Direct naar artikelinhoud
InterviewBart Peeters

‘Ik ben een bleke boomer uit Boechout. Mijn kinderen lachen daar graag mee’

‘Het is ongelofelijk zalig om naar een concert te kunnen vertrekken zonder je te moeten afvragen: wie heeft er gesnoven? Wie heeft er gezopen? Ook wat mezelf betreft.’ (Foto: op de Lokerse Feesten.)Beeld Geert Van de Velde

Podiumplanken over het hele land kraken van plezier. Na een gedwongen corona-pauze van zestien maanden speelt de zelfverklaarde Beyoncé van Vlaanderen, beter bekend als Bart Peeters (61), overal ten dans waar zijn liedjes zachte balsem zijn. Intussen heeft hij een nieuwe dubbelaar af – uit op 1 oktober – en kauwt hij op de grote thema’s: konijnen die Boechouts praten, sterren die sigaretten schooien, mannen die ouder worden. ‘Onze huisarts heeft me verzekerd: ‘Als je op jouw leeftijd niet wakker wordt met ‘oei’ en ‘ai’, dan is dat waarschijnlijk omdat je dood bent.’’

Ze zeggen van de liedjes van Bart Peeters dat zelfs een steen ze kan meezingen, maar die communicatie is tweerichtingsverkeer: zelfs een steen krijgt uit Bart Peeters een goed gesprek. Hij praat in enthousiaste, gulzige volzinnen. Over de buitenwereld hoeven we ons geen zorgen te maken: de deur wordt bewaakt door de genaamde Pebble. Geen geboren waakhond, maar Bart is ook geen geboren zanger: ze laten dat niet aan hun hart komen.

Bart Peeters zestien maanden niet op een podium, dat is toch een beetje als een kip die zestien maanden geen eieren mag leggen?

“Welja, normaal gezien ben ik een groot liefhebber van surrealisme – in mijn laatste single dansen zilverberken de lambada en praten konijnen Boechouts – maar deze situatie was zelfs voor mij van het goede te veel. Zestien maanden niet mogen doen wat je het allerliefst doet, en wel omdat het nérgens ter wereld mag: dat is raar. Ik had al naar een andere planeet moeten verhuizen, maar mijn management vond dat logistiek uiteindelijk te ingewikkeld, en bovendien vraagt die Elon Musk daar belachelijk veel geld voor.”

Hoe vaak zijn je laatste tien Lotto Arena-concerten nu al uitgesteld?

“58 keer? Een gelukkig gevolg daarvan: in de hele wereldgeschiedenis heeft niemands naam langer aan één stuk door aan de gevel van het Sportpaleis gehangen dan de mijne. Elke keer als ik daar voorbij rijd, denk ik: bravo, Bart, je bent de Britney Spears van de Schijnpoortweg.”

”Maar eigenlijk vind ik het wel goed dat ik niet meteen opnieuw voor zo’n volle Lotto Arena sta. Dat is: terechtkomen in een formule 1-wagen met 300 per uur, terwijl je vergeten bent hoe je zo’n ding bestuurt. Laat mij maar eerst opnieuw fietsen.”

Je fietst door zowat heel Vlaanderen. Hoe is het om weer concerten te kunnen spelen?

“Een concert is een overdracht van energie tussen de band en het publiek, en het pleziert me om te zeggen dat het nog steeds knettert, zelfs met bubbels aan aparte tafels. Ook voor ons: wij worden weleens versleten voor ambiancegroep, en hebben dus baat bij grote mensenmassa’s. Ik snap die reputatie wel: zelfs als er geen dak is, gaat het er toch nog af.”

Vorig jaar was ik blij dat zulke formules er waren, maar het blijft toch iets van een uit de hand gelopen oesterbar hebben, nee?

“Ik begrijp wat je bedoelt. Ik heb ook liever dat je niet ziet waar de ene mens begint en de andere eindigt: dát is spelen in de zomer! Maar muzikaal gezien is er ook een voordeel. Als ik een mensenmassa zie, duik ik daar namelijk meteen in en zing ik al zwemmend op mijn rug verder. Maar dan hoor ik achteraf van hogeropgeleide supermuzikanten als Ivan Smeulders dat ik toch niet helemaal loepzuiver was in de hoogte. En dan voel ik mij heel schuldig. Je zult mij dus iets beter horen zingen, het is te zeggen: iets minder slecht.”

Hoe beoordeel jij of een optreden een succes was?

“In mijn tijd bij The Radios hadden met name Nederlandse concertprogrammatoren daar een aparte methode voor: zij telden hoeveel meisjes er flauwvielen en bij de EHBO terechtkwamen. Dat vind ik geen maatstaf, ook al omdat het zou betekenen dat wij tegenwoordig bárslechte shows spelen.”

Voor de boekhouding: hoeveel waren het er?

“164. Maar die hadden dan wel het concert gemist, dus we gaven hun kaartjes om naar een ander optreden te komen. (peinzend) Eigenlijk is het raar dat er nu niemand meer flauwvalt: geenszins voor deze oude knakker, maar De Ideale Mannen zijn wél stuk voor stuk knappe gasten. Dat is toeval, want ik heb daar eigenlijk geen oog voor. Ik ben nu eenmaal, tot mijn grote spijt, een doodgewone hetero.”

Zo één!

“Het is zelfs nog erger: ik ben een bleke boomer uit Boechout. Mijn kinderen lachen daar graag mee. Alleen onze Pablo spaart mij een beetje, wellicht uit medelijden met mijn vergevorderde staat van aftakeling. Nu, ik wéét tenminste dat ik het toppunt van suf ben. Zo is het nu eenmaal: ik heb over elk onderwerp per definitie ongelijk. Daar schuilt vrijheid in: als je toch altijd ongelijk hebt, stelt dat je in staat om zonder gevolgen de idioot uit te hangen.”

“Bij liedjes schrijven is mijn lievelingsonderwerp altijd al geweest: ‘de man als loser’. Ik heb daar buitengewoon veel ervaring mee, en ik heb dan ook nog eens de grote luxe dat ik als auteur mag zeggen: ‘Het gaat niet over mij. Wat denk je wel?!’ Dat helpt mij een stuk vooruit.”

‘Heel lang had ik alleen mijn tv-carrière. Die is me in de schoot geworpen: waarom, dat weet nog steeds niemand.’Beeld Johan Jacobs

VRESELIJKE VROUWEN

  Denk je veel na over je positie in de maatschappij?

“Mijn iets donkerder vrienden slaan weleens een arm rond mijn schouder: ‘Bart, trek het u niet aan, jij bent één van ons.’ Dan voel ik me ineens 2 meter 80. Zeker in de muziek ben ik een trouwe aanhanger van de denkpiste: ‘Als het niet zwart is, geloof ik het niet.’”

“Ik heb bewondering voor mensen die wél proberen om altijd en overal hun gelijk te halen. Zo heb ik vorige week Het leven en hoe het te leiden gelezen, van de jou welbekende Serge Simonart. Ik vind hem een interessante mens. Serge – voor zover ik weet toch een bleke boomer uit Brasschaat – is de fundamentele mening toegedaan: ‘Als God een Bijbel mag schrijven, dan Ik ook.’ De basis van alles wat hij zegt, is: ‘Dames en heren, luister goed, ik heb gelijk.’ Serge straalt ook úít gelijk te hebben. ‘Bart,’ vertrouwde hij me ooit toe, ‘álles is een kwestie van timing en context.’ Dat had nog nooit iemand zo tegen mij gezegd. Als bijvoorbeeld Hitler vorig jaar in Borsbeek was geboren, met hemelsbrede afro in plaats van tandenborstelsnorretje, dan had hij het wellicht een stuk moeilijker gehad om het nazisme uit de grond te stampen.”

Eerlijk: normaal reserveer ik net een stevige achterdocht voor mensen die het grote gelijk in eigen kont gaan zoeken.

“Je hebt veel professionele gelijkhebbers in dit leven. Maar dat is niet erg, zolang het maar tof blijft en het mij hier en daar een glimlach ontlokt. Vorige week las ik zo ook Alle mannen zijn onnozelaars van Mark Coenen, die destijds Het leugenpaleis produceerde. Toen ik dat las, dacht ik: ha, Mark en ik grazen nog steeds op dezelfde wei. Want eigenlijk zijn mannen in dit tijdsgewricht toch allemáál losers? Sta mij toe om te veralgemenen, zodat ik niet het woordje ‘ik’ hoef te gebruiken: de postmoderne man wéét het niet meer.”

Pebble: “Waf!”

“Jij moet je daar niks van aantrekken, Pebble.”

Is dat erg? Oudere witte mannen lijken plots de hete adem van de geschiedenis in hun nek te voelen, en dat maakt hen ongemakkelijk.

“Zo zit ik niet ineen. Ik zeg: keep up the fight! Maar ik vind het wel interessant. Toen ik aan het schrijven was voor mijn nieuwe plaat, kwam er een liedje uitgerold over een man die roept: ‘In deze tijd krijgt ge al grote ambras als ge nog maar een kerstboom versiert!’ Op een bepaald moment begon dat personage zo hard op vrouwen af te geven dat het naar seksisme begon te neigen. Ik kijk er al naar uit om dat met veel plezier te zingen.”

Is het autobiografisch?

“Het gaat niet over mij. Wat denk je wel?!

“Weet je hoe het gaat als vrouwen een probleem uit de doeken doen? De bedoeling is dat jij een luisterend oor bent, evenwel zónder een oplossing te bieden, want dat zou kunnen suggereren dat jij het beter weet. Tegen dat ik dát doorhad, was ik al hoogbejaard! Bij mannen is dat toch gemakkelijker. Jij zegt gewoon: ‘Bart, je zou misschien het volgende kunnen doen.’ Bij vrouwen is dat totáál niet de bedoeling. Je mag ook vrouwen niet meer de wereld aan hun voeten leggen, want dan zeggen ze: ‘Dat maakt vlekken op de tapis-plain. En trouwens, als de wereld aan mijn voeten moet, zal ik die daar zelf wel leggen.’ Dat is de tijdgeest. Ik weet niet of ik daar zo blij mee ben.”

”Ik denk weleens: heb ik, uit de tijden voor #MeToo, boter op het hoofd? Zijn er dingen die ik niet had mogen zeggen? Heb ik verdorie in de jaren 90 niet naar Tine Embrechts gebeld met de vraag om vijftig pornoscènes op te nemen?”

Zij was de begenadigde pornoactrice Kelly in Het peulengaleis. Maar ik vind niks mis met die sketches.

“Toen Het peulengaleis vorig jaar werd heruitgezonden op Canvas, deed me dat een beetje zweten. Maar dan zag ik, tot mijn ongelofelijke genoegdoening, dat de pornoactrice Kelly continu het heft in handen had, terwijl haar tegenspeler Patrick de grootste pornosloef ter wereld was! Toen zullen wij dat, neem ik aan, uit komisch perspectief zo hebben bedacht. Als Het peulengaleis overeind blijft, dan ligt dat volledig aan het genie van Hugo Matthysen, een heel verstandige en bovenal enorm vrouwvriendelijke mens.”

”Wij mogen wel heel blij zijn dat de mannen van de Gamma – geen homoseksuelen, maar onomfloerste strandjanetten – destijds meteen de stamp of approval kregen van Tom Lanoye, die dan ook nog eens in een sketch wilde meespelen. Ik ben er heilig van overtuigd: Tom Lanoye covered our asses.”

Als dat letterlijk bedoeld is: met zulke mopjes moet je nu dus uitkijken.

(lacht) “Tom zou nog mogen van mij. Of nee, dat is niet helemaal waar: ik probeer mezelf nu even in het korset van de tijdgeest te wurmen, en steun te betuigen aan de lgbt-streepje-sterretje-schrap-wat-niet-past-gemeenschap.”

“Ik weet niet of we nu pakweg nog Mag ik u kussen? zouden kunnen maken, het programma waarin drie mannelijke BV’s een vrouw het hof moesten zien te maken. Ik zag net een fragment terug uit de aflevering met Danira Boukhriss Terkessidis: een zeker seksisme – of noem het: politieke incorrectheid – zit daar wel in. Ik vond dat ook wel schone tijden.”

Met permissie, maar is het ook niet een tikje pathetisch, de bleke boomer die mijmert over hoe het vroeger beter was?

“Wellicht wel. Maar het geweldige voordeel is: in liedjes moet je je dat allemaal niet aantrekken, en mag je gewoon een rotzak zijn. In ‘Denk je soms nog aan mij’ maak ik de nieuwe lover van een ex werkelijk professioneel met de grond gelijk. (neuriet) ‘Zeggen de kinderen al papa / Of noemen ze hem voorlopig nog Dirk? / Tekent hij mee hun rapport / Doet hij mee oudercontact / En de hele cirque.’ Nog eigen aan mannen die terechtkomen in een nieuw samengesteld gezin: die vinden het plots heel tof om Scrabble te spelen. En ze kijken met onverminderd enthousiasme mee naar de lievelingsserie van hun nieuwe vrouw. Ik kan er immens genoegen uit halen om daar met een redelijke wreedheid kipkap van te maken. Terwijl de eerlijkheid mij dan weer gebiedt te zeggen dat ik nog nooit gescheiden ben, en ook geen verwachtingen koester in die richting.”

”Ik ben er nog nooit in geslaagd om een ‘rozengeur en maneschijn’-liefdesliedje te schrijven. Omdat ik mezelf dan niet geloof. Ik voel de Serge Simonart in mij wakker worden, schrijf snel op: ‘Een relatie is als een coronacurve: als ze niet omhoog en omlaag gaat, dan is het geen relatie meer, dan is het een gewoonte geworden.’ Serge is dat vergeten te zeggen in zijn boek, maar voor de volgende druk mag hij het gebruiken.”

IGGY STOP

Heb je niet gewoon heimwee naar een soort anarchie in de maatschappij?

“Een beetje wel. Maar ik heb anarchie méégemaakt, en ik weet dat ze vaak zwaar overschat wordt. Touren in het buitenland, dát was anarchie. We speelden ooit in het voetbalstadion van Dakar, in het voorprogramma van Youssou N’Dour en Baaba Maal. Ik wilde het publiek zien, maar de PA zei: ‘Je moet kiezen: de lichten van het podium of die van de zaal. Anders trekt de generator het niet.’ Een kapotte generator is ook anarchie.”

”In 1994 kwam de grote Rick Tubbax, destijds manager van The Radios, zeggen dat we mochten spelen op het WK voetbal in Orlando, en wel na de wedstrijd België – Nederland. We werden gehuisvest in luxueuze villa’s en ik was er heilig van overtuigd dat wij van de ene dag op de andere een household name in Amerika zouden worden – ontwaken als supersterren. Wat bleek? Ze geven geen ruk om voetbal, er was daar geen halve Amerikaan. De Belgen hadden gewonnen dus de Hollanders in het publiek vonden ons plots niet meer tof, en verder waren er alleen maar Duitsers, Ieren en Engelsen: volkeren die statistisch gezien altijd dronken zijn. Ik denk niet dat iemand zich de dag nadien nog herinnerde dat wij gespeeld hadden; die Amerikaanse doorbraak blijft tot op heden uit.

“‘Dat is toch rock-’n-roll,’ kun je dan zeggen. Maar ik weet het niet. In mij zijn toen meerdere wilde rock-’n-rollverlangens stilletjes gestorven.”

‘Een relatie is een coronacurve: als ze niet omhoog- en omlaaggaat, is het geen relatie maar een gewoonte’Beeld Humo

Was dat het begin van jouw einde bij The Radios?

“Ja. (denkt na) Volgens mij is rock-’n-roll stilaan een voorbijgestreefd concept. Mijn kinderen snappen er geen fluit van. Ik heb onlangs nog met hand en tand proberen uit te leggen waarom Herman Brood cool is. Maar zij zeggen: ‘Papa, dat is toch gewoon een loser die speed met alcohol combineerde, en die van het Hilton is gesprongen? Wat is dáár nu cool aan?’”

“Ik zag Herman heel graag. Wij konden goed praten. Ik heb nog met hem gedrumd en gezongen, in de jaren 80 en 90. Hij sprak een soort Jerommekestaal: ‘Bartje, ik euhm, kerstshow doen. Herman zingen ‘White Christmas’. Ja? Kén je zorgen voor sneeuw? Veel plastic sneeuw?’ Ik dacht: Herman Brood die in een grote tv-show ‘White Christmas’ gaat zingen? Wát? Maar wat gebeurde er? Toen die nepsneeuw viel, ging Herman op zijn knieën zitten en snoof hij alles op. En ondertussen bromde hij ‘White Christmas’. I love him. Rock-’n-roll, dat is: flirten met de dood, de mens als onkruid. Ik vind dat heel schoon.”

En tegelijk was het toch niet helemaal iets voor jou, of wel?

“Het is ongelofelijk zalig om naar een concert te kunnen vertrekken zonder je te moeten afvragen: wie heeft er gesnoven? Wie heeft er gezopen? Ook wat mezelf betreft. (zwijgt) De schoonheid van Sex & Drugs & Rock & Roll – de sfeer in het liedje van Ian Dury – die begrijp ik wel. Alleen leidt ze niet automatisch tot mooie concerten. Eigenlijk is het simpel: als ik Mick Jagger bezig zie, geloof ik weer eventjes dat God bestaat. Of dat komt door rock-’n-roll of door verregaand gefitness, kan me geen reet schelen.”

“Eind jaren 90 kreeg ik een slag op mijn oren. Mijn koptelefoon stond absurd luid en ik weigerde ’m af te zetten: héél rock-’n-roll. Ik heb de mannen van Status Quo vaak tegen elkaar horen spreken in de backstage: róépend, omdat ze stuk voor stuk potdoof zijn. Ondertussen zijn ze ook, op één na, potdóód. Maar er blijkt nog iets anders te bestaan dan doof worden: je kunt gevoelige oren ontwikkelen. Ik was voor gierende gitaren en kletterende drums, die ik met plezier beroerde, maar vanaf dan moest ik wel akoestisch spelen. Nu repeteren wij soms hier in de living. Full band. Ik zing mee en je kunt mij verstaan zonder microfoon. Eigenlijk zijn we een soort buskers. Het zijn ook die instrumenten: mandolines, violen, accordeons... En wat is het geweldige aan deze tijd? Front of the house klinken wij zo hard als Metallica.”

”En tóch vind ik het erg dat ik de schoonheid van rock-’n-roll niet aan mijn kinderen krijg uitgelegd. (lachje) ‘Ik heb ooit een belangrijke levensles gekregen van Iggy Pop,’ probeerde ik onlangs nog. Maar zij: ‘Pááá, ben je daar weer?’”

Pebble: “Waf!”

“Dan vertel ik ’t wel aan jóú, Pebble – hier is een koekje. Ik had Iggy Pop al een paar keer geïnterviewd toen ik hem poedelnaakt zag zitten in het American Hotel in Amsterdam, voor de lens van Anton Corbijn. ‘Hey guy, you have a guitar,’ zei hij toen ik passeerde. ‘Ik leef gezond nu, ik heb vandaag nog maar vier sigaretten gerookt. Heb jij er trouwens eentje?’ Daar kwam het op neer: hij wilde een sigaret afpitsen. Dát, zo leerde ik, is wat wereldsterren doen. David Bowie deed ’t ook, toen ik hem zag bij het optreden van Radiohead op Werchter: zijn vrouw en manager waren ervan overtuigd dat hij gestopt was, maar hij schooide bij iedereen. En ik wist opeens dat ik nooit een échte rockgod zou zijn: ik had namelijk altijd sigaretten op zak.”

Toen je nog muziekinterviews deed voor de VRT, heb je ook vaak achter de schermen van de rock-’n-roll mogen kijken.

“In de jaren 80 was het nog logisch dat Tina Turner, The Smiths en The Cure naar Studio 3 van de VRT kwamen en zich daar lieten interviewen door een nono van 22 jaar. Toen ik mij luidop afvroeg waaróm, zei Roger Davies, de toenmalige manager van Tina Turner: ‘We owe it to the kids.’ Zij dachten dat ik 16 was.”

”Ik interviewde eens Bobby Gillespie, toen de drummer van The Jesus and Mary Chain, nu de zanger van Primal Scream, terwijl hij een meisje op zijn schoot had. Tijdens het interview begonnen ze te seksen: dat begon met vingeren, en op den duur werd het wel heel bloterig. Maar ik voelde aan: nu zouden zij het gewéldig vinden dat ik daar iets van zeg. Dus ik blijf gewoon mijn vragen stellen. Alles verliep prima, er was geen probleem. Later, toen ze een dvd-box uitbrachten, stond daarop: ‘The Brussels Incident’. Terwijl dat geen incident wás. Zij wílden dat het een incident was. Of neem nu de Red Hot Chili Peppers: ooit zijn ze een controversiële videoclip komen opnemen in Studio 3 waarbij ze op een schroothoop instrumenten in de prak ramden. (lacht) Ik zie Cas Goossens, die toen nog bij de VRT zat, al toekijken: ‘Ze zen Studio Drei on ’t kapotdoen!’ Dat was héél cool. Alleen: voor die instrumenten zijn ze vooraf wel netjes gaan onderhandelen met Jokke Kerkhofs, de vader van Kat Kerkhofs. Het is, wil ik maar zeggen, ook maar een spelletje.”

DE RAYMOND-NORM

Een denkoefening: stel dat ik de koppen bijeen steek met professor Barabas en een verjongingsmachine uitvind waar je als 30-jarige terug uitstapt. Ga jij erin?

“Nee. En niet alleen omdat -journalisten zelden kundige fysici zijn. Nee, ik had het als 30-jarige, en ook daarvoor, niet altijd gemakkelijk om aanvaard te worden.”

Door het publiek, door collega’s?

“Ik had last van onzekerheid. The Radios hebben veel goedgemaakt, maar het duurde te lang voor ik iets betekende in de muziek – tot mijn 28ste. Nochtans maakte ik al van mijn 7de liedjes, op een gitaar die ik van Sinterklaas had gekregen: ik kende hem toen nog niet, maar ik heb hem daar later omstandig voor bedankt. Heel lang had ik alleen mijn tv-carrière. Díé werd me in de schoot geworpen: waarom, dat weet nog steeds niemand. Toen ik in Holland grote shows presenteerde, dacht ik: ik zal maar veel mascara dragen en mijn haar zwart spuiten, want dat doen Iggy Pop en Robert Smith ook. Klein detail: zij huppelden niet rond op Veronica. Ik was verward over wie ik was en wie ik zou moeten zijn. Ik was iedere dag iemand anders. Ik vrees dat ik pas na mijn 40ste ietwat ben samengevallen met mezelf.”

Waarom begon je niet eerder met muziek?

“Ik durfde niet! Ik herinner me dat ik in de jaren 70 een fragment hoorde uit ‘Waar ik niet tegen kan’ van Raymond van het Groenewoud: ‘Ik voel me eenzaam, oud / Op 24 jaar, dat belooft.’ Ik vond dat zo fucking goed. Ik wist dat ik de Raymond-norm niet kon halen en dat ik het dus beter helemaal níét kon doen.”

“In die periode zag ik Raymond soms door mijn straat fietsen in Boechout. Maar hij woonde daar helemaal niet. Dat kon toch geen toeval zijn? In mijn ogen had je David Bowie, Mick Jagger en Raymond van het Groenewoud. Misschien dat ik Raymond zelfs nog straffer vond, zo straf als Bob Dylan. Het was dus alsof Bob Dylan door mijn straat fietste! Mijn vrienden begonnen mij te pesten: ‘Bart, hij komt ú zoeken, hè. Raymond heeft een drummer nodig!’ Dat klonk plausibel, dus probeerde ik mee te drummen met Raymonds platen. Ellende, ellende. Hij blééf door mijn straat fietsen en toch is hij nooit komen aanbellen. Een wrede mop van het universum. Wat bleek? Hij had natuurlijk gewoon een lief zitten in Boechout. En het was nog een heel knappe ook.”

Later leerde je Raymond goed kennen.

“Ik heb hem dat verhaal toen verteld. Hij moest hard lachen. Later heeft hij een paar keer – heel lief – naar mij gebeld als zijn drummer iets voorhad, om hem te vervangen. ‘Trouwens,’ zei hij op één van die gelegenheden, ‘ik zou dat toch maar doen, in het Nederlands zingen.’ Dé man die ervoor had gezorgd dat ik de eerste twintig jaar van mijn carrière niet durfde, gaf mij een schop onder de kont.”

EEN INNERLIJKE COHEN

Omdat ik je nieuwe plaat nog niet gehoord heb: waarover gaat ze?

“Ik kies graag onderwerpen uit waar nu eens nooit iemand over schrijft. Een swingend liedje over alzheimer terwijl mijn vader eraan aan het sterven was... Eén liedje van deze plaat heeft als concept: stel dat je je in relaties, net als in het voetbal, zou kunnen beroepen op een VAR? Halverwege de ruzie: ‘Stop! We gaan de beelden bekijken.’ Ik kan heel gelukkig worden van zo’n uitgangspunt. Ik heb ook een liedje over een mens die alleen maar bezig is met de vraag: wat als je alle frieten die je in je leven eet in één lange rij achter elkaar zou leggen? Kom je dan tot in Bagdad? Ik ben zo’n zot die dat dan ook begint uit te rekenen. Het antwoord: totaal niet. Je raakt zelfs niet van Boechout tot in Zwevezele.”

”Misschien wel de belangrijkste vraag: hoeveel procent van de voetballers zijn links- dan wel rechtsdragend? En heeft dat te maken met hun positie op het veld? Ik ken maar één Rode Duivel, Dries Mertens, dus bij hem heb ik het nagevraagd. Hij beweerde dat voetballers daar niet zo mee bezig zijn. (schouderophalend) Nu, ik snap dat wel: ik ben zelf ook geen typische links- of rechtsdrager.”

‘Ik heb mij pas nog geëxcuseerd tegen het publiek omdat ik hen om corona­technische redenen niet mocht bespringen. Achteraf dacht ik: vermoedelijk vinden die mensen dat niet zo erg.’Beeld Johan Jacobs

Heb je tijdens de lockdown nog iets noemenswaardigs gedaan?

“Ik ben vaak gaan wandelen met mijn moeder, die 84 wordt. Tijdens de wandeling vertelde ze over de papy, mijn opa zaliger die tijdens WO II in het verzet van Lier zat. Ik heb daar nooit de details van geweten, dus begon mijn moeder te vertellen: ‘Welle woonden vroeger in dat huis. De gevluchte mensen zaten dáár verstopt, en ginder lagen alle wapens van het verzet van groot-Lier.’ De mamy bleek Engels te hebben gekund, omdat zij tijdens de Eerste Wereldoorlog was gevlucht over de plas, en ze onderschepte Engelse boodschappen via de radio.”

”De papy zelf heeft daar nooit over willen spreken, want na zijn verzetsheldendaden is hij opgepakt en heeft hij twaalf concentratiekampen doorlopen: ik ken sympathiekere kroegentochten. Toen hij in Buchenwald aankwam, was de oorlog voorbij. Daarna zweeg hij. Maar zijn hele leven lang ging hij wel mee met de bedevaart naar het heilig water in Lourdes, om Onze-Lieve-Vrouw te bedanken. Stijn (Barts broer, red.) en ik gingen mee, omdat we benieuwd waren naar al die mensen in hun rolstoelen. Zouden zij er met een nieuwe rolstoel dan wel al flamencodansend uitkomen? Wij hebben zelf geen mirakels zien geschieden, maar naar het schijnt zijn er ooit wel gebeurd.”

Hoe ouder je wordt, hoe kieskeuriger je moet zijn met je dromen. Wat staat er nog op de lijst?

“Waardig ouder worden.”

Hoe doe je dat?

“Níét zoals ik nu bezig ben alleszins. Ik heb mij vorig weekend nog geëxcuseerd tegen het publiek omdat ik hen om coronatechnische redenen niet mocht bespringen. Achteraf dacht ik: vermoedelijk vinden die mensen dat niet zo erg. En zo over een publiek kronkelen met een microfoon, is dat niet meer iets voor 18-jarigen?”

Hugo Matthysen blijft eeuwig dat lichaam van een 25-jarige zwemkampioen behouden, maar praat je met hem weleens over ouder worden? Ik zie jullie alle twee als jongetjes die door een kosmische vergissing opeens wat meer gelooid zijn.

“Dat vind ik heel juist uitgedrukt. Al is den Hugo ook heel vaderlijk tegenover mij. Dan zegt hij na een optreden: ‘Ja Bart, hoe zal ik het zeggen? Uw innerlijke Leonard Cohen hebt ge nog niet gevonden.’ (lacht) Hugo behoedt mij voor het leven: ‘Bart,’ zegt hij dan, ‘ge moet oppassen dat ge het verleden niet te veel romantiseert.’ Hij kent de gevaren van het ouder worden heel goed, en vecht als een krijger tegen de ‘vroeger was het beter’-reflex. Hij weet dat dat gewoon onzin is – en als er nu iemand iets afweet van onzin, dan is hij het wel.”

”Als hij echt in vorm is, dan zegt hij gewoon: ‘Bart, je weet toch: muziek op akoestische instrumenten, dat gáát niet.’ Dan werkt hij een loepzuivere, Clement Peerensiaanse denkconstructie uit waar je werkelijk geen speld tussen krijgt. En dan besluit ik dat gesprek door te zeggen: ‘Inderdaad, Hugo, wij zijn hélemaal verkeerd bezig.’”

Ben jij niet gedoemd om altijd die jongen te blijven die lult met Hugo Matthysen, en nummers schrijft over Boechouts sprekende konijnen?

“Dat zou kunnen. Het grote verschil met vroeger: als ik nu wakker word, ben ik een oude mens. Echt waar, opstaan is een uitgebreid proces geworden dat gepaard gaat met krakende knoken, gezucht en gekreun. Onze huisarts, Marleen, heeft me verzekerd: ‘Als je op jouw leeftijd niet wakker wordt met ‘oei’ en ‘ai’, dan is dat waarschijnlijk omdat je dood bent.’”

”Mijn zoektocht naar waardig ouder worden: dat is waar Hugo naar verwijst als hij zegt dat ik mijn innerlijke Leonard Cohen nog niet heb gevonden. Ik vrees dat ik hem morgen ook nog niet bij de kraag zal hebben. Maar...”

Pebble: “Waf!”

“Juist, Pebble: er wordt aan gewerkt.”

© HUMO

‘De kat zat op de krant’ van Bart Peeters verschijnt op 1 oktober bij Simpletone.Beeld Johan Jacobs