Het dorp Olmen is nog meer Olmen geworden na de fusie met Balen. © Bert De Deken

Olmenaars zijn fier op hun dorp: “We hebben alles wat Antwerpen heeft: een zoo, een Sint-Anneke, een Lei en een haven”

Olmen -

Een groep geëngageerde Olmenaars plantte vorige week tweeduizend bloembollen in de tuin van hun oude pastorie. Met deze actie wilden de bewoners weer dynamiek steken in het verpieterende dorpsleven. Hoezo: nog meer dynamiek in Olmen? Het staat vandaag toch al bekend als ‘een dorp van stavast’. Een karaktertrek die het in grote mate heeft ontwikkeld na de fusie met Balen in het voor hen onzalige jaar 1977. Olmen werd sinds dat gedwongen huwelijk nog eigengereider dan het ooit al was geweest. We trokken ernaartoe en noteerden weer de strijdkreet ‘Ik ben een Olmenaar’, hun eigen interpretatie van ‘Ich bin ein Berliner.’

Op een doordeweekse - wat grauwe - namiddag stappen we af op de Markt van Olmen. Het plein ligt er door God en klein Pierke verlaten bij. Zo stil dat we het gras rond de Sint-Willibrorduskerk horen groeien. Ook aan het nieuwe ontmoetingscentrum De Oude Pastorij, even verderop in de Pastorijstraat, geeft geen kat thuis. Het hek is open, maar onze harde klop op de massieve houten deur wordt niet beantwoord. Alleen verderop aan het kanaal vaart een binnenschip voorbij.  

Op onze terugweg naar de Markt lopen we aan de kruising met de Polderstraat een zeldzame levende ziel tegen het lijf. Het is Erik Leeuws. Op onze vraag of hij een rasechte Olmenaar is, antwoordt hij enthousiast en volmondig ‘ja!’. “Ik woon hier al sinds mijn geboorte, ondertussen toch al 61 jaar”, zegt hij.

Erik Leeuws: “Een Olmenaar is erg chauvinistisch over zijn dorp.” © Bert De Deken 

“Olmen is zeker geen verwaarloosd dorp”, verzekert hij ons. “Natuurlijk is het leven hier niet meer zoals vroeger, toen iedereen nog iedereen kende. Vandaag zijn er veel mensen van buitenaf komen wonen. Je kent je eigen buurt niet meer. Maar ik ben in die zestig jaar nooit weggegaan. Ik ben in Olmen geboren en ik zal in Olmen sterven. Ik ben op dat vlak chauvinistisch.”

Postcode behouden

“Dat chauvinisme typeert Olmenaars”, beweert Erik. “Toen Olmen bij Balen is gekomen, is daar heel veel tegen geprotesteerd. Maar we hebben ons postnummer wel weten te behouden. En iedereen zegt nu wel Balen, maar officieel is het nog altijd Balen-Olmen.”

Neen, niet wij hebben het heikele onderwerp van de fusie opgeworpen. Erik is er ongevraagd zelf over begonnen. In 1977 na Christus moest het zelfstandige dorp voortleven met vlag en wimpel van Balen. Die ‘annexatie’ werd nooit helemaal verteerd. De eerste jaren waren de weerstanders zelfs fanatiek. De naamborden ‘Balen’ aan de invalswegen werden beklad door een guerrillagroep die zich ‘Vrij Olmen’ noemde.

“Het heeft nooit goed geboterd tussen Olmen en Balen, vertelt Erik. “Nog voor de fusie was er al een zekere vijandschap. De boeren van Balen mochten aan de Hoolstmolen - aan de grens met Balen - geen voet op Olmense grond zetten of ze werden met de riek achtervolgd. Zoiets heb ik natuurlijk nooit meegemaakt. Die verhalen ken ik van mijn vader. Maar de Olmenaars gingen zeker niet akkoord met de fusie. Balen had op dat moment schulden en Olmen een overschot. Bij mijn generatie leeft het nog heel erg. Als ze me vragen waar ik woon, zal ik nooit Balen zeggen. Ik ben een Olmenaar, geen Balenaar. “

Voetbaloorlog

Wanneer een man de straat komt ingewandeld, herkent Erik hem en roept hem toe: “Fik, ben jij een Balenaar?”

“Ja”, antwoordt hij.

Erik verbetert hem onmiddellijk: “Neen Fik, een Olmenaar!”

“Juist, een Olmenaar”, lacht Fik Van Braband. “Maar ik ben nog maar een jaartje opnieuw Olmenaar. Ik heb een tijd in Ham (Limburgse buurgemeente, red.) gewoond. Mijn vrouw was van daar afkomstig en ik ben haar gevolgd. Maar het stond toen al vast dat ik terug naar Olmen zou komen. We wonen nu in een appartement.”

Fik Van Braband: “Als we in Balen gingen shotten, was het oorlog.” © Bert De Deken 

Fik gaat gretig mee in het fusieverhaal van Erik. “Olmen wilde onafhankelijk blijven”, zegt hij. “Ik sjotte bij Olmen en als we naar Balen moesten of Balen naar hier kwam, was het oorlog. Je kan het bijna vergelijken met de rivaliteit tussen den Antwerp en Beerschot, maar dan zonder hooligans. Zo ver gingen we niet. Vandaag is die weerstand tegen Balen ook lang zo sterk niet meer.”

“Wat maakt een Olmenaar dan zo anders dan een Balenaar”, willen we van beiden wel eens weten. “Olmen is simpeler”, antwoordt Erik. “Wij zeggen: ‘Die van Balen zijn van ’t stad’. En in hun ogen zijn wij de boerkes. Na de fusie is het er in Olmen niet beter op geworden. Als we alleen gebleven waren, hadden we meer contacten gehad met onze mensen uit de gemeenteraad en met de burgemeester. Nu worden we geregeerd door Balen. Wij zijn nog mild, hoor. Anderen worden er nog wild van. Er leven hier nog echte fanatiekelingen. Maar bij de jonge generatie, die de fusie niet heeft meegemaakt, leeft het al veel minder.”

Pakawi Park

We stappen in de Polderstraat een echt Olmens middenstandsmonument binnen: Kleding Bylemans. De kledingwinkel bestaat al sinds 1920 en wordt vandaag door de vierde generatie uitgebaat. De zaak is wijd en zijd bekend.

“Ik ga mijn eigen zaak niet naar voren schuiven”, zegt Mieke Van Duffel, telg uit de derde generatie. “We zijn niet zo bekend als de Olmense Zoo (vandaag Pakawi Park, red.). Die heeft ons dorp pas echt op de kaart gezet.”

Winkeluitbaatster Mieke Van Duffel: “Olmen is er niet op vooruitgegaan sinds de fusie.” ©  Bert De Deken

“Veel winkels zijn er in Olmen nooit geweest”, vertelt Mieke. “Je moet daar eerlijk in zijn. Olmen is daarvoor te klein. Het zou niet logisch zijn dat er hier zo veel winkels zouden zijn als in Mol of Turnhout. We zijn nog een van de weinigen die hier standhouden. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat we volk uit andere dorpen aantrekken. Als we alleen van klanten uit het eigen dorp moesten leven, zou dat ook niet lukken.”

“De fusie is nooit verwerkt geweest”, beaamt ook Mieke. “Dat was ook logisch. De kas van Olmen was goed gevuld; die van Balen wat minder.”

Laat gestrooid

Nochtans was oud-burgemeester Thieu Bierkens van mening dat Olmen dankzij de fusie erop vooruit was gegaan. ‘De onverharde wegen werden allemaal verhard’, liet hij ooit optekenen in deze krant.

“Dat denk ik niet”, antwoordt Mieke. “Nu moeten we voor alles - voor de post, voor papieren - naar Balen, wat het toch niet makkelijk maakt. Het kerkhof ligt er ook schandelijk bij. En wat ik heel erg vind, is dat hier rond de kerk en in onze straat niet of heel laat gestrooid wordt als het gevroren heeft. In Balen wordt er veel sneller gestrooid.”

Familie

Een Balense die het aangedurfd heeft om in Olmen te komen wonen, is Marijke Goris. Ze heeft in 2013 een huisje in de Processiestraat gekocht en woont er met haar partner en kind. “We zijn in Olmen komen wonen omdat het huis goedkoop was”, legt ze uit. “Ik ben van Balen zelf en Olmen is een deel van Balen. Al mag je dat niet hardop zeggen. Voor mij maakt het niet uit of ik nu van Balen, Olmen of Hulsen (andere deelgemeente van Balen, red.) ben. Ik wilde gewoon in mijn gemeente blijven wonen omdat mijn familie hier woont.”

Marijke Goris: “Ik ben van Balen, al mag je dat niet hardop zeggen in Olmen.” ©  Bert De Deken

“Ik weet dat Olmenaars het moeilijk hebben met Balenaars, maar die fusie is ondertussen toch al meer dan veertig jaar geleden”, werpt Marijke op. “Je zou toch denken dat die onmin tot het verleden behoort. Balen had toen meer inwoners en dan was het toch logisch dat het de hoofdgemeente werd. Ik ging in Mol naar school. Als je je in de klas moest voorstellen, zeiden de kinderen van Balen: ‘Ik ben Balenaar’. Die van Olmen zouden dat nooit gezegd hebben. Ze zijn zelfs van het principe: Balen is van Olmen, en niet andersom. Nu, ik vind dat zo’n vorm van chauvinisme ook zijn goede kanten heeft. Als Balenaar zal ik ook zeggen: er gaat niets boven Balen-jaarmarkt. Die is tien keer beter dan die van Mol. Die van Olmen mogen zeggen: carnaval is van Olmen. Ieder zijn ding”, zegt Marijke met een lach.

Iedereen welkom

Marijke geeft wel toe dat haar verhuizing naar Olmen niet zo gemakkelijk was. “Ik vond het best moeilijk om hier geïntegreerd te geraken”, zegt ze. “Tijdens het WK voetbal ging ik in een café naar een wedstrijd kijken, maar dat was niet zo eenvoudig. Mensen die hier geboren en getogen zijn, hangen nog erg aan mekaar. Het is niet makkelijk om daartussen te geraken.”

“Maar de sfeer is totaal niet vijandig”, vertelt Marijke. “Iedereen is hier welkom. Ik voel me hier thuis, met goede buren. En als je zelf wat moeite doet, komt het wel goed. Mijn zoontje gaat binnenkort naar school. Ik denk dat ik hierdoor meer mensen ga leren kennen.”

Folklore

We stappen de Veldstraat - de brede doorgangsweg - in. Hier is het op dit uur wel een drukte van jewelste. De dorpsschool is net uit en ouders komen hun kinderen oppikken.

Peggy Druyts en haar zoontje Leander wachten op de bus die hen even verderop aan hun woning zal afzetten. Peggy heeft veel ‘nationaliteiten’: ze is in Mol geboren, in Lommel opgegroeid en heeft zich met haar man - een Balenaar - tien jaar geleden in Olmen genesteld. “In feite kan het niet dat een Balenaar in Olmen komt wonen”, zegt ze zelf met een knipoog. “Die ‘weerzin’ is nog steeds scherp, hoor. Het leeft vooral nog bij de oudere generatie en onder voetbalploegen en carnavalsverenigingen. Ik noem dat folklore.”

Peggy Druyts en haar zoon Leander: “De rivaliteit tussen Omen en Balen is folklore.” ©  Bert De Deken

“We voelen ons hier echt thuis, zegt Peggy. “Je wordt zeker niet buitengesloten. Olmen is nog echt een dorp op de boerenbuiten. Leander gaat hier naar school en is aangesloten bij de jeugdbeweging en de voetbalploeg. Ik ben bij de vrouwenbeweging Ferm gegaan. Dan komt de integratie vanzelf.”

Verjonging

In de dorpsschool is onderwijzeres Ruth Janssen nog aan het opruimen. Ruth heeft hier zelf als kind schoolgelopen. “Vroeger kwamen alle kinderen uit het dorp en kenden de onderwijzers en onderwijzeressen de familie van elk van hen en waar ze woonden”, zegt ze. “Dat is nu wel anders. Er zijn veel mensen van buitenaf in Olmen komen wonen. Dat is ook goed. Anders blijven alleen de oude mensen over. Olmen verjongt en is nog niet aan het uitsterven. “

Onderwijzeres Ruth Janssen: “Onze generatie is niet meer zo fanatiek bezig met de fusie.” ©  Bert De Deken

Ruth behoort met haar 28 jaar tot de jongere generatie voor wie de rivaliteit met Balen niet meer zo nadrukkelijk aanwezig is. “Alleen tijdens het carnaval hoor je nog wel eens roepen ‘Balen is van Olmen’, maar dat is meer om te lachen. Onze generatie is er niet meer zo nijg mee bezig. Maar we vinden het nog wel leuk dat Olmen op zich nog als dorp bestaat. Ik zal ook nooit zeggen dat ik van Balen ben. En als je dat aan mijn leerlingen van 11 jaar vraagt, zullen die ook zeggen dat ze van Olmen zijn. Het is nog een dorp. Ik ben altijd bij de Chiro geweest. Dat is nog steeds dé jeugdbeweging van het dorp. Naar carnaval kijken we nu al uit om het dubbel te vieren. Het zou een ramp zijn mocht het nu door corona weer niet doorgaan.”

De Zwaan

Terug aan de Markt merken we dat er zich tussen de oude huizen veel nieuwbouw heeft opgedrongen. Ook worden her en der nieuwe grote appartementsblokken aangekondigd. Het dorp beleeft stilaan als het ware zijn eigen botoxkuur.

We bellen lukraak aan en worden begroet door een echte Olmense autochtone dame: Mathilde Swinnen, in het dorp zonder twijfel door iedereen beter gekend als Tilleke Swinnen. Ze was decennialang de uitbaatster van een echt monument, De Zwaan, op de Markt. Een prachtig authentiek staminee met een grote zaal waarin ontelbare Olmenaars trouwpartijen, communiefeesten en koffietafels hebben beleefd.

De Zwaan behoort echter definitief tot het verleden. Twee jaar geleden werd het afgebroken en vandaag ‘prijkt’ er een nieuwbouw. “Ik heb er soms nog spijt van”, zegt Tilleke. “Iedereen kwam er over de vloer. De mannen van ‘t muziek en van de duivenbond. Onze familie baatte het sinds 1914 uit, maar de herberg zelf dateerde al van 1696. We konden niet anders dan het verkopen. Het pand was te oud geworden. We moesten veel te veel investeren om het café weer met alles in orde te maken. Daar waren we te oud geworden en ook onze kinderen hadden geen interesse.”

Tilleke Swinnen baatte jarenlang café De Zwaan uit. ©  Bert De Deken

“Natuurlijk waren die van Balen ook welkom bij ons”, zegt ze. “Maar burgemeester Bierkens is er wel ooit eens uitgejouwd toen hij kwam speechen op een feest van een 100-jarige. Nadien hebben we hem niet veel meer gezien. Hij had altijd wel een uitvlucht om niet te komen. Ach, ook Antwerpenaren zeggen tegen ons ‘de parking’. Maar weet je wat ik dan antwoord? We hebben ook een zoölogie, we hebben ook een Sint-Anneke - de straat aan de andere kant van het kanaal heet Sint-Anneke - en we hebben ook een Lei - de straat achter de kerk heet zo. En aan het kanaal hebben we ook een havengebied”, zegt ze met een lach.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

MEER OVER Buurtreportage Kempen