Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenDraagmoeders

Dossier draagmoeders: ‘Toen ik haar pijn bij de bevalling zag, heb ik me schuldig gevoeld’

Dossier draagmoeders: ‘Toen ik haar pijn bij de bevalling zag, heb ik me schuldig gevoeld’
Beeld Marco Mertens

Als we aan Nova (2) vragen in welke buik ze heeft gezeten, dan wijst haar vingertje naar tante An. ‘In welke buik zit jouw broertje nu?’ De vinger gaat naar tante Kaat. ‘En waar is jouw mama?’ Een trotse vinger naar Greet. De peuter weet perfect hoe de vork in de steel zit. De rest van de bevolking had de reeks Draagmoeders van Annemie Struyf nodig om te begrijpen wat draagmoederschap precies inhoudt. 

We ontwarren nog even het familiale kluwen: zwangere Kaat is de oudere zus van Greet, die samen is met Karl, zij zijn de wensouders. An is de zus van Karl. Zij is twee jaar geleden bevallen van Nova.

Greet: “We zijn van het begin af eerlijk geweest tegen Nova. We wilden vermijden dat er een moment zou komen waarop we moesten zeggen: ‘Ga eens zitten, papa en mama willen je iets vertellen.’ We praten er geregeld over met haar, zoals vanmorgen: ‘Je broertje zit in de buik van tante Kaat, omdat mama’s buik een beetje kapot is.’ Ze dacht er even over na en zei toen: ‘Ik ga jouw buik straks maken, mama.’ Toen speelde ze vrolijk voort.”

Elk verhaal over draagmoederschap begint bij een onvervulde kinderwens. Greet kon zelf geen kinderen meer krijgen na een zwaar fietsongeluk – het nieuws dat ze was aangereden door een vrachtwagen, haalde destijds alle kranten.

Greet: “Ik was toen 21. Maandenlang lag ik in een coma en de dokters wisten niet of ik het zou halen. Ze hebben me nooit gezegd dat ik een streep kon trekken door mijn kinderwens. Het besef is langzaam binnengesijpeld. Op dat moment had ik geen partner en waren kinderen nog niet aan de orde. Wat me bezighield, was of ik nog zou kunnen stappen, dan wel voor de rest van mijn leven in een rolstoel moest zitten.”

Kaat: “(knikt) Je hebt lang niet geweten of je nog voor jezelf zou kunnen zorgen, laat staan voor een kind.”

Greet: “Ze hebben mijn bekken na het ongeval aan elkaar moeten schroeven. Tijdens een zwangerschap hoort het bekken mee te bewegen, maar bij mij kan dat niet meer. De huid op mijn buik is ook één groot litteken en zou zich nooit kunnen uitrekken, dat maakt een zwangerschap levensgevaarlijk.”

In de jaren na je ongeval groeide het gezin van je zus: Kaat heeft nu vier kinderen. Had je het daar moeilijk mee?

Greet: “Ik vond het moeilijker om vriendinnen zwanger te zien worden. Terwijl ik nog revalideerde, was Kaat zwanger van haar eerste kindje. Ik herinner me dat ze al heel vroeg opwierp dat ze wel draagmoeder zou zijn, als ik ooit zelf kinderen wilde.

“Twee weken nadat ik Karl had leren kennen, heb ik het hem verteld. Ik ben met zoveel kwetsbaarheden in die relatie gestapt – mijn littekens, mijn beperkingen – dat ik ze liever meteen op tafel gooide. Hij heeft er nooit een punt van gemaakt. Integendeel, voor hem was het duidelijk: ‘Als ik ooit kinderen wil, dan is het met jou.’»

An: “Ik denk dat het zwaarder is voor koppels die jarenlang proberen een kind te verwekken. Zo’n traject leidt tot veel frustraties. Bij Greet en Karl was dat van meet af aan out of the question.”

Uiteindelijk verraste jij Greet en Karl met het voorstel om draagmoeder van hun eerste kindje te worden.

“Greet had me kort voordien haar verhaal uit de doeken gedaan. Dat had me erg geraakt. Ik was 38 en had net twee dochters op de wereld gezet. Voor mij was mijn gezin compleet. Ik wist ook dat Kaat, die eerste keuze was om draagmoeder te worden, nog haar eigen kinderwens wilde vervullen. Toen ben ik gaan tellen: ‘Als ik ook een kindje wil dragen voor hen, dan moet ik er wel vóór mijn 40ste aan beginnen, en dat is nu.’ Omdat ik wist dat Greet en Karl zo’n beladen vraag nooit zelf zouden stellen, heb ik het er op de tgv op de terugweg van Disneyland Parijs zelf uit gegooid: ‘Wat als wij samen een kind op de wereld zetten?’”

Klopt het dat het voorstel van de draagmoeder moet komen?

Greet: “Je mag geen advertentie op sociale media plaatsen met de vraag: wil iemand onze draagmoeder worden?”

Kaat: “Wat mag en niet mag, is niet helemaal duidelijk, omdat het juridische kader voor draagmoederschap ontbreekt. Je moet het zelf uitzoeken.”

An, jij had je plan eerst besproken met je partner Dirk. Die zei vast niet meteen: ‘Topidee!’

An: “Nee. We hebben een nieuw samengesteld gezin: Dirk heeft twee kinderen uit een vorige relatie. Zijn eerste reactie was: willen we dat nog ingewikkelder maken? Maar daarna voelde hij vooral trots dat ik Greet en Karl uit de nood wilde helpen.

“Trouwens, nog een geluk dat Dirk en ik niet getrouwd zijn. Dat had het nog gecompliceerder gemaakt.”

Hoezo?

An: “Omdat draagmoederschap in België niet juridisch geregeld is, was ik de wettelijke moeder van Nova bij haar geboorte, en moesten Greet en Karl haar adopteren. Nog tijdens de zwangerschap kreeg ik een brief in de bus, waarin stond: ‘U staat uw kind af voor volle adoptie. Gelieve hier te tekenen.’ Het is pijnlijk om zoiets zwart op wit op een officieel document te zien staan. Ik beschouw mezelf als een goede moeder en ik zou nooit mijn eigen kinderen voor adoptie afstaan. Maar Nova ís mijn kind niet: ze is biologisch helemaal van Greet en Karl. Waren Dirk en ik getrouwd geweest, dan hadden ze hem als de wettelijke vader beschouwd en had hij die adoptiebrief ook moeten ondertekenen.”

Kaat, jij mag straks ook zo’n brief verwachten?

Kaat: “Ja. Bij de geboorte zal ik de wettelijke moeder zijn en zal er opnieuw een adoptieprocedure opgestart worden. Het verschil bij deze baby is dat Karl hem al vóór de geboorte als zijn kind kan erkennen. Dat kon hij niet bij Nova, omdat Karl en An broer en zus zijn.”

Een broer en een zus die kinderen maken: daarover durven ze bij de burgerlijke stand al eens de wenkbrauwen te fronsen.

Kaat: “Wat het nog ingewikkelder maakt: Greet en Karl zijn wél getrouwd, dus kan Karl de baby alleen als buitenechtelijk kind erkennen. Officieel zal hij straks een buitenechtelijk kind hebben met zijn schoonzus.”

An: “Wat een gedoe! Op papier heb jij de vent van je zus afgepakt. (lacht)

Dossier draagmoeders: ‘Toen ik haar pijn bij de bevalling zag, heb ik me schuldig gevoeld’
Beeld Marco Mertens

EEN FLINKE AVOCADO

Kaat, voor jou is dit je vijfde zwangerschap. Hoeveel weken ver ben je?

Greet: “Vrijdag is ze zestien weken ver.”

Kaat: “Greet houdt voor mij de tel bij. Gisteren stuurde ze me nog een berichtje: ‘De baby is nu zo groot als een avocado.’ (lacht)

Karl: “En vorige week was het een appel!”

Greet: “Karl en ik hebben daarvoor een app op onze telefoon staan, zoals zoveel zwangere koppels.”

In je hoofd beleef je deze zwangerschap dus anders dan die van je eigen kinderen?

Kaat: “Ja. Ik heb me nooit bewust voorgenomen: ‘Het is mijn kind niet, dus ik hou afstand.’ Het gaat vanzelf. Na vier zwangerschappen weet ik ook wel wat me te wachten staat: ik heb geen app meer nodig.”

Greet: “Karl en ik zijn erg bezig met die zwangerschap, zeker omdat we het van een afstand moeten volgen. We kunnen alleen maar de weken tellen.”

Jullie gaan wel mee naar elk bezoek aan de gynaecoloog.

Greet: “Natuurlijk. De echografieën zijn de enige momenten waarop we ons kindje kunnen zien. Kaat voelt de baby al bewegen: voor haar is zijn aanwezigheid nu al tastbaar. Wij kunnen hem alleen voelen als we even aan haar buik komen.

“Een zwangerschap via een draagmoeder is niet evident. Lang vóór Nova er was, zijn we in het UZ Brussel aan een zware selectieprocedure begonnen – ze wilden zien of we wel uit het juiste hout gesneden waren. Ik heb altijd in het achterhoofd gehouden dat er een kink in de kabel zou komen – dat ze ons zouden afwijzen of dat een zwangerschap niet zou lukken. Die eerste keer heb ik alles met de voet op de rem beleefd.”

An: “We begrijpen heel goed waarom het ziekenhuis niet over één nacht ijs gaat en hun ethische commissie de knoop moet doorhakken. Doordat een juridisch kader ontbreekt, worden zij in de positie van rechter gedwongen.”

Greet: “Ik moest ook kunnen aantonen dat er een medische reden was waarom ik een beroep deed op een draagmoeder, en dat ik het niet deed omdat ik geen zin had om zelf zwanger te worden.”

An: “Die hele procedure heeft anderhalf jaar geduurd.”

Na jullie eerste ivf-poging was het wel meteen prijs.

An: “Gelukkig. Tegen die tijd was ik 40 en kon ik absoluut geen antwoord geven op de vraag hoeveel ivf-pogingen ik bereid was te ondernemen.”

Dat was één van de vragen die jullie kregen voor het geboorteplan dat jullie moesten opstellen van het ziekenhuis.

An: “Het was een hele waslijst: wat als het kindje een afwijking heeft? Wie beslist dan over een eventuele abortus?”

Greet: “Wat als Karl en ik zouden overlijden vóór de geboorte? Wat als er een operatie nodig blijkt tijdens de bevalling? Onze conclusie was: alle beslissingen die over het kind gaan, nemen Karl en ik.”

An: “Maar als er ooit een keuze gemaakt moest worden tussen het ongeboren kind en mij, dan zou mijn leven prioriteit krijgen. Het was best heftig om die zaken door te spreken.”

Greet: “Ja, maar het was wel goed om er vooraf bij stil te staan.”

Is zo’n geboorteplan juridisch iets waard?

Greet: “Nee. Het zijn niet meer dan onderlinge afspraken. Een draagmoederschap is gebaseerd op onderling vertrouwen. De bedoeling van zo’n geboorteplan is niet om iets op papier te hebben, maar wel om het gesprek aan te gaan. Het wordt zelfs niet ondertekend. Het enige wat we ondertekend hebben, zijn de documenten van het UZ Brussel waarin wij toestemming geven om met mijn eicellen en Karls zaadcellen een baby’tje te maken dat ze vervolgens inplanten bij onze draagmoeder.”

Was het een fijne gedachte dat het met je eigen eicellen kon?

Greet: “Zeker. In veel draagmoederverhalen is er een vruchtbaarheidsprobleem. Bij ons niet. Integendeel, na mijn fertiliteitsbehandeling kon de gynaecoloog 22 eitjes oogsten. Daar was ik wel trots op.”

In Draagmoeders doneert Kimberly een eicel om een Nederlands homokoppel aan een kindje te helpen.

An: “Mooi dat Kimberly dat kan, maar het is niks voor mij. Mijn eicel is mijn kind. Als ik een eicel zou doneren, dan zou ik het kind dat eruit voortkomt, toch als het mijne beschouwen en ervan willen houden.”

Kaat: “Precies. Ik doe dit omdat het nodig is. Als Greet en Karl maar één kind hadden gewenst, dan vond ik dat ook prima. Voor mij hoefde het draagmoederschap niet. Ik doe het voor hen.”

Is het geen vreemde gedachte om de vrucht van je broer of zus in je buik te dragen?

An: “Bij laagtechnologisch draagmoederschap wordt het zaad op de één of andere manier bij de draagmoeder ingebracht, maar bij ons was dat niet het geval: Nova is in een petrischaaltje gemaakt in het ziekenhuis, zoals elk ivf-kind.”

Karl: “Het kindje dat nu in de buik van Kaat zit, is trouwens op hetzelfde moment verwekt als Nova.”

Greet: “We hebben één ivf-behandeling ondergaan, waar we vier embryo’s aan hebben overgehouden. Eentje daarvan is Nova, de rest heeft al die tijd in de diepvriezer van het UZ gezeten. Tot zestien weken geleden, toen ze een tweede embryo bij Kaat hebben ingeplant.”

Wat vinden jullie eigen kinderen ervan dat de baby in jullie buik niet hun broertje of zusje is?

Kaat: “Mijn oudste kinderen hebben het al eens bewust meegemaakt. Voor hen is het de normaalste zaak van de wereld. Mijn dochter van 5 jaar was een paar weken geleden wel kwaad, omdat de baby straks niet bij ons blijft. Maar sinds ze weet dat het een jongen is, is dat voorbij: drie broers vindt ze meer dan genoeg.”

An: “Voor mijn oudste dochter was het een hele opluchting toen ze hoorde dat het kindje naar Greet en Karl zou gaan. Ze had haar mama al eens moeten delen toen haar jongere zusje werd geboren. Dat wilde ze niet nog eens meemaken.”

EEN FLINKE AVOCADO
Beeld Marco Mertens

BANG VOOR BABYBLUES

Wensmoeder Elke uit Draagmoeders heeft het zichtbaar lastig, telkens als ze met draagmoeder Lies bij de gynaecoloog is: ‘Ik wil niks liever dan mijn kindje voelen, maar ik besef dat er nog een mens rond zit.’

Greet: “Elke en Lies zijn vriendinnen, maar voor ons is het anders: Kaat is mijn zus. Op dit moment zie ik haar liever dan de baby, omdat ik die nog niet ken.”

Kaat: “Bij ons is er ook minder schroom: als Greet wil voelen hoe haar kindje schopt, dan legt ze gewoon haar hand op mijn buik.”

Elke zwangerschap is spannend, maar misschien nog iets meer als het kindje in je buik van een ander is.

An: “Ik merkte wel dat ik bij Nova voorzichtiger en bezorgder was. Op een bepaald moment had ik last van een hoge suikerspiegel. Ik dacht meteen: oei, wat heb ik fout gedaan? De verantwoordelijkheid weegt iets zwaarder als het niet je eigen kind is.”

Kaat: “Vergelijk het met babysitten: ouders vertrouwen je de zorg voor hun kind toe: dat is wel wat. Ik let ook op wat ik eet, maar na vier zwangerschappen weet ik welke buikkramp verontrustend is en welke niet.”

An: “Kaat en ik weten onderhand wat ons te wachten staat bij een bevalling, maar voor Greet en Karl was het die eerste keer toch schrikken.”

Jullie hadden vooraf besproken waar iedereen zou staan in de verloskamer.

An: “Karl had de instructie gekregen om aan mijn hoofd te blijven staan. Het voeteinde van de verlostafel was verboden terrein voor iedereen, behalve de vroedvrouwen en de gynaecoloog.

“Ik had Karl en Greet graag een romantische bevalling gegund, maar het is op een trauma uitgedraaid: omdat ik acht dagen over tijd was, hebben ze me moeten inleiden en de vliezen moeten breken.»

Greet: “Toen ik haar pijn zag, beseften we: ‘Ze doet dit voor ons. Wat als het fout loopt?’ Toen heb ik me wel schuldig gevoeld.

“We hadden de bevalling vooraf goed doorgesproken met de vroedvrouwen, zodat iedereen op de hoogte was. Ze vonden het geweldig om deel te mogen uitmaken van zo’n speciale bevalling. Samen met An hadden we afgesproken dat Nova meteen aan mij zou worden gegeven. Net vóór ze er was, deed een vroedvrouw teken: ‘Ga jij maar zitten, ze komt eraan.’ (krijgt tranen in de ogen) Sorry, ik huil nogal snel.”

An: “Het ís ook ontzettend mooi: ze gaf jou erkenning als mama. De gynaecoloog had dat tijdens de zwangerschap ook gedaan.”

Greet: “Ja. Als het tijdens de consultaties over de zwangerschap ging, dan richtte hij zich tot An. Ging het over de baby, dan sprak hij tegen Karl en mij. Hij was zich bewust van de gevoeligheden.”

An, voor jou was de bevalling meteen ook een afscheid.

An: “Ik wilde absoluut dat het kindje niet aan mij zou worden gegeven. Mijn eigen kinderen zijn als slijmerige baby’s meteen op mijn buik gelegd, maar nu hoefde dat niet. De navelstreng doorknippen, dat was de taak van Greet en Karl. Ik wilde dat zij zo snel mogelijk aan hun gezin konden beginnen. Dat was… (zoekt naar het juiste woord) het geschenk.

“Meteen na de bevalling zijn we allemaal naar huis gegaan: Karl en Greet met Nova, en ik met Dirk. Ook dat hadden we zo afgesproken.”

Wilde je het afscheid van Nova zo kort mogelijk houden?

An: “Het leek me onwezenlijk in een kraamkliniek te moeten liggen zonder baby. Het zou ook niet geklopt hebben, als Nova bij mij op een kamer had gelegen.”

Elke draagmoeder in de reeks heeft het over de klik die ze maakt in haar hoofd. Kan die echt de natuurlijke reflex uitschakelen om voor een pasgeborene te zorgen?

An: “Het klinkt gek, maar toch is het zo. Natuurlijk volgden mijn hormonen het schema van elke zwangerschap. Rond de zesde maand kreeg ik nestdrang. Deze keer gebruikte ik die niet om de kinderkamer in orde te brengen, maar om mijn huis op te ruimen. Ik voelde dat oerinstinct wel, maar ik zette het in voor andere doeleinden.

“Mijn grootste angst was die voor de babyblues. Na mijn eerste bevalling heb ik een dag lang gehuild. Voor alle zekerheid had ik vooraf het nummer van een psychologe opgezocht, maar ik heb haar nooit hoeven te bellen: bij Nova is de babyblues uitgebleven. Misschien hebben die huilbuien toch vooral met vermoeidheid te maken: die heb ik nu niet ervaren. De nacht na de bevalling heb ik zelfs heerlijk geslapen.”

Greet: “Ik hield er rekening mee dat An het emotioneel moeilijk zou krijgen na de bevalling, maar ik wist ook dat ze goed omringd was. We hebben ons nooit zorgen gemaakt dat ze het kindje alsnog zou willen houden.”

Voelde jij je meteen moeder toen je Nova in je armen kreeg?

Greet: “Ja. Ik zat op een roze wolk. Daarvoor heb je kennelijk geen zwangerschap nodig. Karl en ik hebben intens genoten van onze kraamtijd samen: we zaten met z’n drieën in onze cocon.

“Vooraf had de psychologe van het UZ ons op het hart gedrukt dat we veel aandacht moesten besteden aan de hechting met Nova. We hadden die aanlooptijd van negen maanden gemist. We hebben er bewust voor gekozen om geen doorgeefbaby van haar te maken: de eerste maand heeft ze alleen in onze armen gelegen, en niet in die van oma’s of tantes. Heel even heb ik overwogen om bij mezelf de melkproductie op gang te brengen met medicatie. Dan kon ik haar borstvoeding geven. Maar dat had veel energie van me gevergd. Het leek me beter die energie in Nova te stoppen en haar gewoon een flesje te geven.”

An, toen jij een paar dagen later op bezoek kwam, leek Nova op jouw stem te reageren.

An: “Ik voelde me meteen schuldig: ‘Oei, ze moet zich niet hechten aan mij, maar aan Greet en Karl.’ Dat was even paniek.”

Greet: “Op de stem van Dirk reageerde ze ook. Dat is normaal: ze had hun stemmen negen maanden lang gehoord. Maar wij maakten ons geen zorgen.”

Wie mocht de naam kiezen? Draagmoeder Kimberly was duidelijk niet gek op de naam die de wensouders hadden gekozen.

Greet: “Karl en ik hebben Nova’s naam gekozen, maar An had wel een vetorecht. Over de naam van ons tweede kindje zijn we nog aan het nadenken.”

An: “Nova heeft wel al een naam voor haar broertje bedacht: Oceaan.”

Kaat: “Hm, dan zal ik toch mijn vetorecht moeten gebruiken. (lacht)

BABY DONNA

An, na de geboorte kreeg jij het bevallingsverlof. Karl en Greet kregen adoptieverlof.

Greet: “De eerste keer dat ik naar de RVA belde, vroeg ik: ‘We krijgen een kindje via draagmoederschap, waar heb ik recht op?’ Toen kreeg ik een botte reactie. Uit onwetendheid, denk ik. Ik heb teruggebeld en de vraag anders gesteld: ‘Wij gaan het kindje van onze schoonzus adopteren.’ Toen pasten we opeens wél in een vakje en kregen we antwoorden. Voor de officiële instanties is Nova geen draagmoederkind, maar een adoptiekind.”

Absurd, als je bedenkt dat het over jullie bloedeigen kind gaat.

Greet: “We hebben zelfs een opleidingsdag moeten volgen om haar te mógen adopteren. We zaten er tussen vaders die het kind van hun partner wilden adopteren. Ik had het gevoel dat de vrouw die de opleiding gaf, niet vertrouwd was met draagmoederschap, en dat we ons moesten verdedigen. ‘Hebben jullie er wel goed over nagedacht wat dit voor het kind zal betekenen?’ vroeg ze. Ze leek niet te beseffen dat er geen enkele biologische band is doorgeknipt.

“Als Nova’s broertje geboren is, moet ik opnieuw naar zo’n opleidingsdag – Karl ontsnapt er deze keer aan, omdat hij de baby vooraf kan erkennen. Ik ben benieuwd of het dezelfde vrouw is, en of ze er intussen al anders tegenover staat.”

Had de rechter kunnen beslissen dat jullie je eigen dochter niet mochten adopteren?

Greet: “Als we op een oubollige rechter waren gebotst die draagmoederschap niet genegen is, dan had hij dat kunnen doen. Maar bij ons is het goed gekomen: Nova deed alle harten in de rechtszaal smelten.”

An: “Ik denk dat de rechter blij was dat ze eens een positief verhaal hoorde, in plaats van een bitse vechtscheiding.”

Reageert de buitenwereld ook zo begripvol?

Karl: “We zijn altijd heel open geweest over hoe Nova er is gekomen. Op haar geboortekaartje stond een tekening van een meisje met een konijn in een draagdoek, een verwijzing naar haar draagmoeder. En op de achterkant: ‘Negen maanden liefdevol gedragen door meter An.’ We hadden haar adres erbij gezet, zodat mensen haar ook een kaartje of een bloemetje konden sturen.

“Als we erover vertellen, krijgen we vaak dezelfde reactie: ‘Ik zou dat nooit kunnen, mijn kind afgeven.’ Het duurt even voor mensen snappen dat Nova echt ons kind is.”

An: “Toen ik zwanger van Nova aan de schoolpoort van mijn dochters stond, speelde het wel door mijn hoofd: straks sta ik hier zonder bolle buik en zonder baby. Ik voelde toch de nood om dat te verklaren. Ook aan collega’s heb ik alles meteen uitgelegd. Iedereen was vooral bezorgd: ‘Ga je dat wel kunnen?’ Of soms: ‘Huh, jij draagt het kind van je broer?’ Het vergde wat technische uitleg. (lacht)

Greet: “Het is handig dat we nu in het programma van Annemie Struyf zitten: dan hoeven we die uitleg straks niet opnieuw te geven. We hebben aan de reeks meegewerkt omdat we het draagmoederschap uit de context van baby Donna en commercieel draagmoederschap willen trekken (Donna werd in 2005 door een Oost-Vlaamse moeder illegaal aan een Nederlands koppel verkocht in plaats van aan de Belgische wensouders afgestaan, red.). Toen in september het nieuwe wetsvoorstel over draagmoederschap op tafel kwam, hebben ze bij De afspraak de biologische vader van baby Donna uitgenodigd. Dat was een gemiste kans: ze hadden beter een verhaal met een goede afloop gebracht. Onze dochter is er gekomen via een draagmoeder, maar dat had niks met geld te maken, alles met liefde.”

Gaan jullie straks ook naar Ik wil een kind op VTM kijken?

Kaat: “Nee. Ik begreep de heisa wel toen ze die reeks aankondigden: het heeft iets van een datingshow. Ze gaan op zoek naar matches tussen wensouders en co-ouders om samen een kind op de wereld te zetten, en dat voelt wat vies aan. Ik vind het wel mooi dat het onderwerp nog eens onder de aandacht komt. De meeste mensen hebben er nog nooit over nagedacht. Dat merk ik aan de online reacties: ‘Een baby is toch geen kerstcadeau!’ Eén keer heb ik gereageerd: ‘U mag dat vinden, maar ik doe het om mijn zus en haar man gelukkig te maken.’”

Uiteindelijk telt vooral wat Nova vindt: het is haar leven.

Greet: “Ik ben me ervan bewust dat ze op een zeker moment zal denken: tiens, de andere kindjes in mijn klas hebben niet in de buik van hun tante gezeten. Al vóór ze in Ans buik zat, wist ik ook dat ze me ooit naar het hoofd zal slingeren: ‘Jij bent niet mijn echte mama!’”

An: “Ach, elk kind zegt zulke dingen in een woedebui: ‘Ik wou dat ik geadopteerd was!’ (lacht)

Kaat: “Als we het dan toch over de rechten van het kind hebben: ik denk dat er kinderen zijn die in veel moeilijker omstandigheden moeten opgroeien. Daar lig ik wakker van, niet van Nova. De toekomst lacht haar toe.”

In de top drie van onbaatzuchtigste dingen die een mens kan doen, moet draagmoederschap wel op één staan, op de voet gevolgd door een nier afstaan.

Kaat: “Nu je het zegt: de laatste tijd lijkt het wel snor te zitten met mijn karma. Mijn boterham valt tegenwoordig met de besmeerde kant naar boven. (lacht) Nee, ik voel me niet opeens een Goed Mens. Sommigen lijken niet te kunnen geloven dat je zomaar een kind wilt dragen voor een ander, zonder dat daar iets tegenover staat. Dat zegt dan meer over hen dan over ons.”

Greet, jij staat voor eeuwig en altijd in het krijt bij je zus en schoonzus. Kun je ooit genoeg ‘dank je’ zeggen?

Greet: “Nee, dat kan ik niet. (schiet weer vol) Daarom huil ik af en toe. Dan weten ze weer hoe dankbaar ik ben. Je kunt zoiets nooit terugbetalen.”

An: “En dat hoeft ook niet. Met het meterschap zijn Kaat en ik al lang tevreden.”

© Humo