Direct naar artikelinhoud
InterviewMeskerem Mees (22)

‘Ik wil van mijn muziek kunnen leven en ook nog een leven hebben daarnaast. Ik doe nu ook al heel veel dingen die ik niet wil doen’

'Soms vraag ik me af: hoe ga ik ooit een huis kunnen kopen? Die onzekerheid houdt mijn vrienden ook heel erg bezig.'Beeld Anton Coene

Op haar koelkast prijkt een foto van Lead Belly, aan haar kapstok bungelt een petje met de slogan van Woody Guthrie – ‘This machine kills fascists’. Op de thee gaan bij Meskerem Mees (22), winnares van Humo’s Rock Rally 2020, is praten met een oude ziel in een piepjong lichaam. 

Maar mispak u niet aan haar frêle verschijning. Ja, Mees brengt op haar debuutplaat Julius – de vooruitgeschoven single ‘The Writer’ is nu uit – de akoestische folk waarmee ze onze juryleden drie rallyrondes lang knock-out sloeg, maar ze lonkt nu al naar een toekomst met een ander geluid. ‘Die zachte muziek staat haaks op wie ik ben.’

Gezelligheid troef in het Gentse beluikhuisje dat Meskerem Mees huurt nu ze wat geld verdient met haar muziek. We nestelen ons in de sofa met een kan thee en een blik stroopwafels. Op de achtergrond speelt een selectie van klassiek, jazz en singer-songwritermuziek.

Verplichte opener: proficiat met de Montreux Jazz Talent Award die je pas hebt gewonnen. Je wist naar verluidt zelf niet dat je optreden in Montreux kaderde binnen een wedstrijd?

Meskerem Mees: “Nee! Toen ik van het podium stapte, zei de presentatrice: ‘Het was goed hè? Ik denk dat de jury het ook goed vond.’ Ik viel uit de lucht, ik wist totaal niet dat het een wedstrijd was. Ik wist ook niet dat het Montreux Jazz Festival – fancy plek wel – zo belangrijk was. Op zulke momenten denk ik weleens: zit ik hier eigenlijk wel op mijn plaats?”

De winnares van Humo’s Rock Rally 2020 lijdt aan het imposter syndrome?

Mees: “Dat nu ook weer niet. Maar soms heb ik het gevoel dat er veel stappen worden overgeslagen. Dan droom ik van een bestaan als dat van Jeffrey Lewis, een artiest die anti-folk maakt en naar wie ik heel erg opkijk. Een speciale tiep die alles zelf doet en op tournee bij fans op de sofa slaapt. Dat trekt me wel aan: niet te veel moeten roepen om aandacht, kunnen spelen voor een trouw publiek en minder afhankelijk zijn van de hele machinerie van de industrie. Maar ja, ik ben een kluns in administratie, dus ik móét wel een stukje uit handen geven, eigendom zijn van de muziekindustrie.

“In zo’n onzekere sector als de muziek mag je geen enkele kans zoals Montreux laten liggen. Ik kijk al uit naar de prijs die ik heb gewonnen: vijf dagen workshops volgen aan de Montreux Jazz Academy. Maar tegelijk denk ik: wacht nog drie jaar alsjeblieft.”

Een jaar na Humo’s Rock Rally ben je er al met je debuutplaat. ‘A musical documentary of my troubled teenage / Young adult brain’ noemde je Julius in een Instagram-berichtje. Alle songs lagen al jaren te wachten om opgenomen te worden.

Mees: “En toch vond ik het een lang proces, een eerste plaat maken. Ik had erg veel nummers en ideeën verzameld om uit te kiezen, en doordat ik enkel mijn gitaar en mijn stem heb, waren er ook veel manieren om de songs aan te kleden. Net door dat magere geraamte wilde ik véél manieren uitproberen. Dat liep dus vaak uit op discussiëren met Koen Gisen, de producer, die intussen ook een goede vriend is geworden.

“Wat ik belangrijk vond: het zijn dan wel liedjes die ik had geschreven in een zoekende fase van mijn leven, ik wilde ook dat ze dat hyperpersoonlijke overstegen. Dat is wat volgens mij een goed nummer maakt: dat je eerlijk zingt over je emoties, maar dat alles ook herkenbaar genoeg is voor de luisteraar. Ook al gaan de songs eigenlijk over een crush of een slecht examen – welke zorgen heeft een puber zoal? (lacht) – toch vond ik het belangrijk dat de luisteraar er zijn of haar eigen interpretatie aan kon geven. Een goeie song is universeel.”

Was er niet méér aan de hand dan een ‘slecht examen’? Was je niet gewoon een erg melancholische tiener?

Mees: “Een beetje wel. Ik zat ook graag in die melancholie. Ik was blij dat ik dat kon, op die leeftijd: alleen op mijn kamer zitten en cd na cd beluisteren en boek na boek lezen. Als de muziek maar triestig of heftig genoeg was. Nevermind van Nirvana was één van die platen die ik vaak draaide, net als dingen van Randy Newman, Warren Zevon, Jeff Buckley of London Calling van The Clash. In de praktijk was ik niet zo triestig, ik had veel vrienden. Maar dan was het weer eens veel te laat en zat ik op mijn kamertje voor mijn stereo en liet ik de akkoordenprogressies, de instrumenten en de emoties diep tot me doordringen.”

Over die zelfgekozen eenzaamheid zing je ook in ‘The Writer’: ‘I am but a writer / Can’t be bothered to leave the house’. Je wilde eigenlijk schrijver worden?

Mees: “O ja, daar was ik van overtuigd. In het vierde middelbaar moesten we beschrijven hoe ons leven eruit zou zien op ons 30ste. Ik heb nog altijd dat schriftje waarin staat: ‘Ik woon alleen en ik heb een hond en ik schrijf. Niet voor een magazine of zo, maar gewoon: ik schrijf. En ik spaar om op wereldreis te gaan.’ En ergens verderop herhaalde ik nog eens: ‘Ik woon dus alleen met mijn hond en ik ben heel gelukkig.’ Ook tóén al lag de nadruk erg op dat solitaire (lacht). Ik heb door alleen te zijn het gevoel dat ik dichter bij mezelf kom, betere muziek maak, dat ik echter ben. Anders zit ik toch maar te veel rond te kijken.

“Ik probeer nu tegen mezelf te zeggen: ‘Je bent meer dan je muziek.’ Ik schrijf, ik maak muziek en ik teken veel. Nu heeft muziek de bovenhand, maar als het van mij afhangt, blijft dat niet zo.”

Je hebt nooit echt gedroomd van een leven als muzikant?

Mees: “Nee. Ik deed als kind wel muziekschool, maar dat was louter een hobby – net als turnen en zwemmen en atletiek. In het derde middelbaar haalde ik een B-attest in het aso, waarop mijn moeder het een goed idee vond dat ik muziek ging studeren in het kunstonderwijs. Maar daar heb ik echt mijn broek versleten, ik was zo schoolmoe die twee laatste jaren… Het was trekken en sleuren. Na het zesde middelbaar werd van me verwacht dat ik naar het conservatorium trok, maar daar had ik de fut niet meer voor. Alle interesse was weg.

“Ik ben toen een jaartje naar Denemarken getrokken op uitwisseling, om ginds na te denken over wat ik wél wou. Ik koos er het vak muziek en vond er een chille omgeving om mijn liedjes te laten horen, gewoon aan de studenten met wie ik samenleefde. De liefde voor muziek kwam daar langzaam terug. En toen ik terug thuis unief probeerde, besefte ik dat blokken nog veel érger is dan moeten oefenen op je instrument (lacht).

‘Wat ik doe, hoeft niet per se gezien of gehoord te worden. Soms heb ik zelfs heimwee naar de tijd dat ik muziek maakte voor mezelf, toen er nog niemand toekeek.’Beeld Anton Coene

“Ik ben ervan overtuigd dat ik op een dag opnieuw wegloop van de muziek, om daarna weer terug te keren. Muziek als een soort boemerang.”

Je bént nu muzikante, een behoorlijk succesvolle ook. Zijn je ouders trots op je?

Mees: “Heel erg. Mijn vader beleeft een soort stille droom, denk ik. Stiekem was hij zelf ook graag muzikant geworden. Hij heeft een enorme passie voor muziek, maar kan geen instrument bespelen.

“Aan de andere kant zijn mijn ouders ook wel een beetje bezorgd. Nu ik niet verder ga studeren, vinden ze het belangrijk dat ik een beetje kan sparen. En dat gaat wat minder vlot dan ik had gedacht: je moet een hele crew betalen als je op tournee trekt. Ik denk weleens: hoe ga ik ooit een huis kunnen kopen? Waarop mijn vader dan zegt: ‘Waar ben jij nu mee bezig? Op jouw leeftijd dacht ik daar niet eens aan!’ Maar al die nieuwsberichten over de stijgende prijzen op de woningmarkt zijn toch zorgwekkend? Véél leeftijdsgenoten van me maken zich zorgen over zulke zaken. ‘Ik wil later zekerheid.’ Dat is iets wat ik vaak hoor bij vrienden. Zelf heb ik die drang wellicht wat minder, want anders had ik niet voor een onzeker bestaan als muzikant gekozen.”

Is er door je muzikale succes een groot verschil ontstaan tussen de leefwereld van jezelf en je – vaak nog studerende – vrienden?

Mees: “In hun ogen sta ik al ‘verder’. Dan zeggen ze: ‘Jij weet wat je wil, hebt een job en je woont in een fucking nice huis. Je hebt geld.’ Zij hebben bijvoorbeeld kunstwetenschappen gestudeerd en weten niet of ze daar ooit een job mee zullen vinden. Ik ben wel supertrots dat ik eerder het ouderlijk huis uit ben dan mijn oudere broer (lacht). Ik heb al van jongs af aan de neiging gehad om te bewijzen: ‘Ik kan het zelf!’

“Ik waak er nu wel over dat ik mijn vrienden genoeg zie, ik wil niet dat er een kloof ontstaat. Ik wil niet vergeten waar ik vandaan kom. Maar in hun ogen zit ik dus ‘safe’, omdat ik nu een muziekcarrière heb. Ik van mijn kant denk dan weer: als jullie straks een job vinden, dan hebben jullie vrije dagen. Muzikant zijn stopt nooit: in je hoofd ben je altijd bezig.”

Zou je muziek kunnen maken zonder de bevestiging van een publiek?

Mees: “Ik denk het wel. Wat ik doe, hoeft niet per se gezien of gehoord te worden. Soms heb ik zelfs heimwee naar de tijd dat ik muziek maakte voor mezelf, toen er nog niemand toekeek. Ik ben nu ook constant degene die op de rem gaat staan. Ze vragen me dan: ‘Amerika, is dat iets wat je interesseert?’ Nee, dus. Ik wil niet te snel gaan. Ik wil van mijn muziek kunnen leven en ook nog een leven hebben daarnaast. Ik doe nu ook al heel veel dingen die ik niet wil doen.”

Laat me raden: interviews geven?

Mees: “Bijvoorbeeld (lacht).”

GEEN BIEBER-FEVER

Bij het binnenkomen viel hij me meteen op: je koelkast met de Lead Belly-foto op. Je luisterde al absurd vroeg naar Lead Belly: op de speelplaats van je lagere school in het dorpje Merendree bij Gent liep je al zijn murder ballads te neuriën.

Mees: “Ik denk dat ik 9 of 10 was toen ik met mijn ouders en mijn broer op vakantie was in Griekenland, in ons huisje op het eiland Ithaka. Er bestaat een filmpje van die vakantie waarin mijn broer en ik aan het zingen zijn: de traditional ‘John Hardy’. Dat was niks speciaals voor ons, dat was gewoon de muziek die bij ons thuis speelde – mijn vader is een grote folkfan. Zijn invloed deed me al op jonge leeftijd anders luisteren naar muziek. Als ik een nieuwe hit hoorde op de radio, leek me dat toch altijd een afgeleide van oudere muziekvormen, zoals folk of blues.

“Ik verzette me als kind zelfs tegen nieuwe muziek, door niks te willen leren kennen van Rihanna of Justin Bieber. Ik stond natuurlijk alléén met mijn rare muzieksmaak, want iedereen op dat lagere schooltje in Merendree luisterde naar Kesha.”

Bij het binnenkomen zag ik ook je petje met de slogan van Woody Guthrie erop: ‘This machine kills fascists’. Zelf blijf je weg van de protestsong, hoewel die nu weer actueel is.

Mees: “Ik heb wel een mening, maar die sluipt zelden of nooit mijn muziek binnen. Ik waag me er niet aan, omdat ik redeneer: er zijn mensen die daar veel meer over weten. Ik ben ook niet superhard op Black Lives Matter gesprongen, al wilde ik wel íéts doen. Omdat ik niet naar een BLM-mars kon gaan, heb ik in De zevende dag dan maar ‘Nobody Came’ gespeeld – mijn protestsong, mijn enige protestsong.”

“Weet je, voor tv gevraagd worden, is dubbel. Het is goed dat er meer diversiteit is op het scherm, maar je wil ook niet diegene zijn die ze bellen omdat ze op zoek zijn naar wat extra kleur voor het programma – en nu heb ik het voor alle duidelijkheid niet over De zevende dag. Men lijkt er op basis van je huidskleur of gender ook zomaar van uit te gaan dat je wel even de spokesperson wilt spelen voor een hele gemeenschap. Terwijl ik toch niet kan spreken voor andere mensen? Ik ben gewoon een individu.”

Heb je je ooit slachtoffer gevoeld van racisme?

Mees: “Natuurlijk. Vroeger meer dan nu. De mensen rond me zijn wat ouder en wijzer geworden, en ik weet ook van mezelf dat ik lief en onschuldig overkom. Vrienden van me die wat intimiderender overkomen, jongens vooral, hebben méér last van discriminatie.

“Sommigen zeggen: ‘Ik ben geen racist, want ik sla geen zwarte mensen in elkaar.’ Maar dat is volgens mij niet het racisme waar een land als België vandaag mee te maken heeft. Wat dat racisme wél is: domme opmerkingen maken, domme vragen stellen, onbeleefdheid. Op school zat weleens iemand aan mijn haar, of vroegen ze: ‘Was jij je haar wel?’ Of: ‘Waarom heb jij zwart tandvlees?’ Of: ‘Waarom is de binnenkant van je handen wit?’ Arrrgh, daar kréég ik het van.

“Ik zou dan graag iemand zijn die zegt: (zet ernstig gezicht op) ‘Weet u, dit hoort eigenlijk niet.’ Maar ik heb dat allang opgegeven. Als ik nieuwe mensen ontmoet die plots aan mijn haar zitten, dan denk ik: ik vergeef je je gedrag, want je beseft niet dat het problematisch is. Ik heb gewoon geen zin meer om het uit te leggen, ik voel me er ook niet verantwoordelijk voor, dus vandaag ga ik dit gewoon effe slikken en over vijf minuten zijn we over iets anders aan het praten. Dat zijn de opties die je hebt: ofwel vind je de energie om het beleefd uit te leggen, ofwel raak je gefrustreerd en word je kwaad, ofwel leg je het naast je neer en laat je het passeren. Misschien is die laatste optie de ‘foute’, maar wat kan ik eraan doen dat sommige mensen geen goede opvoeding hebben gehad? Uiteindelijk is dat niet mijn probleem.”

Daarnet hoorde ik op je stereo iets van de Ethiopische jazzmuzikant Mulatu Astatke. Je bent als baby geadopteerd uit Ethiopië. Heeft zijn muziek daardoor enige bijzondere betekenis voor je?

Mees: “Iederéén in Gent luistert naar Mulatu Astatke (lacht). Ik ben wel een keer in Ethiopië geweest, maar op dit moment in mijn leven is me verdiepen in mijn Ethiopische roots niet aan de orde. Ik weet niet wie mijn biologische ouders zijn – ik ben geadopteerd uit een weeshuis. Ik zeg niet dat ik nooit op zoek zal gaan naar mijn roots, maar ik ben nu gewoon te hard geworteld in dit land. Mijn jeugd op de boerderij in Merendree is een supergroot deel van mijn identiteit, dat heeft me gemaakt tot wie ik ben. Mijn ouders zijn allebei biologen: ze hielden van dieren en groen en rust – we hadden geen buren. Die plek, die tuin, heeft me écht gemaakt tot wie ik ben. Dat dromerige hoofd van me moet toch ergens vandaan komen, hè?

“Ooit wil ik ook zo’n leven, ik slaag er nu toch al in om mijn kamerplanten niet meer te laten uitdrogen (lacht).”

Op de cover van Julius pronkt een foto van het ezeltje Juul dat op de boerderij van je ouders rondloopt. Het diertje werd ooit geadopteerd door je gezin omdat een meisje in je klas hem niet meer wilde, maar een pony. Juul als de ultieme underdog?

Mees: “Ook wel een beetje, maar ik koos Juul vooral als titel én als posterboy met de onderliggende boodschap: ‘Neem het allemaal niet te serieus. Dit is wat het is: mijn eerste plaat, een serie liedjes die ik heb geschreven toen ik 18 was.’ En liever een ezel op de cover dan een megafancy foto van mezelf (lacht).”

‘Er zit meer in mij dan die stille lieve Meskerem’, zei je me vlak na de Rock Rally. Werk je al aan een nieuw, heftiger geluid?

Mees: “Ik snap soms zélf niet waar al die lieve, zachte muziek vandaan komt, eigenlijk staat dat haaks op mijn karakter – ik ben héél koppig. Nu ja, mijn moeder hield van stilte in huis, waardoor ik als vanzelf stille folkmuziek ging maken.

“Ik heb nu mijn ‘stille’ debuutplaat uit, maar in mijn hoofd zit ik al ergens anders. Ik zou elektronica willen mixen met akoestische instrumenten. En bij wijze van coronaprojectje ben ik vioollessen gaan volgen. Maar het meest van al droom ik ervan dat iemand naar me toekomt en zegt: ‘Hey, ik drum en speel gitaar, gaan we samen muziek maken?’ Ik ontmoet veel goeie muzikanten, maar ik heb nog met niemand dé muzikale klik gevoeld.”

Er staat een nieuwe Rock Rally voor de deur. Wat is het beste advies dat je kunt geven aan jonge muzikanten die twijfelen om zich in te schrijven?

Mees: “Niet bang zijn. Ik kende die wedstrijd via mijn pa, die er altijd heel lovend over was. Maar nooit had ik gedacht dat ik zo’n wedstrijd zou winnen met mijn akoestische gitaarliedjes. Dat is toch niet waar je aan denkt als je ‘Rock Rally’ hoort. Nu, het heeft me zelfvertrouwen gegeven: blijkbaar heb ik wél een uniek project. Probeer ook te genieten van de speelkansen die je krijgt in de verschillende rondes. Dat heb ik misschien te weinig gedaan, door de stress. En wat een beetje jammer was, is dat de groepjes elkaar niet echt hebben kunnen leren kennen, door de strenge coronaregels. Intussen ben ik gelukkig met Wolker bevriend geraakt, omdat we bij hetzelfde label zitten. Dus: leer elkaar vooral kennen, nu het weer kan.”

In november Meskerem Mees te zien in Canvas-reeks She’s Lost in Music. Julius verschijnt op 12 november bij Mayway Records.

GEEN BIEBER-FEVER
Beeld rv

© Humo