Direct naar artikelinhoud
AchtergrondEconomie

Pendelen is pijn. Mentaal én fysiek. ‘Ik had als enige hobby: klagen over de NMBS’

Pendelen is pijn. Mentaal én fysiek. ‘Ik had als enige hobby: klagen over de NMBS’
Beeld Elise Vandeplancke

Pendelen: het maakt ons gestrester, ongelukkiger en eenzamer. En toch blijven we het dag na dag maar doen. Is er een manier om toch winst te halen uit deze schijnbaar verloren tijd? Bestaat er, kortom, zoiets als de perfecte pendel?

Mijn favoriete taalfout? Hoe de Vlaming het hulpwerkwoord ‘gaan’ combineert met het bewegingswerkwoord ‘gaan’. Ik ga naar huis gaan. Ga maar eens gaan kijken. We gaan gaan eten. Het is een zodanig veelvoorkomend euvel dat het zelfs een eigen lemma heeft op de website van de Vlaamse overheid, al ziet die wel een belangrijke uitzondering over het hoofd. Dat ene geval waarin de talige wanconstructie te rechtvaardigen is. Dat moment waarop de actie net een extra zetje of hulpwerkwoord kan gebruiken.

Ik ga gaan werken.

Nu thuiswerk niet meer als norm geldt, keren steeds meer mensen terug naar hun cubicle of clean desk. Reikhalzend werd er uitgekeken naar keuvelen bij de koffieautomaat, het sparren met personen in plaats van pixels, maar in het enthousiasme leek men vergeten dat, om terug naar kantoor te gaan, er eerst naar kantoor gegaan moest worden. En dat is vaak een behoorlijke onderneming.

In Vlaanderen legt een werknemer gemiddeld 22,9 kilometer af om tussen thuis en het werk te pendelen – een tocht die gemiddeld 40,8 minuten duurt, zo blijkt uit een onderzoek van Jobat (2019) bij 10.000 Vlamingen. 14,4 procent van de ondervraagden gaf aan langer dan 1 uur (enkele reis) onderweg te zijn richting kantoor. Die cijfers komen overeen met de werkbaarheidsmeting 2016 van de Stichting Innovatie & Arbeid, cijfers die overigens sinds 2007 niet veranderd waren. Wanneer ook de data uit het zuiden van ons land in de berekening opgenomen worden, is de Belg gemiddeld 53,2 minuten per dag onderweg naar het werk. Een op de vijf Belgen is zelfs twee uur per dag kwijt aan pendelen. We zijn daarmee bij de koplopers in Europa.

Net als het record regeringsvormen is dat niets om te vermelden in toeristische brochures. Wie de onderzoeken die de nefaste gevolgen van pendelen aantonen naast elkaar legt, kan er een weg naar het kantoor en terug mee plaveien.

Een forse forens wordt door wetenschappers in verband gebracht met hoge cholesterol, hoge bloeddruk, nek- en rugklachten, neerslachtigheid, burn-out en obesitas. Het grootste probleem van de negatieve effecten van omslachtig woon-werkverkeer is dat ze een ‘spill-overeffect’ hebben. Na een vervelende pendeltocht voelen we ons de rest van de dag ongelukkiger en minder gefocust, maken we ongezondere keuzes wat onze voeding betreft en voelen we ons vaak vermoeider, waardoor we na het werk ook minder ondernemen dat ons gelukkig of gezond maakt. Hierdoor halen we minder voldoening uit de manier waarop we onze tijd hebben gespendeerd, en slapen we dus ook slechter – omdat we gestresseerd zijn of omdat we langer opblijven.

Bovendien heeft een mens maar zoveel vrije uren in een dag – wanneer twee daarvan al ingenomen worden door ‘onderweg zijn’, blijft er minder tijd over voor hobby’s of geliefden. Een Zweedse studie heeft zelfs aangetoond dat mensen die langer dan 45 minuten (enkele trip) pendelen 40 procent meer kans lopen op een echtscheiding. Lang pendelen maakt ons dus niet enkel ellendig, het maakt ons ook eenzaam. Robert Putnam, politiek wetenschapper en auteur van Bowling Alone (2000), noemt pendelen een van de meest robuuste voorspellers van sociale isolatie. In een artikel in The New Yorker stelt hij dat elke tien minuten die we pendelen resulteert in tien procent minder sociale connecties.

De auteur van dat artikel, Nick Paumgarten, omschrijft het mooi: “De tijd die je al pendelend doorbrengt in je wagen, kun je niet spenderen aan rondhangen met de kinderen, vrijen met je partner (of wie dan ook), voetballen, voetbal kijken, voetbaltraining geven, discussiëren over politiek, bidden in de kerk, of drinken op café. Kortom, je spendeert die tijd niet in het gezelschap van andere mensen. De twee of meer uren vrije tijd die we kregen dankzij de invoering van de werkdag van acht uur, begin twintigste eeuw, zijn eenzame uren. Je gezelschap bestaat uit bekerhouders.”

Pendelparadox

Thomas James Christian, gezondheidswetenschapper aan Brown University, zegt dat pendeltijd dan wel geen officiële werktijd is, maar dat je het wel moet meerekenen en zelfs moet laten doorwegen. Na uitvoerig onderzoek kwam hij tot de conclusie dat een werknemer met een aanvaardbare pendeltijd (van twintig minuten of minder) en een twaalf uur durende werkdag zich mentaal en fysiek beter voelde dan een werknemer met een pendeltijd van een uur en een tien uur durende werkdag, ook al spenderen ze beiden even veel tijd aan relatief stresserende en onplezierige taken.

Niet zo verwonderlijk dus dat de meeste mensen pendelen vreselijk vinden. Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman en econoom Alan Krueger vroegen in 2004 een groep van 900 Amerikanen om hun dagelijkse activiteiten te rangschikken van plezierig tot pain in the ass. De ochtendpendel kwam als allerlaatste uit de bus, na werken, zorgen voor de kinderen of het huishouden doen. Zélfs na het vuilnis buitenzetten of haren uit de afvoer peuteren.

Pendelen is pijn, mentaal én fysiek. Dus waarom doen we het dan zo massaal?

De pendelaars zijn terug in station Brussel-Centraal.Beeld Belga

Veel mensen hebben simpelweg geen andere keuze. Ze moeten fysiek op hun werk zijn, en zijn niet bereid te verhuizen wanneer jobs onzeker zijn en de huizenmarkt een slagveld. Al hebben sommigen die pendeltocht wel naar hun hand kunnen zetten. Micha woont in Gent, maar pendelt naar Antwerpen en Brussel. “Het heeft iets, in andere steden werken. Mijn wereld is een stuk breder, heb ik het gevoel.”

Tijs pendelt omdat zijn sector niet echt vertegenwoordigd is in zijn thuisstad, maar hij voelt er niks voor om Gent te verlaten. “Al mijn vrienden en hobby’s zijn hier, en ik ben dicht bij mijn familie in West-Vlaanderen. Bovendien kan ik op de trein gewoon doorwerken, en een boek schrijven.” Didier is evenmin van zin te verhuizen. Een verandering van transportmiddel deed al veel: “Ik zit nu vier keer per week vijftig minuten op de speedpedelec (een snelle elektrische fiets, KS). Vier jaar heb ik met getreind. Ik was toen dagelijks 13 uur van huis weg, met als enige hobby: klagen over de NMBS.”

Sammy besloot wel te veranderen van job. “Ik pendelde 90 minuten per dag. Dat is 450 minuten per week en dus 1.800 minuten per maand. Dat zijn 30 nutteloze uren in de auto.”

Vanuit economisch standpunt gaat men ervan uit dat mensen alleen zouden kiezen voor het nadeel van een lange pendel als dat gecompenseerd wordt door een significant voordeel. Een kilometervergoeding bijvoorbeeld, of de mogelijkheid een beter huis te kunnen betalen, weg van populaire verstedelijkte gebieden. Knappe koppen berekenden dat een verlenging van je woon-werkverkeer met twintig minuten gevoelsmatig overeenkomt met een loonsverlaging van 20 procent, en dat het wegnemen van een uur durende pendel hetzelfde is als een loonsverhoging van 40 procent. 

In realiteit blijkt dat de financiële en materiële voordelen zelden opwegen tegen de psychologische nadelen – wat economen de pendelparadox noemen. Mensen die verder van hun werk wonen, ook al wonen ze in het groen of worden ze vergoed voor hun afstand, zijn systematisch slechter af. Het is zo rationeel onbegrijpelijk dat zelfs een speciale editie van The Economist over pendelen in 1998 moest besluiten dat ‘individuele beslissingen wat betreft pendelen niet volledig begrepen kunnen worden binnen het traditionele economische kader. Het is een kwestie waarvoor de economie geen uitleg heeft.’

Daniel Gilbert, professor psychologie aan Harvard en auteur van Stumbling on Happiness, slaagt er wél in om het fenomeen te verklaren: de meeste goede en slechte dingen worden mettertijd minder goed of slecht – we passen ons aan. Maar het is veel makkelijker om jezelf aan te passen aan dingen die constant blijven dan aan dingen die voortdurend veranderen. We wennen snel aan de geneugten van een groter huis of een tuin, omdat die exact even groot of groen blijven, maar we vinden het moeilijk om te wennen aan de horror van het pendelen, omdat iedere dag een andere vorm van ellende met zich meebrengt: een vertraging, iemand die zijn nagels knipt, geen zitplek, een ongeval, wegwerkzaamheden, enzovoort.

‘Mensen die de auto of het openbaar vervoer nemen zijn het ongelukkigst.’Beeld Elise Vandeplancke

In de tussentijd

“Als we in België het pendelgedrag willen aanpakken, stoten we op verschillende drempels”, zegt Jonas De Vos, professor Transport Planning aan University College London. “Woningen in (de rand van) steden, die het pendelen kunnen beperken, zijn schaars en duur. Tegelijkertijd zullen wij ook niet snel verhuizen voor ons werk, zoals dat in Nederland of Noord-Amerika wel het geval is. Dat heeft ook te maken met hoe klein ons land is. Maar iemand die dagelijks van West-Vlaanderen naar Brussel moet, heeft een behoorlijke forens. Die pendelcultuur wordt nog versterkt door ons bedrijfsethos, dat thuiswerken amper aanmoedigt.”

De coronacrisis maakte abrupt een einde aan het woelige woon-werkverkeer. De pandemie kluisterde de meesten onder ons aan de keukentafel met het besef dat wat we tot dan toe zo cruciaal achtten, eigenlijk niet echt essentieel is. Het was bevreemdend om te zien hoe zoveel mensen plots het wel en wee van werken naast je bedstee ontdekten – in mijn realiteit is het immers constant crisis, dus/want ik werk iedere dag van thuis uit. Mijn pendeltijd bedraagt hooguit één minuut, elf als ik besluit mijn generatie eer aan te doen door in de koffiebar om de hoek mijn laptop open te klappen. Ik beschouw het als de grootste luxe die ik in mijn leven heb vergaard, een geluksgevoel geruggesteund door de wetenschap, maar niet altijd gedeeld door mensen die voor het eerst met voltijds thuiswerk geconfronteerd werden. Pendelen werd voor het eerst echt gemist.

“Pendelen is voor mij een moment van decompressie”, vertelt een vriendin die in het oude en nieuwe normaal een aantal dagen per week van Lokeren naar Brussel pendelt, een tocht die doorgaans drie verschillende vervoersmiddelen en meer dan een uur beslaat. “Ik beschouwde dat altijd als verloren tijd, maar tijdens de lockdown heb ik beseft hoeveel winst ik uit dat uur haalde. Het is het moment waarop ik een boek lees, een podcast luister en soms mijn mails voorbereid. Tijd die ik invul hoe ik zelf wil. Tijd om te bekomen, van mijn taak als mama van twee jonge kindjes, van mijn taak als werknemer. Dat is tussentijd, tijd voor mezelf.”

Menswetenschappers noemen pendelen dan ook een liminale routine. Het zijn periodes van transitie, om bepaalde taken af te bakenen die we dagelijks ondernemen, waardoor ze een ritueel geworden zijn. Zowel afbakeningsperiodes als rituelen zijn er behoorlijk bij ingeschoten tijdens de lockdowns. Werk en privé liepen in elkaar over en heel wat mensen waren werknemer, leerkracht, opvoeder, ouder, vriendin, psycholoog en partner tegelijkertijd. Niet moeilijk dat je dan haast melancholisch terugkijkt naar me-time in een overvolle metro.

Wanneer er onderzoek gedaan wordt naar de ideale (subjectieve) pendeltijd, dan is het antwoord dan ook verrassend genoeg níét: nul minuten. “De meeste mensen willen hun pendeltijd wel verkorten, maar bereiken een consensus van een kwartier, een kwartier dat liefst al wandelend of al fietsend doorgebracht wordt”, zegt De Vos. “Mensen die de auto of het openbaar vervoer nemen zijn het ongelukkigst; vooral wie met de bus gaat haalt het minste voldoening uit het woon-werkverkeer. Dat heeft niet alleen te maken met de kwaliteit van de dienstverlening, want ook in landen waar het openbaar vervoer heel strak georganiseerd is komt men tot gelijkaardige resultaten.”

Volgens De Vos en zijn collega’s hangt het samen met een gevoel van controle over het traject, dat je als wandelaar nu eenmaal veel meer in de hand hebt. Bovendien spelen buitenlucht en fysieke activiteit ook een rol. Mensen die met het openbaar vervoer reizen, geven aan dat hun wandel- of fietstocht van en naar hun halte of perron veruit het aangenaamste deel van hun reis is.

Bumperkleven

Het leeuwendeel van de bevolking kan niet met de fiets of te voet naar het werk, en heeft bovendien een pendeltijd die dat kwartier ruim overstijgt. Een pendeltijd waarin we ons nuttig proberen maken omdat het idee van tijdverlies onverdraaglijk is in onze neoliberale maatschappij, waarin je alles kunt optimaliseren. Toch is er niet echt een consensus over hoe je je pendel het beste in jouw voordeel kunt laten werken. De ene raadt aan om op dat moment te ontspannen en een podcast te luisteren of een roman te lezen, de andere adviseert om die verloren tijd te vullen met dingen die je anders tijdverspilling vindt, zoals je fotofolder uitkuisen, een boodschappenlijstje maken of een belletje doen met een oude schoolkennis. En dan zijn er nog de mensen die vinden dat je dat moment moet benutten om je voor te bereiden voor een werkdag door je mailbox al eens door te nemen of jezelf in te lezen voor een vergadering.

“Veel hangt af van de vraag of je die tijd autonoom kunt invullen”, zegt Martin Euwema, professor arbeids- en organisatiepsychologie aan de KU Leuven. “Er is niets mis met wat mails beantwoorden op de trein of een klant bellen in de file – ik doe het zelf ook soms, maar dat wordt wel nadelig als je leidinggevende verwacht dat je die tijd zo invult. Dan is die tijd niet meer van jou, maar van je werkgever.”

Over het algemeen is Euwema niet te porren voor het concept van een perfecte pendel. “Er zijn natuurlijk mensen die niet anders kunnen dan fysiek op hun werk aanwezig zijn, maar vaak wordt het idee dat pendelen nu eenmaal bij het professionele leven hoort, ons aangepraat.” Een salariswagen versterkt dat idee. Ik bumperkleef dus ik ben.

Volgens Euwema is het goed dat mensen die geen andere keuze hebben hun pendeltocht niet lijdzaam ondergaan, maar zegt ook: “Veel mensen gaan het overschatten. Het is natuurlijk ontzettend belangrijk dat je je hoofd kunt leegmaken, dat je werk en privé van elkaar afbakent en dat je kunt ontspannen en genieten van muziek of een goed boek. Maar je hoeft daarvoor niet te pendelen”, zegt Euwema. “Het is jammer als mensen dat pendelen nodig hebben om hun me-time op te eisen. De eisen van gezin, thuis en werk liggen dan blijkbaar zo hoog dat je die pendeltijd anders niet vrij kunt of durft te maken. Want waarom kun je wel een halfuur uittrekken om naar je werk te reizen, maar niet om bijvoorbeeld een wandeling te maken vooraleer je achter je thuisbureau gaat zitten?”

In zijn puurste definitie is pendelen een slingerbeweging, een constante heen-en-weer van de ene plek, positie of persona naar de andere. Het is dan ook belangrijk om pendelmomenten in je dag te lassen. Al hoef je daarvoor dus niet altijd gaan gaan aanschuiven op de E19.