Hoger onderwijs: waarom witte, welgestelde studenten beter presteren

'In veel opleidingen gaan de meeste casussen die worden besproken nog altijd over traditionele middenklassegezinnen.' © Image Desk
Ann Peuteman

Wie niet wit, bemiddeld, cisgender en gezond is, begint niet alleen minder vaak aan een studie in het hoger onderwijs, maar slaagt er ook moeilijker in om een diploma te behalen. ‘Hoog tijd dat we ervoor zorgen dat álle jongeren zich welkom voelen op onze hogescholen en universiteiten.’

‘Diversiteit is een voorwaarde voor excellentie.’ Dat is een van de stellingen uit het manifest aan het eind van het boek Diversiteit in het hoger onderwijs, waarin onderzoeken en inzichten over de verscheidenheid van de studentenpopulatie (of het gebrek daaraan) worden samengebracht. ‘Wij hopen dat zo veel mogelijk collega’s het manifest zullen ondertekenen en dat we ook actie kunnen ondernemen om ons hoger onderwijs op alle vlakken diverser te maken’, klinkt het.

In 1993 begonnen 141.000 jongeren aan een hogere studie, in 2020 waren dat er al 240.000. Dat kunnen toch niet allemaal witte, welgestelde studenten zijn? ‘De tijd dat hoger onderwijs alleen voor een elite was weggelegd, is inderdaad voorbij’, zegt auteur en onderzoekster sociaal werk Mieke Schrooten (Odisee Hogeschool en UA). ‘Ondertussen zijn er heel veel studenten uit de brede middenklasse bij gekomen, en gaandeweg ook jongeren uit kwetsbare gezinnen.’ Wel studeren kinderen van hoogopgeleide ouders nog altijd vier keer vaker aan een hogeschool of universiteit dan het kroost van laagopgeleide gezinnen. Ook andere kansengroepen, zoals personen met een beperking en jongeren met een migratieachtergrond, zijn er sterk ondervertegenwoordigd. ‘Onze hogescholen en universiteiten zijn vandaag helemaal geen afspiegeling van de samenleving’, bevestigt Schrooten. ‘Dat is echt een probleem, want een hogere studie werkt emanciperend en heeft een grote impact op de kansen die je de rest van je leven krijgt. Dat sommige groepen vandaag ondervertegenwoordigd zijn, versterkt dus de ongelijkheid in de samenleving.’

Het is geen oplossing om een beleid uit te tekenen dat specifiek op verschillende kwetsbare groepen is gericht.

Reinhilde Pulinx (UCLL Hogeschool)

Op papier kan zo goed als iedereen zich in Vlaanderen voor een hogere studie inschrijven. Behalve voor geneeskunde worden er geen toegangsexamens georganiseerd en in vergelijking met de meeste andere Europese landen valt het inschrijvingsgeld nog mee. Toch zijn er heel wat jongeren voor wie de drempel te hoog is. ‘Sommige groepen, zoals mensen met een migratieachtergrond, jongeren die uit de bijzondere jeugdzorg komen of een moeilijke sociaal-economische situatie hebben, zijn er vaak van overtuigd dat een hogere studie voor hen geen optie is’, zegt onderzoekster Reinhilde Pulinx van het Expertisecentrum Inclusive Society van de UCLL Hogeschool. ‘Dat komt ook doordat tieners al vroeg in het aso, tso of bso worden ingedeeld. Wie in die laatste twee onderwijsvormen terechtkomt, krijgt later veel minder vaak het advies om verder te studeren. Maar dat wil niet zeggen dat we het probleem helemaal op het secundair onderwijs mogen afschuiven. Ook wij hebben daarin een rol te spelen. Zo moet het hoger onderwijs zo veel mogelijk contact zoeken met kansengroepen om hen ervan te overtuigen dat een studie aan een hogeschool of universiteit ook voor hen een mogelijkheid kan zijn.’

Leefloon

Niet alleen beginnen jongeren uit kansengroepen minder vaak aan een hogere studie, de kans dat zij uiteindelijk een diploma behalen, is ook kleiner. ‘In heel wat opleidingen is de instroom vandaag al diverser, maar onderweg verliezen we veel van die studenten weer’, zegt Schrooten. Dat zou niet alleen gelden voor mensen met een migratieachtergrond of een moeilijke sociaal-economische situatie, maar ook voor studenten met een beperking, holebi’s en transpersonen.

Daar zijn verschillende redenen voor. Om te beginnen kunnen sommige studenten zich door hun complexe thuissituatie moeilijker op hun studie concentreren. ‘Komt iemand een halfuur te laat in je les, dan is dat niet altijd omdat hij de avond ervoor is doorgezakt’, weet Schrooten. ‘Het kan evengoed dat die student mantelzorger is en niet eerder kon vertrekken omdat zijn zieke moeder was gevallen. Of misschien had hij wel een afspraak bij het OCMW. Jongeren die een leefloon krijgen, worden heel strikt opgevolgd. Mist zo’n student afspraken met het OCMW, dan kan hij zijn leefloon verliezen. Als docent kun je natuurlijk niet de hele context van elke student kennen, maar het is wel belangrijk dat je beseft dat zulke situaties bestaan.’

Reinhilde Pulinx, Mieke Schrooten en Elke Emmers (red.), Diversiteit in het hoger onderwijs, ASP, 357 blz., 25 euro.
Reinhilde Pulinx, Mieke Schrooten en Elke Emmers (red.), Diversiteit in het hoger onderwijs, ASP, 357 blz., 25 euro.

Andere studenten presteren slechter of haken op den duur zelfs helemaal af omdat ze zich niet thuis voelen op de plek waar ze studeren en het gevoel hebben dat ze er niet zichzelf kunnen zijn. Daarom is het volgens de onderzoekers cruciaal dat élke student zich welkom voelt. ‘Toch is het geen oplossing om een beleid uit te tekenen dat specifiek op verschillende kwetsbare groepen is gericht’, zegt Pulinx. ‘In plaats van iedereen in hokjes in te delen en dan te geven wat hen toekomt, zouden álle studenten op een inclusieve manier moeten worden benaderd.’ Dat wil onder meer zeggen dat hoger onderwijs voor iedereen zo goedkoop mogelijk moet worden gehouden, maar ook dat er voor alle studenten zo veel mogelijk hindernissen moeten worden weggehaald. ‘Een student die een leerstoornis heeft, moet in veel gevallen een attest voorleggen om tijdens examens een woordenboek te mogen gebruiken’, legt Schrooten uit. ‘Maar als docent kun je er ook voor kiezen om een stapel woordenboeken klaar te leggen voor álle studenten die er een willen. Ook mensen zonder diagnose kunnen daar baat bij hebben.’

Westers perspectief

Of studenten zich op hun hogeschool of universiteit thuis voelen, heeft ook met de inhoud van de lessen te maken. Sommige jonge mensen vinden daar hun eigen leefwereld totaal niet in terug. Dat komt doordat veel docenten en handboeken nog altijd vanuit een westers perspectief vertrekken. De wetenschappers die worden aangehaald, zijn in de meeste gevallen ook allemaal witte mannen. ‘Maar het probleem is ruimer dan kleur en afkomst alleen’, zegt Schrooten. ‘In veel opleidingen gaan de meeste casussen die worden besproken nog altijd over traditionele middenklassegezinnen. Mensen die slecht behuisd zijn, de taal niet spreken of een beperking hebben, komen veel minder aan bod.’

Volgens de onderzoekers zijn steeds meer docenten zich bewust van het belang van een diversere lesinhoud, maar weten ze soms niet goed hoe ze dat moeten aanpakken. Net zoals velen zich afvragen hoe ze het best reageren op racistische uitspraken van studenten of vooroordelen over holebi’s of mensen met een beperking. Daarbij helpt het natuurlijk niet dat het docentenkorps zelf ook niet erg verscheiden is. ‘Omgaan met diverse studentengroepen vergt specifieke vaardigheden en daar moet nog veel meer aan worden gewerkt’, vindt Pulinx. ‘Het volstaat ook niet om meer jongeren uit kansengroepen aan te trekken en ervoor te zorgen dat zij zich allemaal welkom voelen. We moeten er ook voor zorgen dat ál onze studenten voorbereid zijn op hun toekomst in een diverse samenleving. Ook dat is een grote voor het hoger onderwijs.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content