Direct naar artikelinhoud
InterviewAimé Anthuenis

‘Wat ik in dat halfjaar ziekenhuis allemaal gezien heb… Dat zijn drama’s’

‘Wat ik in dat halfjaar ziekenhuis allemaal gezien heb… Dat zijn drama’s’
Beeld Marco Mertens

Voormalig kampioenenmaker Aimé Anthuenis (77) volgt het voetbal weer na een bewogen halfjaar waarin zijn leven aan een zijden draadje hing. Maar zie: le bien Aimé is terug. 25 kilo lichter en met een iets minder forse tred, maar nog even scherp en eigenzinnig als vroeger.

Dit moest vooral een gesprek over voetbal worden, maar zoals dat dezer dagen gaat, is corona nooit ver weg. Aimé Anthuenis, gewezen toptrainer bij Racing Genk (één beker, één titel) en RSC Anderlecht (twee titels), drievoudig Trainer van het Jaar en begin dit millennium drieënhalf jaar bondscoach van de Rode Duivels, heeft er immers een pittig jaar op zitten. Tussen eind oktober en midden april lag hij in het ziekenhuis, de eerste zes weken in een coma. Geveld door covid-19.

Hoe gaat het nu met u?

Aimé Anthuenis: “Goed, dank u. Ik sta scherper dan ooit. (lacht) Ik ben 25 kilo afgevallen. Dat is het goede aan wat me overkomen is, want op karakter was ik die kilo’s nooit kwijtgeraakt. Het is wel een hele verbetering: als je zoveel gewicht minder meezeult, voel je je op slag een pak beter.

“Maar het was geen pretje. Zes weken coma, net geen zes maanden opgenomen zijn: mensen beseffen niet hoe zwaar dat is. Wie corona weglacht, heeft niet meegemaakt wat ik heb meegemaakt. Het ís niet om mee te lachen. (zwijgt even) Ik wil niet te dramatisch doen, maar ik heb geluk gehad. Wat ik in dat halfjaar ziekenhuis allemaal gezien heb… Dat zijn drama’s, hè. Veel mensen hebben véél minder geluk gehad dan ik.”

Weet u waar u die coronabesmetting hebt opgelopen?

“Nee, en dat is ook niet zo belangrijk. Ik ben vooral geschrokken van hoe dat virus me plots te pakken had. Eerst was ik gewoon wat slapjes, maar ik werd almaar zieker. Na een week ging het niet meer en ben ik thuis door een ambulance opgehaald. In het ziekenhuis hebben ze me uiteindelijk zes weken in een coma gehouden.”

Die zes weken…

(onderbreekt) Gij wilt ook weten hoe dat was, zeker? (lacht) Iederéén vraagt me dat. Eerlijk: ik weet het zelf niet. Je kunt het nog het best vergelijken met een diepe slaap, maar dan wel zo diep dat je niet weet wat er om je heen gebeurt. Ik heb dingen gedroomd – wellicht door de medicatie – die niet kónden: nu eens zat ik in een grote zaal, dan weer in een kleedkamer terwijl ik gesprekken voerde. Allemaal haarscherpe herinneringen, maar zo fake als wat. Al die tijd lag ik aan mijn bed gekluisterd. In coma.

“Na drie weken hebben ze geprobeerd me uit die coma te halen, maar dat is niet gelukt. Ik heb foto’s van mezelf uit die periode gezien. (blaast) Dat is schrikken. Ge zijt een levend lijk, hè. (zwijgt even) Op een bepaald moment hebben ze vanuit het ziekenhuis naar huis gebeld: ‘Morgen kan het gedaan zijn.’”

‘Wat ik in dat halfjaar ziekenhuis allemaal gezien heb… Dat zijn drama’s’
Beeld Marco Mertens

Hoe komt het dat u het toch gehaald hebt?

“Het is een half mirakel dat ik er nog ben, zeggen de dokters. Als ik die foto’s zie, lijkt me dat wel juist. Ze zullen me misschien nog niet gewild hebben, hierboven.

“Dat ik al die jaren toch als sportman heb geleefd – of toch een beetje (glimlacht) – zou ook meegespeeld hebben. En dat ik nooit gerookt heb. Als jongeman heb ik dat nooit gewild, omdat ik het wilde maken als voetballer. Pas op, in die tijd werd je bijna als achterlijk beschouwd omdat je niet rookte. Maar daar heb ik me nooit iets van aangetrokken. Een geluk, zo blijkt nu.”

ELKE DAG JEROEN

Na die coma moest het echte werk nog beginnen. Wat was het lastigste?

“Ik kon niks meer. In die zes weken was ik ontzettend veel spiermassa kwijtgeraakt. En dan heb ik het niet over mijn armen en benen, maar over inwendige spieren. Zelfs klappen lukte niet, ik heb dat opnieuw moeten leren. De dokters hadden een spreekknop ingeplant onder mijn strottenhoofd.

“Slikken kon ik ook niet meer. Ik ben een bourgondiër, maar bijna vijf maanden lang is hier (wijst naar zijn keel) niks door gepasseerd. Alle spieren die dat normaal regelen, waren weg. Ik mocht niet meer eten of drinken, want ik liep het risico dat alles in mijn luchtpijp terechtkwam en ik zou stikken of opnieuw een longinfectie zou krijgen. Mijn longen waren blijkbaar helemaal kapot.

“Ik heb opnieuw moeten léren eten: kunt ge u dat voorstellen? Na weken voeding via buisjes mocht ik eindelijk een yoghurtje probéren te eten. Met vijf dokters die aan het meekijken waren, sommigen zelfs via een cameraatje in mijn lijf. Als het niet helemaal liep zoals ze gehoopt hadden, moest ik na twee happen alweer stoppen: ‘We gaan het over drie weken nog eens proberen, meneer Anthuenis.’ Pfff.

“Je sukkelt van de ene ellende in de andere. Telkens wanneer ik dacht dat het weer een beetje beter zou gaan, dook er wel een nieuw kwaaltje op. Nierstenen, een ontstoken galblaas, rugpijn van te lang te liggen...

“Uiteindelijk moest ik ook proberen om weer te gaan staan. Het lukte niet, ik stond op uit bed en zakte door mijn benen. Er waren dagen dat ik in het ziekenhuis op weg was naar de kinesist en halverwege moest terugkeren. Ik kon niet meer. Te moe. Te gefrustreerd. Daar sta je dan, als oud-trainer.”

Dat lijkt me vooral mentaal erg zwaar.

“Het moment dat ze een tillift je kamer binnenrollen om je van je bed naar de zetel te hijsen... Dat geeft je een tik. Alles opnieuw moeten leren vraagt geduld, en dat is niet mijn beste eigenschap. Ondanks alles ben ik relatief optimistisch gebleven. Ik zag veel mensen die er nog slechter aan toe waren en toch de moed hadden om door te zetten. Dat inspireert. En ik heb veel steun gekregen uit mijn directe omgeving, ook al was ik niet altijd de gemakkelijkste in de omgang. Dat was mijn grote geluk. Afhankelijk zijn is enorm lastig en frustrerend, maar je gaat er ook door beseffen hoe groot de invloed van anderen op je eigen gemoed is.

“Als ik dezer dagen in het Waasland rondrij, zijn er veel mensen die me zeggen: ‘Aimé, ik heb aan uw bed gestaan.’ Dat zijn vaak verplegers die ik niet herken, maar die me maandenlang geholpen hebben. Chapeau! Er kan niet genoeg geïnvesteerd worden in de zorg. Op álle niveaus.”

ELKE DAG JEROEN
Beeld Marco Mertens

Bent u intussen helemaal hersteld?

“Intussen is de bourgondiër terug, maar ik let toch meer op. Toen ik in het ziekenhuis lag, droomde ik weleens van een frisse pint of een goede Duvel. Blij dat ik dat weer kan drinken zonder zorgen. (lacht)

“Fysiek blijft het wel lastig. Zwemmen is het enige wat ik nog op een aanvaardbare manier kan. Het is minder vermoeiend voor de spieren en ik doe het graag. Zwemmen, liggen en zitten: zo zien mijn dagen er ongeveer uit.”

En voetbal kijken op televisie?

“Dat kan zittend of liggend. Dus: ja. (lacht) Ik kijk nog veel voetbal, maar niet meer zo fanatiek als vroeger. Tijdens het EK heb ik de Rode Duivels natuurlijk gevolgd, maar in andere matchen heb je na een hele dag in bed niet altijd evenveel zin. Ik ben strenger dan vroeger: als het me na pakweg een halfuur tegenstaat, zap ik weg. En als Lili & Marleen op tv is, of F.C. De Kampioenen, geef ik daar al eens voorrang aan.

“In het ziekenhuis en tijdens mijn revalidatie heb ik vooral naar kookprogramma’s gekeken. Op één of andere manier hielpen die programma’s me om te aanvaarden dat ik niks meer mocht eten. Jeroen Meus heb ik iedere dag bezig gezien, behalve als hij soep of taart klaarmaakte.”

Waarom?

“Ik eet dat niet graag.”

Ah zo. En hebt u al die andere recepten intussen zelf geprobeerd?

“Zeg, we gaan ook niet overdrijven, hè. (lacht)

TIEN VERVANGERS

“Gaan we anders nu even foto’s maken?” Van de norse toon waarmee Aimé Anthuenis de fotograaf eerder wandelen heeft gestuurd, is na een klein uur praten niks meer te merken. Na de shoot installeert hij zich opnieuw op het zonovergoten terras en wrijft zich in de handen. “En nu gaan we het over voetbal hebben.”

Graag. Zegt u het eens: dat EK van de Duivels, was dat nu een mislukking of niet? Velen riepen ons op voorhand al uit tot Europees kampioen, in werkelijkheid gingen we eruit in de kwartfinale tegen de Italianen, de latere kampioen.

“Verliezen tegen Italië is geen schande, maar het toonde dat we geen absoluut topland zijn. Wie dat dacht, heeft het begin van deze generatie bij de nationale ploeg niet meegemaakt. Ik begrijp de ontgoocheling van al die journalisten en fans, maar zelf ben ik nooit zo euforisch geweest. Ik heb altijd gezegd, zelfs zonder de tegenstanders in detail te kennen, dat we tot de vijf, zes beste landen van Europa behoren, maar dat Italië, Spanje, Frankrijk en Portugal óók kandidaat waren om het EK te winnen.

“Geluk speelt ook altijd mee op een bekertoernooi. In 1998 heb ik met Racing Genk de Belgische beker gewonnen, maar voor hetzelfde geld lagen we er in de eerste ronde al uit tegen een derdeklasser. Dat was een kwestie van geluk. Niks meer, niks minder. De ref, een doelpaal, balverlies... Behalve van de vorm – alle dragende spelers moeten top zijn – hangt het af van die kleine toevalligheden. Italië heeft dit keer geluk gehad, wij niet.

“We waren niet op ons sterkst. Axel Witsel is miraculeus teruggekeerd, maar op een cruciaal moment zijn we Kevin De Bruyne en Eden Hazard kwijtgeraakt. Zonder die blessure was De Bruyne áltijd de man het toernooi geworden. Wat een smerige fout van die João Palhinha. En De Bruyne speelt nog altijd niet, hij zal er de volgende interlands niet bij zijn. Ik hoop voor hem dat het geen chronische blessure wordt.”

Nog een veelgehoorde kritiek: bondscoach Roberto Martínez had sneller moeten wisselen in die match tegen de Italianen.

“Niet akkoord. Achteraf is het altijd gemakkelijk om zoiets te beweren. Als je een speler vervangt en het draait verkeerd uit, verklaart iedereen je óók voor gek. Aan die spelletjes doe ik niet mee. Ik redeneer in zulke situaties nog altijd als coach.

“Roberto Martínez heeft het tot nog toe uitstekend gedaan. Bovendien heeft hij een goede band met al die toppers. Dat is niet niks. Courtois, Hazard, De Bruyne, Lukaku, Witsel: dat zijn geen klein mannen meer, maar sterkhouders bij grote ploegen. Real Madrid, Manchester City, Chelsea, Borussia Dortmund... De FIFA-ranking is vooral spielerei, maar we voeren die wel al jaren aan, hè. Martínez heeft vertrouwen gegeven aan zijn groep en blijft er zelf ook trouw aan.”

Té trouw, klinkt het soms. Straks spelen we kwalificatiewedstrijden voor het WK in Qatar: is dit niet het uitgelezen moment om nieuwe spelers in te passen en afscheid te nemen van anderen?

“Natuurlijk niet. Wat is het alternatief: proberen en roteren? Als dat verkeerd uitdraait, moet Martínez het ontgelden. Hij houdt zich aan de ploeg, en dat siert hem. Dit is niet het moment voor een grote schoonmaak.

“In de krant las ik onlangs een stuk over de tien vervangers voor deze generatie Duivels. Allee, zeg. Als je straks op de vijftigste plaats van de FIFA-ranking wilt staan, moet je die vooral nu allemaal selecteren. Er zijn nieuwe spelers met potentieel, ja, maar geef die gasten nog wat tijd. Overhaast wisselen om te wisselen heeft geen zin. Na het WK zullen sowieso oudgedienden afhaken.”

Welk jong talent kan u het meest bekoren?

“Jérémy Doku, zonder twijfel. Maar ik hou dan ook van individuele acties. Het is geen toeval dat Doku nu al bij de Rode Duivels zit. Hij is goed, durft risico’s te nemen, en heeft lef en kwaliteit. Dat heeft hij bewezen tegen Italië. Jammer dat hij er de volgende matchen niet bij zal zijn, maar hij heeft nog tijd genoeg.”

Martínez haalt nu ook Albert Sambi Lokonga, Charles De Ketelaere, Yari Verschaeren, Zinho Vanheusden en Hannes Delcroix bij zijn selectie.

“Hannes Delcroix en Zinho Vanheusden kan ik moeilijk inschatten, maar zeker Charles De Ketelaere verdient echt een kans. Die gast is zó goed. Hij doet me soms aan de jonge Marc Degryse denken. Op welke positie hij het best is? Laat Philippe Clement, zijn coach bij Club Brugge, daar maar over oordelen: hij werkt iedere dag met hem. Maar voor de Rode Duivels kan hij zeker ook nuttig zijn. Ik wil hem weleens zien in combinatie met Lukaku.”

Charles De Ketelaere.Beeld BELGA

Is Romelu Lukaku de enige die op dit moment écht onmisbaar is voor de Rode Duivels?

“Kijk eens naar zijn cijfers. (blaast) Die zeggen genoeg, hè. Lukaku máákt zichzelf onmisbaar. Hij maakt het verschil. Niet één tegen één, maar hij is een garantie op succes en op goals. Dat zal hij nu bij Chelsea ook weer bewijzen. Schrijf maar op!”

Voor de Rode Duivels wordt op termijn vooral de verdediging een probleem.

“Martínez heeft het verlies van Vincent Kompany toch óók opgevangen? We doen soms wat lacherig over de eeuwig geblesseerde Kompany, maar op het toppunt van zijn carrière was hij één van de besten ter wereld. Zelden heb ik een speler met zo’n lichaamsbouw spitsen zien terughalen.

“Martínez zal ook dit keer oplossingen vinden. Hij kan Witsel bijvoorbeeld een rij lager uitspelen, zoals nu al af en toe gebeurt bij Dortmund. Dat is een noodoplossing, maar als het de ploeg beter maakt: waarom niet?”

Toby Alderweireld heeft een lucratieve transfer naar Qatar versierd: haalt hij straks, in een mindere competitie, nog zijn beste niveau?

“Vergeet niet dat die mannen op en top prof zijn. Ja, Alderweireld gaat nu voor veel geld in de woestijn voetballen, maar kun je hem dat kwalijk nemen? Als hij morgen zijn been breekt, kan het gedaan zijn. Dan is het toch logisch dat hij het onderste uit de kan probeert te halen? Ik twijfel er niet aan dat hij zichzelf zal blijven verzorgen. Kijk naar Thomas Vermaelen, die in Japan voetbalt: hij heeft toch ook een ijzersterk EK gespeeld?”

RACEN MET RADJA

Nu we toch bezig zijn, kunnen we het net zo goed ook over de Jupiler Pro League hebben. Valt er straks iets te doen aan Club Brugge?

“In deze fase is voorzichtigheid geboden: het is nog onduidelijk welke spelers erbij zullen komen en – minstens zo belangrijk – welke zullen vertrekken. Tot dinsdag 31 augustus middernacht (het moment dat de transfermarkt sluit. Dit interview werd voordien afgenomen, red.) kan nog veel gebeuren. Maar op dit moment heeft Club Brugge wel de beste papieren, ja.”

Komt de grootste concurrentie uit Limburg?

“Ook bij Genk wordt het afwachten wie vertrekt. Als ze straks Paul Onuachu nog verliezen, ziet het er plots helemaal anders uit. Ik ben een grote fan van Cyriel Dessers (de andere Genkse spits, die uitgeleend werd aan Feyenoord, red.), maar zonder Onuachu verlies je plots wel veel goals. Hij heeft er vorig jaar 33 gemaakt. Zonder evenwaardige vervanger maak je het jezelf als club moeilijk, ondanks de miljoenen die je met zo’n verkoop wint.

“Wie kampioen wil spelen, moet minstens 80 goals maken: dat is mijn theorie. Met vrije trappen, strafschoppen en een goede aanvallende middenvelder kom je al ergens, maar je hebt altijd een speler nodig die minstens 25 goals maakt. Bij voorkeur zelfs twee.”

Anderlecht heeft misschien eindelijk weer eens twee zulke spelers rondlopen: behalve Benito Raman is er nu ook Joshua Zirkzee. Doen zij straks eindelijk weer mee voor de titel?

“Wat ik tot nog toe gezien heb, is veelbelovend. Maar hoe goed die nieuwe spelers zijn, zal moeten blijken. Ik ben blij dat Anderlecht weer opkrabbelt.”

Hebt u daar ooit aan getwijfeld?

“Natuurlijk niet. Ik zie de club dit jaar zelfs weer meespelen aan de top. Ik ken Vincent Kompany een beetje. Hij heeft zijn carrière lang met goede coaches gewerkt, hij is geen dommerik, en toonde op heel jonge leeftijd al karakter op het veld – ook dat is een goede eigenschap voor een coach. Geef hem nog wat tijd, hij komt er wel.”

Als Club het haalt, wordt Philippe Clement voor het vierde seizoen op rij – één keer bij Genk en nu al twee keer met Club Brugge – kampioen. U hebt hem gekend als speler bij Genk. Bent u verrast dat hij zo’n knappe trainer is geworden?

“Helemaal niet. Als trainer zie je snel wie gewoon tegen een bal komt trappen en wie meedenkt op het veld. Als je daar een verlengstuk hebt, speel je met twaalf tegen elf. Philippe was zo’n speler. In de winter van 1997 wilde Coventry hem weghalen bij Genk. Ik ben toen recht van het trainingsveld naar de bestuurskamer gelopen: ‘Philippe moet nog nog een half seizoen blijven!’ Met succes, hij is uiteindelijk pas na dat seizoen vertrokken. Zo belangrijk was hij voor mij.

“Philippe heeft de gave om juiste beslissingen te nemen én hij heeft geduld. Dat zijn belangrijke eigenschappen. Hij heeft het goede moment afgewacht, is niet te snel gegaan, heeft zelf kansen afgedwongen en heeft die met beide handen gegrepen.”

Zijn er nog oud-spelers uit de stal-Anthuenis die u een grote trainerscarrière toedicht?

“Het is misschien een verrassende naam, maar van Carl Hoefkens verwacht ik veel. Hij werkt nu ook in de schaduw bij Club Brugge – net zoals Philippe dat lang heeft gedaan – maar op een dag zal hij er staan. En ik ben ontzettend blij dat Bart Goor eindelijk ook zijn eerste stappen in de trainerswereld zet. Bij de jeugd van Westerlo, weliswaar, maar van hem verwacht ik ook veel.”

Over verwachtingen gesproken: is de terugkeer van Radja Nainggolan de beste transfer van dit seizoen?

“Ik denk wel dat het een goede zaak is. Hij zal bij Antwerp wegen op de kleedkamer en de ploeg, in positieve zin. Met een goede Radja Nainggolan doen ook zij mee bovenaan. Ik heb altijd in hem geloofd, ook toen Martínez hem niet meer moest hebben bij de Duivels. Als hij fit is – en dat lijkt wel zo te zijn – is hij een absolute meerwaarde.”

Ook voor de Antwerpse horeca, lijkt het: na amper een week was hij al zijn rijbewijs kwijt.

“Goh. Ik ga dat allemaal niet goedpraten, maar ik snap wel dat de druk op die gasten enorm is. Voetballers en trainers moeten er altijd staan. Op lange termijn werken is in onze sport onmogelijk: de ene belangrijke match is nog maar net afgelopen of de volgende is alweer ‘de belangrijkste van het jaar’. Dat vreet aan je. En niet iedereen gaat daar op de juiste manier mee om. Ik noem geen namen, maar ik heb dat in mijn trainerscarrière ook gezien.”

U verwijst opvallend vaak naar de druk en het psychologische aspect in de topsport. Worden die onderschat?

“Ik vind van wel. Het is positief dat verhalen over de mentale problemen van tennisster Naomi Osaka en turnster Simone Biles eindelijk naar buiten komen. Dat helpt om zulke problemen bespreekbaar te maken. Zelf heb ik nooit met sportpsychologen gewerkt, maar ik zou het nu anders aanpakken: het kán niet meer zonder. Als ik terugdenk aan de druk waarmee wij al werden geconfronteerd… En sindsdien is alles nog veel intenser geworden.”

In deze interlandweek keert ook de intussen 70-jarige Louis van Gaal terug als ‘nieuwe’ bondscoach van Nederland. Hebt u de voorbije tien jaar nooit heimwee gehad naar het coachen?

“Nee. Als coach móét je alleen maar. Je moet presteren, je moet er altijd staan, altijd aanwezig zijn en alles in de gaten houden. Onderschat die druk niet. Voor een bondscoach is hij natuurlijk kleiner, maar ik mis het helemaal niet. Ik geef Van Gaal geen ongelijk, hoor. Hij kan het nog, hè.

“Ik heb de filosofie van de Nederlandse coaches altijd bewonderd: als zij ontslagen worden, wrijven ze zich in de handen over de oprotpremie die hun wacht en gaan ze glimlachend naar huis. Bij mij is dat nooit gelukt. Het voetbal is altijd in mijn hoofd blijven malen.

“Toen ik gestopt was als trainer, was dat ook een opluchting: ik kon eindelijk eens opstaan wanneer ik er zin in had. Niet dat ik plots tot ’s middags in bed bleef liggen, maar ik hoefde niet meer om kwart over zeven door de Kennedytunnel te sjezen om op tijd in Genk of Anderlecht te raken. Zoiets went snel. (lacht)

Trekt u die lijn door na alles wat u de voorbije maanden is overkomen? Heeft de tijd in het ziekenhuis uw kijk op het leven veranderd?

“Als ze mij straks zouden zeggen: ‘Aimé, je zult zes maanden in het ziekenhuis doorbrengen en je zult niks meer kunnen’ – ik weet niet of ik er nog tegen opgewassen zou zijn. Maar als het je overkomt, sta je er niet bij stil. Met wat ik meegemaakt heb, zou ik nu dubbel moeten genieten van het leven. Maar wat is dat nog? Ik probeer tegenwoordig zoveel mogelijk te doen wat ik graag doe. En wat ik liever niet meer doe, daar pas ik voor. Ik denk dat dat wel mag, intussen.”

© Humo