Direct naar artikelinhoud
AchtergrondCultuurbladen

‘Fantomas’, ‘Humbug’, ‘Ohlalala’...: is de renaissance van het cultuurmagazine een feit?

'Humbug' is een van twee filmmagazines die vorige week het levenslicht zagen.Beeld RV

Op een moment dat de cultuursector opkrabbelt na rake coronaklappen, floreert de cultuurjournalistiek. Met Fantômas en Humbug is de filmwereld twee tijdschriften rijker. Begin dit jaar was er al het muziekblad Ohlalala, en ook muziekblad RifRaf plant een reboot. Was papier niet op sterven na dood?

Humbug en Fantômas, dat deels uit de as van Filmmagie herrees, zijn vorige week gelanceerd. Beide bladen bedienen cinefielen, al is het ook een hart onder de riem van een gehavende sector. Sinds maart is het muziekmagazine Ohlalala te verkrijgen, terwijl het kunstfilosofisch tijdschrift Equinox al twee edities uitbracht. En er komt misschien nog meer. “Onlangs namen mensen die een muziektijdschrift willen opstarten contact met me op”, vertelt Xavier Roelens, coördinator van Folio, de koepelorganisatie van cultuur-, literatuur- en erfgoedtijdschriften. 

De plotse opmars van cultuurjournalistieke initiatieven is opvallend, want zoals de boutade luidt: een papieren magazine anno 2021, dat is toch niet rendabel? Wat is de meerwaarde van nichebladen in een digitaliserende samenleving? “De rol lijkt mij bij al deze initiatieven hetzelfde: de initiatiefnemers hebben het gevoel dat wat ze maken ontbreekt; dat daar een nichepubliek voor bestaat”, zegt Roelens. 

Een aanvulling zijn op het bestaande aanbod en daarmee het verschil maken, is ook de beweegreden achter Ohlalala, een start-up waarin Thom Pelckmans van Pelckmans Uitgevers investeerde. Ohlalala bundelt Belgische muziekverhalen op een website en in een magazine dat om de vier maanden verschijnt.

Het verhaal van het muziekplatform kreeg vorm in volle pandemie. “Op een moment dat de sociale beweegruimte enorm beperkt was, wilden wij een verbindende rol vervullen”, zegt Lore Abrahams, een van de drie initiatiefnemers. “Het was evenzeer onze manier om een noodlijdende sector een duw in de rug te geven.” Ohlalala was overtuigd een gat in de markt te kunnen vullen na een onderzoek van iVox. Daaruit bleek dat 80 procent van de bevraagden trots is op de Belgische muziekcultuur; 50 procent gaf aan er meer over te willen weten.

Slow journalism

'Ohlalala' kreeg vorm in volle pandemie. “Op een moment dat de sociale beweegruimte enorm beperkt was, wilden wij een verbindende rol vervullen”, zegt Lore Abrahams, een van de drie initiatiefnemers.Beeld Beeld RV

Ohlalala spitst zich toe op slow journalism en wil zich met achtergrondverhalen, reportages en reeksen het spectrum van de muziekjournalistiek toe-eigenen waar steeds minder mainstreammedia zich begeven. “We zijn absoluut geen nieuwsmedium”, is Abrahams duidelijk. Een goed verhaal uit de anonimiteit vissen primeert op nieuwswaarde. In de ratrace van het leven wil Ohlalala op de rem staan.

Diepgang en traagheid zijn ook de waarden van het filmblad Humbug. “Een film die een half jaar geleden in de zalen speelde, zijn de mensen al snel vergeten. De klassieke media richten zich op het nu – alles moet snel-snel gebeuren”, vertelt medeoprichter Johannes De Breuker. “Bij anderen werkt de tijd in het nadeel, wij nemen net de tijd en de ruimte om dieper te spitten.”

Johannes de Breuker, medeoprichter van filmmagazine 'Humbug'. 'Wij nemen de tijd en de ruimte om dieper te spitten.'Beeld Tine Schoemaker

De initiatiefnemers van nichebladen willen een aanvulling zijn op de cultuurbijlagen van de traditionele media, waar popcultuur een alsmaar grotere plek inneemt. Bladen als Humbug en Ohlalala gunnen de verhalen die de Vlaamse kranten en weekbladen niet halen alsnog een plek in de schijnwerpers.

Humbug haalt zijn inspiratie in het buitenland, bij websites en magazines als IndieWire, Vulture en Little White Lies. “Vooral dat laatste medium is een voorbeeld: toegankelijk, maar zonder de diepgang uit het oog te verliezen.” Het gloednieuwe magazine moet het, in tegenstelling tot dat andere nieuwe filmblad Fantômas, zonder subsidies doen. Humbug is enerzijds afhankelijk van de losse verkoop en abonnementen, anderzijds van advertentie-inkomsten.

“Enthousiasme is een derde overlevingsfactor”, pikt De Breuker in. “We hebben een beperkt budget. Ik weet dat veel nichemagazines in het verleden overkop gingen. Veel gaan we er niet aan verdienen, dat besef ik, maar we willen een frisse wind door de filmjournalistiek doen waaien. Wij willen daar onze tijd en energie in investeren. Noem ons gek. Of gewoon enthousiast.”

Nicheblad

De levensvatbaarheid van nichebladen wordt al lang in twijfel getrokken. Kunsttijdschrift Vlaanderen, Apollo, RifRaf, Filmmagie, Oogst en G. zijn slechts enkele titels die de laatste jaren ten grave werden gedragen. “Er ís een publiek voor diepgravende cultuurverslaggeving”, weet Ben Van Alboom, medeoprichter van Apollo, een muziek- en filmmagazine dat na vier edities ophield te bestaan. Al is hij daar ook nuchter in. “Op voorhand zegt iedereen ‘dít medium hebben we nodig’, maar in werkelijkheid bestaat het publiek niet uit tienduizenden mensen die bereid zijn om te betalen voor een nicheblad.”

Johannes de Breuker en Ruben AertsBeeld Tine Schoemaker

Ook het internet heeft een impact op de slaagkansen van een nieuw initiatief. Websites brengen een verbreding van het journalistieke veld teweeg, waardoor het aanbod alleen maar groeit. En het is gratis. “In de jaren 90 moest je in een stoffige uithoek van de krantenwinkel op zoek naar Cahiers du Cinéma om een verdiepend artikel over cinema te lezen”, weet Van Alboom. “Nu kun je om het even wat googelen en waanzinnig interessante journalistiek vinden, tot academische stukken toe. Dat maakt het nóg moeilijker dan vroeger om een papieren magazine van de grond te krijgen.”

Apollo bracht goede journalistiek, opgeschreven door pennen van De Morgen tot Knack Focus. “Wij waren een privé-initiatief en waren – dat geef ik toe – heel strak gebudgetteerd”, zegt Van Alboom. “Als je iets van een dergelijk niveau in de winkel wilt krijgen, zit je aan 20.000 euro per editie. Je ziet de financiële put dan wel heel snel groot worden als je uiteindelijk maar 1.500 exemplaren verkoopt tegen 4 euro per stuk.”

Aan enthousiasme geen gebrek. Online doen onder meer Dansende Beren, Enola en Indiestyle aan cultuurverslaggeving. Die websites worden volledig gedragen door vrijwilligers – wat ook bij de meeste nichebladen het geval is – waarbij de beperkte sponsorinkomsten naar de kosten van de website gaan. Een website is goedkoper dan een fysiek tijdschrift, al kunnen zulke initiatieven zonder subsidies of inkomsten evenmin de stap zetten naar een professionele structuur.

Subsidies

Na drie jaar en twaalf nummers hield kunstmagazine Oogst er in 2018 mee op, ondanks de lof van Sven Gatz, toenmalig minister van Cultuur. Ironisch genoeg deed het gebrek aan overheidssteun hen de das om. “Oogst vroeg maar kreeg geen cultuursubsidies, wat het voor ons onmogelijk maakte om bepaalde stappen te zetten richting een leefbare, professionele structuur”, zei initiatiefnemer Jozefien Van Beek daarover.

Gatz brak tijdens zijn ambtstermijn als cultuurminister een lans voor een eengemaakt tijdschriftenloket voor de literatuur, kunst-, film- en erfgoedtijdschriften. “We waren het plan zeker niet ongenegen, maar het is ondertussen een stille dood gestorven en alles is bij het oude gebleven”, zegt Xavier Roelens van Folio. 

Dat betekent: de subsidiekanalen zijn versplinterd, de regelingen ongelijk en de fondsen zijn daarnaast nog steeds beperkt. Voor een beginnend tijdschrift is de opstap naar een volwaardige werksubsidie van vijf jaar te hoog. Een projectsubsidie is een betere opstart, maar daar komen jaarwerkingen vaak niet voor in aanmerking. Folio stuurde onlangs een nota rond cultuurtijdschriften uit, in de hoop daarmee het beleid informatie te verschaffen voor een betere werking. 

Subsidies zijn één zaak, maar zeker geen ticket voor een eindeloze rit in de mallemolen van de journalistiek. De krimpende advertentiebudgetten binnen de culturele sector laten zich evenzeer voelen in de nichejournalistiek.

In 2016 leidden de slinkende advertentie-inkomsten tot het faillissement van RifRaf, dat op dat moment 27 jaar bestond. In 2019 kondigde Kristof Schurmans, zakelijk coördinator van Rock Herk, een doorstart aan. Een crowdfundingactie bracht vervolgens meer dan 50.000 euro op. Na twee magazines in het najaar van 2019 is het echter al twee jaar stil rond het gewezen cultblad. Er wordt met de vinger naar corona gewezen. “Het zou niet eerlijk zijn om het geld van onze crowdfunders op te souperen aan een blad dat niet kon verdeeld worden.” Een nieuw online portaal en de papieren RifRaf 2.0 worden “binnenkort” verwacht. Intussen groeit de scepsis bij lezers en anonieme bronnen uit de sector die destijds in RifRaf investeerden.

Community

Laat het vertrouwen van lezers – maar vooral van potentiële adverteerders – net hetgeen zijn waarmee een (gratis) blad valt of staat. “Adverteerders zoeken naar een specifiek publiek”, weet cultuurjournalist Ben Van Alboom. “Subbacultcha, dat met een lidmaatschap werkt, heeft per editie een tiental pagina’s advertenties ter beschikking en die geraken bijna altijd ingevuld, omdat cultuurhuizen bij hen een uniek jong en trendy cultuurminnend publiek vinden.” Subbacultcha doet daarnaast aan community building – ook dat zou de sleutel tot een succesverhaal kunnen zijn. Abonnees krijgen maandelijks gratis toegang tot evenementen, van expo’s tot concerten.

Zo'n toegevoegde waarde creëren is een noodzakelijkheid geworden. Het gratis filmmagazine Vertigo organiseert filmpremières voor zijn netwerk. Ohlalala heeft zijn “sofa-babbelconcerten”. Wat die drie media gemeen hebben: ze willen méér zijn dan enkel een journalistiek platform. Het blijft desondanks zwemmen tegen de stroom in, bij gebrek aan structurele omkadering voor nichebladen.

Dat nichejournalistiek een belangrijke taak heeft – culturo’s informeren en inspireren – staat echter buiten kijf. “We zijn veel-lusters geworden: de ene week gaan mensen naar de opera, de andere naar Clouseau”, besluit Lore Abrahams van Ohlalala. “Je spectrum verbreedt, dus zoek je uiteenlopende dingen, wat ervoor zorgt dat nichekanalen alleen maar aan belang winnen.”