Direct naar artikelinhoud
AchtergrondWoon-zorgcentra

‘Als je alleen nog maar in een soort van hotelrelatie staat, dan wordt je leven snel heel erg arm’

De Wingerd in Leuven, een woon-zorgcentrum voor personen met dementie en jongdementie.Beeld © Eric de Mildt

Kleinschaligheid is onbetaalbaar, hoor je vaak zeggen. Vooral door de commerciële spelers in de ouderenzorg. Maar klopt dat wel? In De Wingerd, een privaat non-profitrusthuis voor mensen met dementie, bewijzen ze dat het wél kan.

en

Het is rustig in woning 6. Enkele bewoners kijken televisie in de woonkamer. Agnes zit met haar echtgenoot Rik koffie te drinken aan de eettafel. En Jacqueline dartelt vrolijk rond door de woning en schenkt iedereen die ze tegenkomt een stralende glimlach. “Uw dochter komt straks frietjes met ons bakken, Jacqueline”, zegt verpleger Lennard. Een boodschap die de vrouw nog meer doet stralen.

Woning 6 is een van de zestien woningen in De Wingerd. Die werd meer dan dertig jaar geleden opgericht door enkele prominenten van het UZ Leuven die de nood zagen aan gespecialiseerde zorg voor mensen met dementie. De Wingerd maakt deel uit van Woonzorgnet-Dijleland, een samenwerkingsverband van vier woon-zorgcentra.

Van een ‘gesticht voor dementerenden’ evolueerde De Wingerd naar een nieuw woon-zorgcentrum dat werkt volgens de principes van het kleinschalig genormaliseerd wonen. Oftewel: het zo normaal mogelijk samenwonen in kleine groepjes.

In elke woning huizen acht mensen met dementie samen. Per huis is telkens één verpleeg- of zorgkundige die de bewoners begeleidt en waar nodig helpt. Die legt hen geen strak schema op, zoals in de meeste rusthuizen. In de Wingerd doen ze het net andersom. “Mensen staan op wanneer ze willen”, zegt Lennard. “Er is geen ontbijtuur, of uur waarop ze gewassen moeten zijn. Sommigen slapen graag eens uit en ontbijten pas om 11 uur. Dit is hun huis, ze doen wat ze graag doen.”

Geen all-invakantie

Het is een andere visie op ouderenzorg, zegt directeur Jan Vanwezer. Na wisselende buitenlandse werkervaringen bij industriële multinationals kwam hij uiteindelijk bij De Wingerd terecht. Het woon-zorgcentrum wil zich distantiëren van andere woon-zorgcentra die eerder een soort van hotelconcept of all-invakantie met zorg aanbieden. “We ondersteunen onze bewoners daar waar dementie een probleem vormt, maar het is niet onze ambitie om hun leven over te nemen”, zegt Vanwezer. “Wie hier komt wonen, doet bijvoorbeeld zelf de afwas. Tenzij dat niet meer lukt. Als je alleen nog maar in een soort van hotelrelatie staat, dan wordt je leven snel heel erg arm.”

Jan Vanwezer, directeur De Wingerd.Beeld © Eric de Mildt

Het huis waarin ze wonen is voor de bewoners hun meest private plekje. De medewerkers moeten zich volgens Vanwezer realiseren dat ze werken in iemands woning en dat er niet iemand woont op hun werk. Dat houdt bijvoorbeeld ook in dat het de bewoners zijn die beslissen hoe de kamers eruitzien. Wat al eens kan botsen, zegt de directeur. “De ene vindt porseleinen beeldjes mooi, de andere houdt meer van design. Dan moeten er compromissen gesloten worden.”

Het personeel van De Wingerd krijgt geen takenlijst voorgelegd, en krijgt ook geen Excelsheet te zien waarin berekend wordt hoeveel taken tegen welke tijd moeten afgewerkt zijn. Een werkwijze die van medewerkers heel wat vaardigheden vergt. Ze moeten grotendeels zelf aanvoelen hoe en wanneer ze moeten handelen.

Het is een voortdurend zoeken naar de sweet spot, vindt Vanwezer, een term die vaak gebruikt wordt in de tenniswereld om de plek aan te duiden waar een slag resulteert in een maximale respons van het racket voor een bepaalde inspanning. “Wij bedoelen er in onze context mee: het juiste moment tussen het stimuleren van de autonomie en het bieden van geborgenheid. Bijvoorbeeld: wanneer stop je met iemand de afwas te laten doen? Op het moment dat het de persoon in kwestie meer angst oplevert dan vrijheid. Maar dat moment goed bepalen is een moeilijk proces, dat binnen het multidisciplinaire team gebeurt. En je bent eigenlijk altijd ofwel iets te vroeg of iets te laat. Het is vooral zoeken naar evenwicht.”

Ook de familieleden en mantelzorgers worden heel nauw betrokken bij de werking. Die zijn als het ware een deel van het geheel. Vanwezer: “Zij hebben een expertise die wij niet bezitten. Ze kennen de persoon door en door. Voor ons is het belangrijk om het levensverhaal van onze bewoners te kennen. Bij iemand met dementie spelen bepaalde zaken uit het verleden bij een crisis soms hevig op. Een emotioneel betrokken persoon met een professioneel betaalde medewerker kunnen zo samen voor meer kwaliteit van leven zorgen.”

In de rusthuizensector wordt De Wingerd nog vaak als buitenbeentje bekeken. Een waar vanuit het commerciële deel van de sector soms meewarig over wordt gedaan. “Men vindt ons wat exotisch”, lacht de directeur. “Iets wat financieel niet haalbaar is. Dat klopt niet. Onze ratio’s zijn prima.”

Uit de gespecialiseerde Mara-studie van 2018, waarin de financiële situatie van de non-profitsector onder de loep wordt genomen, blijkt inderdaad dat De Wingerd het uitstekend doet op financieel vlak. Het scoort beter dan gemiddeld op alle financiële graadmeters: solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit.

“Meestal hoor je grote spelers zeggen: wij doen ook aan kleinschalig wonen, maar dan binnen een grootschalige setting. Ze werken dan met leefgroepen binnen het grotere geheel van het rusthuis. Maar dat kan je onmogelijk vergelijken met wat wij hier doen: hier wonen acht bewoners op een zo normaal mogelijke manier in een huis. Alles verloopt hier volledig op hun ritme.”

De Wingerd is een woon-zorgcentrum dat werkt volgens de principes van het kleinschalig genormaliseerd wonen. Oftewel: het zo normaal mogelijk samenwonen in kleine groepjes.Beeld © Eric de Mildt

In De Wingerd wonen 157 bewoners en werken er 108 voltijdequivalenten. Nog uit de Mara-studie blijkt dat zij beter betaald worden dan bij de concurrentie met gemiddelde jaarlijkse loonkosten van 61.700 euro per werknemer; bij de concurrentie ligt dat 6.600 euro lager. En er springen ook nog eens 140 vrijwilligers regelmatig bij. Die laatsten zijn onbetaalde werkkrachten die voor De Wingerd onmisbaar zijn. Zoals Jacqueline, die op dinsdagnamiddag achter de toog van het Grand Café staat, een ontmoetingsruimte waar bewoners, familieleden en buurtbewoners iets kunnen komen drinken. “Mijn vader heeft hier verbleven”, vertelt ze. “We zijn hier met de familie zo goed opgevangen dat het voor mij evident is om nu mijn steentje bij te dragen. En dat geldt hier voor de meeste vrijwilligers.”

De bewoners zelf betalen een dagprijs van 75 euro. Niet meteen goedkoop, maar daar zitten alle kosten voor medicatie, kapper, wasdienst en dergelijke in inbegrepen. Bij andere rusthuizen komen die er vaak bovenop.

Elk jaar streeft De Wingerd naar een overschot van 3 procent. Geld dat dient om te herinvesteren in het project. Vanwezer: “Onze gebouwen zijn onze eigendom. We hebben die destijds met overheidsmiddelen kunnen bouwen en zijn ook een lening aangegaan bij de bank, die we ook afbetalen. Maar dat bedrag is niets vergeleken bij wat sommige rusthuizen aan huurgeld aan vastgoedfondsen moeten betalen.”

Grote droom

Directeur Vanwezer heeft zelf nog een grote droom: een model uitbouwen van woningen verspreid over de stad Leuven waar telkens vier bewoners wonen, die begeleid worden door één zorgverlener. “Het idee is om niet langer mensen die zorg nodig hebben uit hun buurt te halen en naar De Wingerd te brengen, maar als organisatie naar hun buurt te gaan. En we denken dat het mogelijk is. Ook financieel.”

Hij laat een brochure zien waarin het hele project – in samenwerking met verschillende partners in het Leuvense, waaronder ook het Zorgbedrijf van de stad zelf – al heel concreet is uitgewerkt. “Het moet een inclusief woonproject worden voor mensen met speciale woonwensen. Dat kan gaan van personen met dementie, maar evengoed jongvolwassenen die behoefte hebben aan begeleiding. We hebben nu een concrete site op het oog, waarvan we hopen dat de stad die aan ons in erfpacht geeft.”

Hij vindt het verkeerd dat er middelen uit de zorg naar vastgoedfondsen weggezogen worden, maar vindt het evengoed een probleem dat vzw’s een enorm patrimonium opbouwen. “Wij willen werken in een coöperatief model, waarbij het zelfs de bedoeling is dat op termijn de bewoners mee eigenaar zijn van de gebouwen. Want vaak houdt dat de mensen tegen om veel geld uit te geven aan zorg: ze willen er graag iets voor in de plaats. Maar dat is voorlopig nog toekomstmuziek.”

Onderzoek van De Morgen

Torenhoge huur te betalen: woon-zorgcentra zijn de geldkoe van grote vastgoedspelers

Zo werkt pervers samenspel tussen vastgoedfondsen en zorggroepen in woon-zorgsector

‘Een aantal mensen is hier zeer veel geld op aan het verdienen’: hoe efficiëntie en winst boven zorg en welzijn gaan