Direct naar artikelinhoud
InterviewClarissa Ward

Amerikaanse correspondente Clarissa Ward bleef tot het einde in Afghanistan: ‘Het was moeilijker om CNN te overtuigen dan de taliban’

Clarissa Ward in augustus 2021 in de straten van Kaboel.Beeld AP

Toen de taliban Afghanistan veroverden, deed Clarissa Ward (41) verslag en legde ze zwaarbewapende strijders op de rooster. Ze bleef, tot het écht niet meer ging. ‘Ik heb ­zelden zoiets meegemaakt: moeders die hun kinderen over traliehekken gooiden.’

Het is 16 augustus 2021, een dag nadat de taliban de hoofdstad van Afghanistan met tanks zijn binnengereden. Een brandende zon staat aan de hemel boven Kaboel, en CNN-verslaggever Clarissa Ward is voor de camera in gesprek met taliban-commandant Assad Massoud Khistani, een wat lijzige man met een pluisbaard, een ruitjessjaal over zijn schouder en een geweer tegen de borst. Om de commandant heen staat een groep mannelijke bewonderaars: sommigen hebben hun ogen met kohlpotlood omlijnd, een jonge talibanstrijder draagt een Rocky-achtige bandana. Alle ogen op de commandant, niemand kijkt Ward aan.

Ward wil weten wat de taliban van plan zijn met de vrouwen van Afghanistan. “Gaan jullie de vrouwen beschermen? Veel vrouwen zijn bang dat ze niet meer naar school mogen, en niet meer naar het werk”, zegt de CNN-verslaggever.

BIO * geboren op 31 ja­nu­ari 1980 in Londen * start in 2003 als redacteur bij Fox News, wordt Rusland- en Azië-correspondent voor ABC, maakt voor CBS reportages over Syrië * stapt in 2015 over naar CNN, volgt Christiane Aman­pour op als chief international correspondent * publiceert On All Fronts (2020) en een onderzoek naar de vergiftiging van Aleksej Navalny * 2021: doet verslag van de val van Afghanistan 

The female, the woman, die kan met haar leven doorgaan, we gaan niets zeggen”, antwoordt de commandant in emotieloos Engels, alsof hij het niet over mensenlevens heeft, maar over een nieuw in te voeren parkeerbeleid. “Ze kunnen gewoon doorgaan met hun opleidingen, maar: wel in een islamitische hidjab.”

“Zoals wat ik draag”, wijst Ward op de donkere hidjab die ze aanheeft.

“Nee, niet zoals jij. Het gezicht moet ook zijn bedekt.” De commandant maakt een swipend gebaar over zijn gezicht en lacht er wat ongemakkelijk bij.

“Dus je bedoelt: een nikab”, zegt de CNN-verslaggever, ze klinkt nu geïrriteerd. “Waarom moeten ze hun gezicht bedekken?”

“Omdat dat islam is”, zegt Khistani.

“Maar is dat wel zo, dat je volgens de islam een ­nikab moet dragen?”, vraagt Ward nu op indringende toon.

“Natuurlijk, dat is onze islam”, zegt de commandant.

Vrouwen zijn in de CNN-reportage niet meer te zien op straat, hun afbeeldingen zijn in grote haast overgeschilderd door angstige winkeleigenaren. Wel treft Ward een jongen die zijn tranen nauwelijks kan bedwingen. “Ik ben mijn vader verloren, ik ben mijn moeder verloren, twee maanden geleden in de provincie Logar. Ik ben helemaal alleen met mijn zusje, ik ben overal bang voor”, zegt hij met een stem die trilt van angst.

Het zijn dit soort reportages die de half Britse, half Amerikaanse journalist Clarissa Ward de afgelopen zomer in één klap wereldberoemd maakten. Ward, sinds 2018 ‘chief international correspondent’ voor de internationale nieuwszender CNN, bleef in Kaboel, en deed verslag van de pijlsnelle overwinning van de taliban en de chaos en ontreddering die volgde.

Haar reportages werden driftig gedeeld op sociale media. Sommige Amerikaanse Republikeinen, onder wie senator Ted Cruz, probeerden de verslaggever in diskrediet te brengen – de haat voor CNN is groot onder conservatieven. Ward zou te positief over de taliban praten, en wel heel makkelijk zijn gezwicht voor de fundamentalistische islam door plotsklaps een hidjab te dragen. 

Maar deze kritiek werd overstemd door de vele lofbetuigingen binnen en buiten de Verenigde Staten. Want hoe koelbloedig kun je zijn: Ward stelde zonder met haar ogen te knipperen kritische vragen aan zwaarbewapende talibanstrijders. Ze legde de ontreddering onder de inwoners van Kaboel vast en deed verslag van mensonterende scènes bij het vliegveld, waar Afghanen zo wanhopig waren dat ze op vertrekkende militaire vliegtuigen klauterden.

Onverschrokken, voor de duvel niet bang, zelfs niet voor de taliban, zo staat Ward op het netvlies van miljoenen kijkers gebrand. Zelf blijft ze nuchter onder de loftuitingen. “Ik ben helemaal niet onbevreesd”, zegt ze in een interview met het politieke medium The Hill. “Ik ben heel bang en ik haat het om in situaties te zijn waar kogels rondvliegen (...) Net als iedereen haat ik geweerschoten.”

'Het gedrag van sommige mannen is beledigend: als ik met je praat over hoe je het land regeert, dan eis ik dat je me aankijkt.'Beeld Nadav Kander

Vanuit haar huis in Londen, waar ze samenwoont met de Duitse zakenman en graaf Philipp von Bernstorff, en hun twee zoontjes Ezzie (3) en Caspar (1), kijkt Clarissa Ward via een Zoomverbinding terug op een van de ingrijpendste weken van haar leven. Ze heeft haar blonde haren losjes opgestoken – een handelsmerk waarvoor ze moest vechten, want de televisieproducenten die zij in het begin van haar loopbaan tegenkwam, gaven de voorkeur aan een lange, bol geföhnde coupe. Ze is herstellende van een buikgriepvirus. “Dat is het probleem met kleine kinderen, je bent oneindig vaak ziek”, verontschuldigt ze zich met een statig accent ergens in het midden tussen Brits en Amerikaans.

Lang is de oorlogscorrespondent niet thuis, een dezer dagen vliegt ze uit naar Zuid-Soedan, in januari gaat ze weer terug naar Afghanistan. “Met Kerstmis heb ik vrij, dan ga ik naar mijn ouders in de Provence, en daarna zou ik wel met Philipp een paar dagen naar Barcelona willen rijden. Maar dan moet ik eerst nog mijn ouders overtuigen dat ze op onze zoontjes willen passen. Ik vind dat ze gewoon ja moeten zeggen.”

U werd bij CNN gepromoveerd tot chief international correspondent toen u met zwangerschapsverlof was. Dat klinkt als een fijne plek om te werken voor vrouwen.

“Dat denk ik wel, ja! Ik volgde in 2018 Christiane Amanpour op (de voormalige CNN-anchorvrouw, red.), ik had toen net Ezzie, mijn eerste zoontje gekregen. De functie houdt in dat je feitelijk verslag doet van de grootste verhalen over de hele wereld. Het idee is dat als kijkers mij in beeld zien, ze weten: dit is groot nieuws. Maar ik maak ook reportages over onderwerpen die nog geen grote verhalen zijn, maar naar de mening van CNN veel meer aandacht zouden moeten krijgen. Zo ga ik naar Zuid-Soedan om daar verslag te doen van hevige overstromingen en de impact van de klimaatverandering.”

Een van uw eerste opdrachten was een reis naar talibangebied in 2019. Daarvoor ­hebben CNN en de taliban maanden moeten onderhandelen. Hoe zien dat soort ­gesprekken eruit?

“Om eerlijk te zijn was het moeilijker om CNN te overtuigen dan de taliban. In die tijd werden westerse journalisten soms gekidnapt, het kostte me heel veel overredingskracht om CNN ervan te overtuigen dat we de juiste toestemmingen van de taliban en de juiste contacten hadden om te gaan. Ik reisde samen met de Afghaanse journalist en filmmaker Najibullah Quraishi en onze producent Salma Abdelaziz. De taliban hadden geen enkele interesse voor de vrouwen, in hun ogen waren Salma en ik persoonlijk bezit van Najibullah, maar ze vertrouwden hem, ze vonden zijn documentaires eerlijk.”

Wat beschouwen de taliban als ‘eerlijke’ ­verslaggeving?

“Het gekke is: de taliban doen eigenlijk weinig aan censuur, en vinden dingen belangrijk waar je helemaal niet aan zou denken. Zo is een belangrijke eis dat je hun vrouwen niet filmt, daar zijn ze heel streng over. Ze willen voornamelijk de mogelijkheid krijgen om hun verhaal te kunnen doen.”

En wat was dat verhaal, in 2019?

“Het ging de taliban toen al om dezelfde boodschap als in de zomer van 2021; ze waren veel pragmatischer en volwassener geworden, en in staat om te besturen. Maar wij ondervonden dat de taliban in de basis nog precies dezelfde mensen waren. Zo interviewde ik een schaduwminister, ik wilde een shot hebben van ons samen op straat, maar hij wilde niet naast me lopen. Toen ik hem uiteindelijk binnen kon interviewen, vertelde hij mij dat de handen van dieven moesten worden afgehakt en dat overspeligen dienden te worden gestenigd. 

Voor de camera in Kaboel. 'Denk je echt dat een ouder zijn baby over een hek gooit om van onze sociale voorzieningen te komen profiteren?'Beeld AP

“Er was geen enkele versoepeling of nuance te bespeuren, slechts een gigantische discrepantie tussen het imago dat de taliban wilden hooghouden, en de realiteit. Dat was schokkend, want onderhandelingen tussen de VS en de taliban waren al gaande, en niemand was op dat moment erg geïnteresseerd in Afghanistan.”

Toen u in de zomer van 2021 weer naar ­Afghanistan vertrok, kon u toen zien ­aankomen dat de taliban Afghanistan zo snel zouden heroveren?

“Terugblikkend is het altijd makkelijk om de tekenen te zien, en die waren er ook. Ik denk dat iedereen heeft onderschat hoe snel de Afghaanse militairen zouden capituleren. Wat mensen vooral niet zagen aankomen, is de vaart waarmee de taliban Kaboel konden veroveren. Mijn team en ik dachten ook: ze omsingelen eerst de stad, dan komen er onderhandelingen en dan zware gevechten. Maar tegen de tijd dat de taliban de stadsgrenzen bereikten, was president Ashraf Ghani al gevlucht en hadden alle legereenheden hun posten verlaten. De taliban konden gewoon zo de stad inrijden.”

Velen vonden dat president Ghani de ­Afghanen verraadde door te vluchten. Hoe kijkt u daarnaar?

“Het is niet mijn plek om daar als journalist een oordeel over te vellen, maar ik denk dat je wel de hele context moet bekijken. Toen de Amerikaanse troepen zich terugtrokken, viel het Afghaanse leger al snel uiteen. De overheidstroepen waren enorm afhankelijk van de Amerikaanse luchtmacht, en toen die wegviel werd het heel moeilijk om effectief terug te vechten. Overheidstroepen leunden logistiek op Amerikaanse goederenvluchten naar alle verschillende legerbases. Tijdens deze trip bezocht ik een voormalige basis in de provincie Ghazni die zojuist door de taliban was overgenomen. De militairen hadden zich overgegeven, simpelweg omdat ze geen eten meer hadden.

“Wat je ook moet begrijpen: de moraal was heel laag onder militairen, vanwege de grootschalige corruptie in de regering van Ghani. En dan is het moeilijk vechten tegen de talibanstrijders, want die hebben geen angst voor de dood, terwijl Afghaanse militairen zich niet als lammeren wilden offeren.”

U vertelt in een interview voor het Amerikaanse radioprogramma Fresh Air hoe je als vrouwelijke verslaggever feitelijk onzichtbaar bent voor de taliban. Dreef u dat af en toe niet tot waanzin?

“Het is iets waar je werkelijk nooit aan kunt wennen. Ik ben door al mijn reizen gewend aan conservatieve mannen die geen oogcontact met me maken. En toch, als ik tegenover een politicus zit als een vrouw van middelbare leeftijd, die zeer kuis gekleed is en zelf een gezin heeft, dan denk ik: we zouden op een gegeven moment toch een normaal gesprek moeten kunnen hebben? 

“Ik kan het niet helpen, maar ik vind dat soort gedrag nog steeds zo beledigend. Als ik met je praat over hoe je het land regeert, dan eis ik dat je me aankijkt. Tegelijkertijd ben ik mij bewust van mijn bevoorrechte positie als westerse verslaggever: ik kan die moeilijke vragen stellen, de taliban zullen mij niet snel slaan, terwijl ze dat bij Afghaanse vrouwelijke collega’s en demonstranten wel doen.”

Hoe belangrijk is de islam als verklarende factor voor het geweld van de taliban?

“Als ik kijk naar hoe de taliban zich gedragen, zou ik zeggen dat het veel minder over de islam gaat, en veel meer over culturele dogma’s en tribale gewoonten. Met name hun houding naar vrouwen heeft weinig met de islam te maken. Zelfs de taliban geven toe dat de islam duidelijk is over dat vrouwen een opleiding zouden moeten kunnen krijgen, maar ze worstelen met de ‘pashtunwali’ (de stammenwetten van de Pathanen, de grootste bevolkingsgroep in Afghanistan, red.). Ik denk dat die bereidwilligheid om te sterven wel voortkomt uit een intens religieuze overtuiging. Talibanstrijders willen juist sterven, en dat fanatisme geeft de taliban een voorsprong op al hun tegenstanders.”

Op 21 augustus vertrok u in een volgepakt militair vliegtuig vanuit Kaboel naar Doha, Qatar. Was de situatie te gevaarlijk geworden?

“We besloten Afghanistan te verlaten omdat we volledig uitgeput waren. We hadden al weken niet meer dan vier of vijf uur geslapen, en sinds de belegering van Kaboel hadden we geen eten meer, we moesten overleven op brood en eieren. We zaten er helemaal doorheen, en als je zo moe bent neemt de kans toe dat je fouten gaat maken. Dat is levensgevaarlijk in een oorlogsgebied. Daarnaast hadden we Afghaanse medewerkers die echt wanhopig wilden vertrekken, we wilden alles in het werk stellen om hen op die vlucht te krijgen.”

'Ik ben empathischer sinds ik kinderen heb. Ik zou willen dat er meer moeders aan het front waren.'Beeld Nadav Kander

“De situatie op de luchthaven...” Ward zucht diep. “Ik heb echt zelden zoiets meegemaakt: moeders die hun kinderen over traliehekken gooiden, mensen die zich aan vliegtuigen vastklampten. (fel) Er zijn er nog steeds zoveel die denken dat mensen hun land ontvluchten en naar Europa komen om van onze sociale voorzieningen te profiteren. Denk je echt dat een ouder zijn baby over een hek gooit vanwege gratis ziektekostenverzekering? Ik ben in veel oorlogsgebieden geweest, en geloof mij: mensen verlaten niet zomaar huis en haard, hun geliefden, hun cultuur, hun eten. Dat doen ze meestal alleen als ze wanhopig zijn, als ze geen enkele andere mogelijkheid zien voor zichzelf of hun kinderen.”

In 2020 kwamen Wards memoires On All Fronts uit, een coming of age van een vrouwelijke oorlogscorrespondent die niet alleen bommen moet trotseren, maar ook het subtiele en minder subtiele seksisme dat haar ten deel valt in een door mannen gedomineerde werkomgeving.

Met als opmerkelijk dieptepunt de ontmoeting met de zoon van Khaddafi, Saif al-Islam, die haar tijdens een diner in Moskou eerst straal negeert en alleen met de mannen praat, om zich vervolgens vanuit het niets aan haar op te dringen tijdens een taxirit.

Ward komt uit een welgesteld milieu (“Tegen de tijd dat ik 8 jaar was, had ik al elf nanny’s versleten”). Haar moeder was een Amerikaanse interieurarchitect, haar Engelse vader bankier. In haar vroege jeugd verhuisde ze van Londen naar New York en weer terug, en leerde alles over eenzaamheid en zelfredzaamheid toen haar moeder haar op 10-jarige leeftijd naar een kostschool even buiten Londen stuurde.

Ward was net begonnen aan haar eerste semester als seniorstudent literatuurwetenschappen aan het Amerikaanse Yale, toen twee vliegtuigen zich in de WTC-torens boorden - 11 september veranderde haar leven. “Ik ervoer een gevoel van helderheid en bestemming dat ik nog nooit eerder had gevoeld. (...) Ik wilde tot de kern komen van de miscommunicatie die brandstof gaf aan deze waanzin, deze wederzijdse ontmenselijking.” Ward wilde verslaggever worden, en stuurde haar maagdelijk lege cv rond. Haar enige voordeel: ze sprak vloeiend Frans en Italiaans, plus een woordje Spaans en Russisch. De conservatieve zender Fox News bood haar een functie aan, helemaal onderaan de voedselketen van de tv-journalistiek: de nachtredactie, een redactiebaan tussen middernacht en 9 uur ’s morgens. Die baan zou de springplank worden naar haar eerste oorlogs­correspondentschap in Bagdad. Na Fox News volgden nieuwszenders ABC en CBS, sinds 2015 is Ward in vaste dienst bij CNN.

U stelt uzelf aan gigantische gevaren bloot. Tegelijkertijd schrijft u in On All Fronts dat u niet de illusie hebt dat u de conflicten ­waarover u verslag doet, kunt oplossen. Wat is dan wel de motivatie van een oorlogs­correspondent?­

“Toen ik jong was, koesterde ik het idee dat ik de wereld ging veranderen. Ik geloof nog steeds dat journalistiek een belangrijk fundament is van een goedwerkende democratische samenleving, en dat verslaggevers een grote rol spelen in het blootleggen van duistere zaken en het ter verantwoording roepen van gezaghebbers. Journalistiek kan een heel positieve impact hebben. Maar als je met die instelling naar oorlogsgebied afreist, raak je te veel afgeleid van het journalistieke handwerk, van het verhaal dat je moet vertellen.

Clarissa Ward interviewt een talibanleider. 'De houding van de taliban naar vrouwen heeft weinig met de islam te maken.'Beeld CNN

“Als het dan vervolgens niet lukt om een internationale gemeenschap wakker te schudden, om een afslachting of een ramp te voorkomen, voel je je ongelooflijk gefrustreerd en verdrietig. Het is gezonder en ook realistischer om als journalist uit te gaan van een wat meer bescheiden rol.”

Hoe zou u die rol omschrijven?

“Om naar de brandhaarden te gaan, mensen die anders geen platform hebben een stem te geven en gezaghebbers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Om een invoelend licht te laten schijnen op de situatie. Voor mij was dat echt een belangrijke les: ik kan de wereld niet veranderen, maar ik kan het verhaal wel zó vertellen dat mensen die mijlenver van Afghanistan wonen, en Kandahar niet eens kunnen spellen, geraakt worden, en zich verbonden voelen met de gebeurtenissen.”

En dan verlaat u een brandhaard als ­Afghanistan, waar wanhopige mensen tot de laatste minuut aan u trekken en duwen ­omdat ze hulp nodig hebben, en zit u aan het zwembad bij uw ouders in de Provence. Hoe gaat u als oorlogscorrespondent om met zo’n omschakeling?

“Als je uit zo’n situatie komt, en je hebt zoveel adrenaline in je, dan weet je dat je gaat instorten. Het enige wat ik kan doen, is een matras voor mezelf neerleggen, om iets zachter te landen. En dat betekent: veel met mijn kinderen knuffelen, veel eten. En het onvermijdelijke accepteren. Want ik ga depressief worden, ik ga piekeren of ik wel de juiste beslissingen heb genomen, of ik niet meer had kunnen doen, ik ga enorm aan mezelf twijfelen. Ik heb last van een vorm van overleversschuld: waarom zit ik hier, in de prachtige Provence rosé te drinken, terwijl er op datzelfde moment mensen door het riool kruipen, op zoek naar een ingang in de luchthaven van Kaboel? Het is niet te bevatten, en toch moet ik het accepteren.”

Wat wilt u op dat moment het liefst doen?

“Alle privileges afwijzen, en direct teruggaan naar het oorlogsgebied, dat gevoel had ik vroeger sterk. Inmiddels weet ik dat ik er juist goed aan doe om al het mooie in mijn leven volledig te omarmen als ik terug ben: het lekkere eten, de fijne vrienden, de muziek. Doe je dat niet, dan brand je heel snel op.”

In 2015 raakte Ward gevaarlijk dicht bij de rand van een mentale afgrond. Ze was vier jaar heen en weer gereisd naar Syrië en had gewaardeerde collega’s verloren, evenals haar chauffeur, die omkwam bij een luchtaanval op een ziekenhuis. De enige manier om verslag te doen van de Syrische burgeroorlog, was om mee te reizen met de Syrische activisten die streden tegen het regime van Assad, en te slapen in de huizen van hun families. Dat maakte afstand houden onmogelijk, met als dieptepunt een avond waarin Ward bij een familie logeerde die te horen kreeg dat hun zoon was omgekomen.

Syrië liet haar thuis niet los, ze vermagerde sterk en kon soms nauwelijks haar bed uit komen. Uit On All Fronts: ‘Op een dag had ik zo’n heftige ruzie met mijn moeder, dat ik de trap af kwam stormen, recht op haar af, in een gewelddadige uitbarsting. Ik struikelde voordat ik onderaan was, kwam ongelukkig terecht, en verstuikte mijn enkel. Ik lag daar op de grond te janken en kermen als een wild dier. Hoe louterend voelde dat, om gewoon te huilen! Mijn moeder stond boven mij, haar handen op haar heupen, en keek me aan: ‘Ik denk niet dat je zo moet huilen vanwege je enkel’.’

Uiteindelijk hebt u intensieve therapie ­moeten volgen om uw ervaringen in Syrië goed te verwerken.

“Ja, ik heb EMDR-therapie gevolgd, een vorm van traumatherapie. Sindsdien heb ik een veel beter begrip over mezelf. Omdat ik PTSS heb gehad, kan ik nu scherper de signalen van trauma zien bij een ander. Als ik terugdenk aan hoe mensen in Syrië soms zulke uitgebluste ogen hadden, en in de verte staarden terwijl ze mij de meest afschuwelijke dingen vertelden: dat is PTSS. Ik herken de pijn van anderen sneller, ik denk dat ik daardoor een betere journalist ben geworden.”

In uw memoires beschrijft hoe u in de zevende maand van uw eerste zwangerschap afreisde naar Jemen, waar een heftige burgeroorlog tot hongersnood leidde. Op die trip kreeg u een paniekaanval, omdat u de baby niet voelde bewegen. Dit ging u nooit meer doen, sprak u met uzelf af. Heeft het ­moederschap u sindsdien veranderd?

“Heel erg, ik merk dat ik veel meer interesse heb in verhalen over moeders en kinderen, en dat ik het nog ondraaglijker vind om kinderen te zien lijden. Ik heb een verhoogde staat van empathie sinds ik kinderen heb. Ik zou willen dat er meer moeders aan het front waren. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat ik wil dat vrouwen hun levens in gevaar brengen, maar ik denk dat oorlog tot nu toe zo’n mannelijke taal had: er gingen mannen naartoe om verslag te doen, ze praatten met andere mannen, vaak over geopolitieke kwesties. In de generatie van Christiane (Amanpour, red.) volgden er veel vrouwen, maar nog niet zoveel moeders. Ik denk dat moeders een andere blik hebben, en ik vind dat oorlogsverslaggeving beter wordt door een diversiteit aan perspectieven. Dat is zo hard nodig.”