Beestenboel: de springstaartjes zijn met veel, maar we zien ze niet

© mariehuskens
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Springstaarten zijn waarschijnlijk de talrijkste landbeestjes waarvan je sommige met wat moeite nog net kunt zien.

In deze vermoeiende tijden, waarin je constant in touw bent om de bescherming van een tiental wolven te helpen garanderen, doet het deugd om je eens te kunnen buigen over beestjes waar niemand zich druk over maakt, omdat bijna niemand weet dat ze er zijn. Maar bijna onzichtbaar betekent niet nutteloos. De impact van springstaarten op onze leefomgeving is eindeloos veel groter dan die van wolven. Maar zo goed als niemand erkent ze voor de diensten die ze ons leveren.

Omdat ze zo klein zijn – de meeste worden slechts enkele millimeters groot – blijven springstaarten ook onderbelicht in de wetenschap. Hun voorlopers zouden zo’n 400 miljoen jaar geleden wel tot de allereerste ongewervelden aan land behoord hebben. Omdat de diertjes doorgaans zes poten hebben, zijn ze lang geassocieerd met insecten, maar die band doorstond de wetenschappelijke tand des tijds niet. Nu zijn ze iets ‘aparts’ in het dierenrijk.

De meeste springstaarten leven op of in de bodem, waar ze zich tegoed doen aan bladerresten en ander organisch materiaal. Ze ruimen plantaardig afval door het aan stukken te snijden, waardoor het makkelijker verteerd kan worden door onder meer microben. Zonder springstaarten zouden we tijdens een boswandeling verdrinken in stapels afgevallen bladeren.

Als een bodem een minimum aan vochtigheid bevat, kunnen springstaarten in gigantische aantallen voorkomen. Sommige wetenschappers stellen dat je er per stap in onze bossen honderden ‘raakt’. Hun dichtheid zou kunnen oplopen tot 15.000 per vierkante meter – in Scandinavië kan het plaatselijk zelfs tien keer meer zijn. Het zijn cijfers om van te duizelen.

De beestjes danken hun naam aan een springveerachtige structuur aan de onderkant van hun achterlijf. Daarmee kunnen ze zichzelf wegschieten als ze in gevaar zijn, want ze zijn zelf uiteraard voedsel voor tal van andere eters. Voor hun sprong om zich in veiligheid te brengen hebben ze maar een vijfde van een seconde nodig. Voor echte verplaatsingen is de springveer echter niet geschikt, waarschijnlijk omdat het gebruik energetisch te belastend is. Er zijn wel aanwijzingen, vooral op basis van fossiele vondsten, dat springstaarten kunnen meeliften met vliegende insecten zoals kevers en eendagsvliegen. Zo zouden ze zich toch kunnen verspreiden.

Omdat de diertjes voor een gezond leven vochtigheid nodig hebben, groeit de vrees dat ze in de problemen kunnen komen door de klimaatopwarming. Het is bekend dat ze tot 30 procent kleiner worden als ze het te warm krijgen. Maar de hoop bestaat dat ze flexibel genoeg zijn om op de opwarming in te spelen. Onderzoek heeft aangetoond dat sommige springstaartsoorten speciale aanpassingsmechanismen ontwikkeld hebben. Ze kunnen hun voortplanting snel bijsturen met het oog op veranderingen in hun voedselaanbod. Als er veel voedsel is, zullen ze veel kleine eitjes leggen, maar in omstandigheden met weinig voedsel worden er minder maar grotere eieren gelegd. Die hebben dan een grotere kans om tot een beestje uit te groeien. De flexibiliteit heeft wel een kostprijs: flexibele diertjes leven minder lang dan beestjes die niet over snelle genetische aanpassingsmogelijkheden beschikken.

Om wat zicht te krijgen op de veelzijdigheid (en schoonheid) van springstaartjes in onze tuinen: ga eens op bezoek bij www.mariehuskens.be

Partner Content