 65-plussers met ernstige materiële deprivatie, voor de bevolking jonger dan 65 lag dat cijfer meer dan dubbel zo hoog (7%). 

Als het over de betaalbaarheid van de pensioenen gaat (en bij uitbreiding van de hele begroting), herhaalde de regering totnogtoe vooral het mantra van ‘meer mensen aan het werk’. Meer mensen aan het werk zou inderdaad de financiële basis van onze welvaartstaat versterken, maar dat zal niet vanzelf gebeuren. Met 70 procent van de 20- tot 64-jarigen aan het werk hoort onze werkzaamheidsgraad bij de laagste van Europa, en de doelstelling om dat op te krikken tot 80 procent is makkelijk geformuleerd, maar zal niet gerealiseerd raken zonder verregaande hervormingen (waarmee dus ook nog gestart moet worden). 

Pensioenhervorming

Naast verregaande arbeidsmarkthervormingen is ook nood aan een grondige hervorming van de pensioenen om de geloofwaardigheid en de houdbaarheid van het stelsel te versterken. De volgende elementen mogen daarbij niet ontbreken:

  • Inperking van de vrijgestelde periodes: dat zijn periodes waarin niet gewerkt wordt, maar wel pensioenrechten opgebouwd worden. Volgens het Planbureau zijn die vrijgestelde periodes vandaag goed voor een derde van de pensioenopbouw in het werknemersstelsel.
  • Harmonisering van de ambtenarenpensioenen met het werknemersstelsel: de pensioenberekening voor statutaire ambtenaren blijft veel genereuzer dan die voor werknemers in de privé, waardoor de verschillen in pensioen hoog oplopen. In 2019 bedroeg het gemiddelde ambtenarenpensioen na een zuivere loopbaan (enkel als ambtenaar) 2.795 euro per maand, voor werknemers was dat 1.324. Het kernargument daarvoor, m.n. als een soort van uitgesteld loon om de lagere lonen in de publieke sector te compenseren, gaat al lang niet meer op.
  • Meer kapitalisatie via aanvullende pijlers: ons huidige pensioenstelsel steunt bijna volledig op repartitie (d.w.z. bijdragen van de huidige werkenden financieren de huidige pensioenen), een evenwichtigere verdeling tussen financiering op basis van repartitie en van kapitalisatie (waarbij reserves opgebouwd worden) zou de risico’s in het pensioenstelsel beter spreiden (trouwens ook voor ambtenaren). 

Zonder dit soort ingrepen dreigt de oplopende pensioenfactuur de overheidsfinanciën meer en mee ronder druk te zetten en blijft allicht ook de geloofwaardigheid van de pensioenen verder afbrokkelen.


De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer