Direct naar artikelinhoud
Voor u uitgelegdKlimaattop Glasgow

1,5 graad opwarming of alles loopt uit de hand: dit staat er op het spel op de klimaattop in Glasgow

Om de opwarming te beperken tot 1,5 graad moet de wereld de uitstoot van broeikasgassen met minstens 45 procent terugdringen in 2030 en met 100 procent in 2050.Beeld ThinkStock

Om de opwarming in elk geval te beperken tot 1,5 graad, moeten de wereldleiders op de klimaattop in Glasgow vanaf aanstaande zondag harde afspraken maken. Hoe is dit doel nog te bereiken? En wat als het niet lukt? Dit zijn de belangrijkste vragen bij de top. Deel 1: de politiek.

Kunt u nog volgen? 

Waarom is die ‘maximaal 1,5 graad opwarming’ zo belangrijk? Hoe warmt CO2 onze aarde eigenlijk op? En hoe snel gaat de zeespiegel stijgen als we niets doen? In dit stuk worden al uw wetenschappelijke klimaatvragen beantwoord.

1-Wat staat er op het spel in Glasgow? 

De klimaattop van Glasgow (COP26, 31 oktober tot 12 november) is politiek gezien de laatste kans voor de bijna tweehonderd deelnemende landen aan het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) om de klimaatcrisis onder controle te krijgen. Maar het ziet er slecht uit. Om te slagen moet de wereld de uitstoot van broeikasgassen met minstens 45 procent terugdringen in 2030 en met 100 procent in 2050. Op dit moment stijgen de emissies nog steeds, waarschuwde Unep, het milieubureau van de VN, deze maand, en tot 2030 willen landen meer dan twee keer zoveel olie, aardgas en steenkool winnen als toelaatbaar is volgens het akkoord van Parijs.

Dat akkoord, afgesloten tijdens de klimaattop van Parijs in 2015 (COP21), is de basis van het internationale klimaatbeleid. Het was de eerste wereldwijde afspraak om de klimaatcrisis aan te pakken. Landen kwamen overeen dat de opwarming beperkt moet blijven tot maximaal 2 graden Celsius eind deze eeuw (vergeleken met pre-industrieel niveau) en bij voorkeur 1,5 graad, om de gevaarlijkste gevolgen van de opwarming te voorkomen. Om dit te doen moet de netto-uitstoot van CO2 in 2050 naar nul (net zero).

Alle landen dienen op de top in Glasgow eigen klimaatplannen in (nationally determined contributions of NDC’s), met emissiedoelen die vervolgens elke vijf jaar worden aangescherpt. Het is de eerste keer dat dit gebeurt, zij het met een jaar uitstel vanwege de coronacrisis. De noodzaak tot aanscherping is urgent, want het laatste rapport van het IPCC, het klimaatpanel van de VN, toonde deze zomer aan dat de opwarming steeds sneller gaat: de 1 graad is al bereikt en de kans dat de stijging nog is te beperken tot 1,5 graad neemt snel af.

Het belang van Glasgow is dus enorm. Alle klimaatplannen moeten nog veel verder worden aangescherpt. Met alle nu ingediende plannen komt de opwarming uit op 2,5 tot 2,8 graden in 2100, amper lager dan de rampzalige 2,8 tot 3,2 graden waartoe het bestaande beleid leidt, en ver boven de limieten van Parijs. Ook moeten er harde afspraken worden gemaakt over het uitfaseren van steenkool en benzineauto’s, het aanpakken van lucht- en scheepvaart, het opzetten van mondiale CO2-markten, het terugdringen van ontbossing en ecologische verwoesting en het fors investeren in klimaataanpassingen, vooral in arme landen.

De politieke voortekenen zijn somber. De wereld worstelt met een post-corona-energiecrisis, China en de VS liggen op ramkoers en na alle euforie over hoe president Biden de VS na Trump weer terugbracht naar ‘Parijs’, krijgt Biden mogelijk de financiering van zijn ambitieuze klimaatplannen niet rond. Het zou een afgang zijn voor de VS, die het voortouw hadden willen nemen in Glasgow. Dan zou het aan de EU en haar Green Deal zijn om de weg te wijzen. En aan burgers en bedrijven, want als landen falen, gaan die gewoon door.  (Ben van Raaij)

2-Hoe goed hielden landen zich aan eerdere klimaatafspraken?

Het internationale klimaatbeleid is een opeenvolging van halfslachtige afspraken en gebroken beloftes. Het klimaatverdrag van de VN dateert van 1992, de eerste wereldwijde klimaattop (COP1) in Berlijn was in 1995 en in Glasgow begint de internationale gemeenschap aan COP26. In die bijna dertig jaar zijn de emissies van broeikasgassen alleen maar gestegen en is het klimaatprobleem steeds acuter geworden.

Het blijkt razend moeilijk bijna tweehonderd landen met uiteenlopende belangen achter gezamenlijke klimaatdoelen te krijgen. Rijke geïndustrialiseerde landen willen niet te veel welvaart opgeven, opkomende landen willen ruimte om door te groeien en arme landen willen niet bloeden voor de uitstoot van de anderen. De eerste poging tot een wereldwijde emissiereductie, het Kyoto-protocol van 1997, mislukte faliekant doordat het feitelijk alleen door de westerse landen werd gesteund. Pas in 2015 in Parijs lukte het om 195 landen, rijk en arm, achter een echt verdrag, het akkoord van Parijs, en een gezamenlijk doel, maximaal 2 of 1,5 graad opwarming, te krijgen.

Hoewel de meeste van die 195 landen de afspraken van Parijs hebben geratificeerd, hun eerste klimaatplannen hebben ingediend en zich (net als veel bedrijven) hebben verbonden aan net zero in 2050, stevent de ­wereld blijkens een rapport van de Unep (het milieubureau van de VN) ondanks een coronadip nog steeds af op een riskante opwarming van zo’n 3 graden eind deze eeuw, ver voorbij de limieten van Parijs.

De voortekenen voor Glasgow zijn somber. Zo krijgt Biden mogelijk de financiering van zijn ambitieuze klimaatplannen voor de VS niet rond.Beeld AFP

De bestaande klimaatplannen (NDC’s)* zijn volstrekt onvoldoende. Volgens een analyse van Climate Action Tracker voldoet alleen het plan van Gambia aan de 1,5-graad-doelstelling van Parijs. Gambia wil als een van de weinige ontwikkelingslanden zijn emissies afbouwen, maar alleen op voorwaarde van voldoende financiële steun van rijke landen. Het land is ook net begonnen met de exploitatie van offshore-olievelden.

Volgens de VN scherpten 116 landen hun klimaatplannen in de aanloop naar Glasgow aan. Grote uitstoters als China, India en Turkije moeten dit nog doen. Blijkens het VN-rapport zullen de nieuwe plannen van een groep van 113 landen hun emissies in 2030 met 12 procent doen afnemen vergeleken met 2010. Maar de NDC’s van alle 191 landen samen leiden tot een stijging van 16 procent vergeleken met 2010. Het roer moet dus drastisch om.

Een groot probleem is dat alle klimaatplannen vrijwillig zijn. Er is geen manier om landen te dwingen zich aan hun eigen beloften te houden, behalve door hun eigen burgers (via het stemhokje of via de rechter, zoals bij het Nederlandse Urgenda-vonnis) of door internationale morele druk. Om die reden was een van de uitgangspunten van ‘Parijs’ dat klimaatplannen en hun voortgang internationaal inzichtelijk en vergelijkbaar moeten zijn.

Helaas hanteren veel landen nog eigen uitgangsdata, doelen en tijdpaden: zo mikken de VS voor 2030 op 50 à 52 procent minder uitstoot vergeleken met 2005, de EU op 55 procent vergeleken met 1990, Japan op 46 procent vergeleken met 2013, terwijl China pas in 2030 met reducties begint. Nieuwe afspraken in Glasgow moeten in deze wanorde verandering brengen. Geen kruid is intussen gewassen tegen landen die dreigen op te stappen uit ‘Parijs’ (zoals Saoedi-Arabië deed), of dat daadwerkelijk doen (de VS onder Trump). (Ben van Raaij)

*Beste bron is het NDC Full Synthesis Report van 25 oktober. Eerdere versies van september en februari zijn beschikbaar. unfccc.int/process-and-meetings/the-paris-agreement/nationally-determined-contributions-ndcs/nationally-determined-contributions-ndcs/ndc-synthesis-report

3-Wat moet er voor 2030 gebeuren om de klimaatdoelen te halen? En daarna? 

De aarde is nu al 1 graad Celsius warmer en 1,5 graad ligt al in 2030 in het verschiet, tien jaar eerder dan werd verondersteld, aldus het meest recente rapport van het IPCC. Al bij een tussenrapport, drie jaar geleden, schreef het VN-klimaatpanel dat een beperking van de opwarming tot 1,5 graad zo goed als uitgesloten is.

Wat moet er gebeuren om dit doel toch nog te bereiken? Drie jaar geleden stelde het IPCC dat de uitstoot van CO2 in 2030 dan minimaal 45 procent lager moet zijn en in 2050 nul. Op deze getallen is onder meer het Klimaatakkoord gebaseerd.

Om wereldwijd de grens van 1,5 graad niet te overschrijden, is volgens het IPCC onder meer nodig dat een oppervlak zo groot als India volgeplant wordt met biobrandstofgewassen en bos. Nagenoeg alle kolencentrales ter wereld moeten dicht. En jaarlijks moet 800 miljard euro worden geïnvesteerd in duurzame energie.

Inmiddels hebben Europa en de Verenigde Staten de lat nog een stukje hoger gelegd: Europa wil 55 procent minder uitstoot in 2030 en de VS rond de 50. Er zijn ook landen, zoals Brazilië, die hun uitstoot nog willen verhogen. (Bard van de Weijer)

4-Wie gaat dat allemaal betalen? 

De klimaatcrisis is niet in de laatste plaats ook een financiële crisis. De kosten van het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie), de overgang naar een fossielvrije economie en de aanpassing aan de gevolgen van de opwarming (adaptatie) lopen wereldwijd in de biljoenen dollars. Klimaattoppen gaan dan ook altijd voor een groot deel over geld, of beter gezegd over een rechtvaardige verdeling van de kosten.

De rijke westerse landen zijn de grootste uitstoters, zowel per hoofd van de bevolking als in historische zin. Zij moeten vanuit het oogpunt van ‘klimaatrechtvaardigheid’ het leeuwendeel van de kosten dragen, vinden de opkomende en arme landen. Niet alleen de kosten voor de wereldwijde energietransitie, maar ook die voor het opvangen van de gevolgen van de klimaatcrisis, waardoor de armsten onevenredig worden getroffen. Arme landen willen daarom goedkope toegang tot nieuwe energie en technologie en geld voor adaptatie, zoals kustverdediging. Ook willen ze compensatie voor alle schade die ze nu al lijden (loss and damage).

Rijke en arme landen spraken op de klimaattop van Kopenhagen in 2009 af dat er een VN-klimaatfonds komt om de arme landen te helpen. In dat Green Climate Fund zou in 2020 minimaal 100 miljard dollar per jaar moeten zitten, fiftyfifty bedoeld voor mitigatie en adaptatie.

Het fonds was in 2019 nog steeds niet helemaal gevuld: volgens de OECD was de stand 79,6 miljard dollar, en dan deels ook nog dure leningen. In Glasgow moet deze kwestie eindelijk geregeld worden, anders zou het tot een internationale vertrouwensbreuk kunnen leiden. Bovendien moeten er ook afspraken worden gemaakt over de finan­ciële doelstellingen vanaf 2025. 

De hoop is dat er ook een doorbraak komt in dat andere slepende dossier, loss and damage. Rijke landen erkennen weliswaar dat arme landen financiële steun verdienen voor de klimaatschade waardoor ze nu al getroffen worden, maar aarzelen over concrete toezeggingen omdat die als erkenning van aansprakelijkheid kunnen worden gezien. In 2019 is alleen afgesproken dat er een platform komt voor technische ondersteuning van de kwetsbaarste landen, zoals kleine eilandstaten die al kampen met zeespiegel­stijging. (Ben van Raaij)

OECD-cijfers over het klimaatfonds (o.a. www.bbc.com/news/science-environment-56901261)

5-Zijn de klimaatdoelen haalbaar zonder nieuwe kerncentrales?

Jawel, maar de wereld moet er wel voor door een hoepeltje springen en er een liedje bij zingen, zo moeilijk gaat het worden.

In zijn tussenrapport over 1,5 graad opwarming presenteert het IPCC vier rekenvoorbeelden van hoe de CO2-uitstoot op koers kan blijven voor die 1,5 graad en kernenergie zit daar nadrukkelijk in. In twee van de toekomsten die het IPCC verkent, moet de hoeveelheid opgewekte kernenergie zelfs vervijfvoudigen. Zelfs in het ‘groenste’ scenario, de toekomst waarin de energievraag enorm ­afneemt door besparing, neemt de hoeveelheid kernenergie de komende decennia met 150 procent toe.

Maar dat zijn de rekenvoorbeelden die het IPCC in de etalage zette, overigens vooral om te laten zien hoeveel ondergrondse CO2-opslag er al snel bij komt kijken om de opwarming onder de 1,5 graad te houden. In het achterliggende rapport is er sprake van zo’n negentig scenario’s die in dat laatste slagen. Daarbij zitten ook scenario’s die ervan uitgaan dat de hoeveelheid kernenergie niet toeneemt maar afneemt, doordat de energievorm maatschappelijk in ongenade valt. In een enkel scenario keldert de hoeveelheid opgewekte kernenergie zelfs tot minder dan een half procent van de primaire wereldenergieproductie, een fractie van de huidige 4,3 procent die afkomstig is uit splijtende atomen.

De prijs van zulke scenario’s is overigens stevig. Behalve een explosieve stijging van wind-, zonne- en andere duurzame energie, zal men versneld kolencentrales moeten opdoeken en CO2 ondergronds moeten gaan opslaan, om met minder kernenergie toe te kunnen. (Maarten Keulemans)