Direct naar artikelinhoud
InterviewLinos Vandekerckhove

‘Vaccins van Pfizer en AstraZeneca wekken antilichamen op in de neus’

Een spuit wordt gevuld met Pfizer-vaccin.Beeld Photo News

Uit onderzoek van de UGent en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie blijkt dat het Pfizer-vaccin bij 96 procent van de proefpersonen antilichamen opwekt in de neus. Na vaccinatie met AstraZeneca was dat bij 59 procent van de proefpersonen het geval. ‘Dit verklaart wellicht mee het verschil in doeltreffendheid’, zegt infectioloog Linos Vandekerckhove (UGent).

Waarom zijn die antilichamen in de neus belangrijk?

Linos Vandekerckhove: “Het coronavirus dringt ons lichaam binnen via de bovenste luchtwegen. De antilichamen die zich daar bevinden, vormen een eerste verdedigingslinie tegen het virus. Hoe meer virus door die eerste barrière al worden geneutraliseerd, hoe minder er verder in het lichaam kunnen doordringen om daar een infectie te veroorzaken.

“Tot dusver was niet duidelijk of vaccinatie ook tot de aanmaak van antistoffen in de neus leidt en zo ja, of die in staat zijn het virus te neutraliseren. Dat blijkt nu wel degelijk het geval.”

Wat kan de verschillen tussen beide vaccins verklaren?

“Van het Pfizer-vaccin is bekend dat het een sterkere immuunrespons opwekt, wat er wellicht toe leidt dat we ook ter hoogte van de neus een sterkere reactie zien.

“Mogelijk speelt het verschillende vaccinatieschema ook een rol. We hebben telkens twee weken na de tweede vaccinatie gemeten. Maar tussen de eerste en de tweede AstraZeneca-dosis zitten twaalf weken, en tussen beide Pfizer-doses slechts vier weken. Het is nog niet duidelijk of die langere periode tussen de meting en de eerste AstraZeneca-prik een effect heeft.”

Leert dit ons iets nieuws over de doeltreffendheid van de vaccins?

“Uit klinische studies weten we dat de doeltreffendheid van het Pfizer-vaccin hoger ligt dan die van het AstraZeneca-vaccin, namelijk zo’n 95 procent bescherming tegen ernstige infectie tegenover 80 procent – al zal de deltavariant die cijfers wellicht nog wat wijzigen. Het verschil in reactie ter hoogte van de neus is mogelijk een van de verklaringen voor dat verschil.”

Heeft dit implicaties voor de mate waarin gevaccineerden het virus kunnen doorgeven?

“Dat hebben we in deze studie niet onderzocht, maar het is wel aannemelijk. Als er meer antilichamen in de neus zitten, zitten er wellicht ook meer in het speeksel. En de barrière werkt in twee richtingen. Wordt meer virus in de neus en het speeksel geneutraliseerd, dan kan het niet alleen minder goed in het lichaam doordringen, maar dan kun je het ook minder goed doorgeven.”

Hoelang houdt dit effect aan?

“Dat weten we nog niet. We volgen meer dan driehonderd proefpersonen op en presenteren nu de resultaten van een pilootstudie bij 46 deelnemers. Het is de bedoeling nog een meting te doen zes maanden na de tweede prik. Dat is eigenlijk relevanter dan de situatie na twee weken, want deze vaccins moeten ons nog lang beschermen. En als er een effect zou zijn van de verschillende vaccinatieschema’s, is dat tegen dan wellicht uitgevlakt.”

Zijn er manieren om de productie van antilichamen in de neus te stimuleren?

“Dat zou kunnen door de vaccins in de vorm van een neusspray toe te dienen. Dat heeft bovendien als voordeel dat het zeer makkelijk is. Dergelijke vaccins zijn in ontwikkeling en de studies naar hun doeltreffendheid lopen nog.”