Direct naar artikelinhoud
InterviewLotte Troch

‘Wouter en ik hebben hetzelfde soort verdriet in onze rugzak. We zijn ook hetzelfde soort mens, we gaan allebei op en neer’

‘Wouter en ik hebben hetzelfde soort verdriet in onze rugzak. We zijn ook hetzelfde soort mens, we gaan allebei op en neer’
Beeld Geert Van de Velde

Undercover heeft aan zijn spectaculaire finale achter de rug. Een goede reden voor een gesprek met mevrouw Wouter Hendrickx, de acteur die naast Tom Waes en Frank Lammers de pannen van het dak speelt als de slonzige maar pientere wout Tanguy Dupont. Lotte Troch is haar naam, ze is leerkracht in Brussel, en ze opent het gesprek meteen heerlijk vrijmoedig door te stellen dat ze geen fan is van Vlaamse televisie. 

Het is niet dat Lotte Troch iets tégen Vlaamse fictie heeft, verduidelijkt ze. “Ik kijk gewoon niet veel tv. Ik ben een Netflix-bingewatcher, en dan nog het liefst van goeie horrorseries en -films. Maar omdat Wouter in Under­cover zit, wilde ik toch eens kijken. En echt: ik ben he-le-maal mee.’

Klopt het dat zijn rol eigenlijk groter was?

Lotte Troch: “(knikt) Tijdens de opnames had hij corona – wij allebei, eigenlijk – en dus hebben ze het script ­moeten aanpassen. Héél jammer, maar Joël (Vanhoebrouck, regisseur, red.) heeft dat geweldig gedaan. Ook Gökhan (­Girginol, die de rol speelt van Timur, red.) vind ik fantastisch. Ik heb vroeger in de KVS gewerkt, hij heeft daar een paar keer gespeeld, maar ik heb hem nooit aan het werk gezien. Wat een ontdekking.”

Zondag zijn we toe aan de laatste aflevering. Vertel: wordt de bende opgerold?

“Eerlijk: ik weet het niet! Normaal gezien lezen Wouter en ik zijn scenario’s samen, omdat we graag filosoferen over wat voor type zijn personage is. Maar nu dus niet, en ik vraag hem er ook niet naar, ik vind het leuker om verrast te worden. Wel grappig: na één van de eerste afleveringen stuurden mijn vriendinnen: ‘Is Wouter de mol?’ Toen heb ik hem wel even gepord: ‘Bén jij de mol?’ (lacht)

Kijken jullie samen?

“Ja, en gek genoeg voelt dat niet vreemd. Naar ‘Amigo’s’ hebben we ook samen gekeken, en toen vond ik dat wel raar, dat hij op het scherm was en tegelijkertijd naast me zat. Bij Undercover leek het van bij de eerste scène normaal. Hij speelt Tanguy zo overtuigend, hij is compleet iemand anders.”

Hij zíét er ook anders uit.

(lacht) Het staartje is niet echt, de snor wel. Veel vrienden lachten daarmee, maar ik vind het nog wel iets hebben. Mijn papa had vroeger ook zo’n dikke snor, en het is natuurlijk ook gewoon héél jaren 80, de agent met snor. Zalig, toch? Hij staat er trouwens nog steeds. Meer nog: er komt binnenkort een baard bij. Voor weer een ­nieuwe rol. Dat is het leuke aan getrouwd zijn met een acteur: je hebt altijd iemand anders in huis.”

Je hebt zelf ook drama gestudeerd.

“Ja, maar ik heb die studie niet afgemaakt. Ik was kort daarvoor op tournee geweest met een theatergezelschap – mijn zus was samen met de regisseur – en dat was heel goed bevallen. Dus ging ik naar het RITCS, ik dacht dat ik meer wilde. Maar na een jaar ben ik gestopt. Als je op het podium staat, krijg je onvermijdelijk commentaar, en daar kon ik niet mee om, ik ben daar te onzeker voor. Ik ben aan de unief theaterwetenschappen gaan volgen, maar ook daar ben ik mee gestopt. Ik financierde die studie zelf, en dat lukte niet. Ik ben dan in de KVS gaan werken: ticketing en communicatie. Zo bleef ik toch betrokken in die prachtige theaterwereld. Ik hou daarvan.”

Die liefde kreeg je vast van thuis uit mee. Je mama, Heidi Vander Meulen, is ook actrice.

(knikt) Ze speelde lang in het amateurtheater en zit sinds een paar jaar bij het Alibi­collectief. Ze heeft ook nog samengewerkt met ­Urbanus – ik heb zelfs een gastrolletje mogen spelen in Koko Flanel, maar de scène is eruit geknipt. Ik vond het fantastisch om met haar mee te gaan, om achter de schermen rond te lopen, om ­make-up te ruiken. Achteraf gezien had ik beter gekozen voor drama­turgie of regie­assistente, dát was iets voor mij geweest. Maar vroeger had ik geen idee. Ik dacht: als je in het theater wilt werken, moet je acteren.

“Wat wel grappig is: ik heb in die tijd ook een figuranten­rol gespeeld in ‘Adem’ – ik was goed bevriend met Hans Van Nuffel, de regisseur. Wouter speelt de hoofdrol in die film en ik wist het niet eens. We hebben dat pas ontdekt toen we al een hele tijd samen waren. In de KVS heb ik hem ook gezien: hij speelde in Titus Andronicus. Ik heb dat stuk drie keer gezien, maar hij is voor mij een ­zwarte vlek. Gek, hè? Alsof het leven zei: ‘Nu nog niet, dit is iets voor later.’”

Jij koos uiteindelijk voor het onderwijs.

“Ik had daar al ­eerder aan gedacht, ik was zelfs ooit aan de opleiding begonnen, maar ik had ze niet afgemaakt. (lachje) Ik heb nogal een woelig parcours afgelegd op ­studie- en werkgebied.

“Ik kreeg mijn eerste kindje toen ik in de KVS werkte. Die job liep in het weekend door en ik had het er moeilijk mee dat ik Jack zo weinig zag. Zo ontstond opnieuw het idee om ­onderwijzeres te worden. Niet alleen om gelijklopende uren te hebben, ik wilde ook echt graag iets voor kinderen betekenen. Anderhalf jaar later – ik was zwanger van mijn tweede kindje – ben ik eraan begonnen. Ik heb Olivia zelfs nog meegenomen naar de lessen om borstvoeding te geven.”

Altijd maar draaien

Dat was vast pittig: opnieuw gaan studeren met twee peuters in huis.

“Héél pittig. Het is ook ten koste gegaan van mijn toenmalige relatie. Ik had nergens nog tijd voor. Ik ben een vreselijke perfectionist, ik wilde alles helemaal juist doen, voor de kinderen én voor mijn studies. Tijdens het laatste jaar zijn de papa van de kindjes en ik uit elkaar gegaan. Ik ben dan letterlijk met mijn rugzak met schoolspullen van hier naar daar getrokken om te logeren en te studeren. Het was niet de makkelijkste peri­ode. Ik heb de breuk goed verwerkt, vooral dankzij mijn therapeute die al lang aan mijn zijde staat, maar het blijft hard. Je begint altijd aan iets met het idee dat het blijvend is, en als het dan toch niet lukt, is dat heftig voor alle partijen.”

Maar je zette door en je haalde je diploma.

“Daar ben ik nu wel trots op. Ik wilde het per se. Ik was al zo vaak aan iets begonnen zonder het af te maken. Ook weer vanuit mijn perfectionisme: ik legde de lat zo hoog dat het onhaalbaar werd. Plus: ik had zoveel opgegeven voor deze studie. Mijn relatie was stukgelopen, het had financieel een ­grote impact, en voor de kindjes was het ook niet makkelijk. Ik dacht: als ik nu stop, is het allemaal voor niks geweest.”

Vond je nadien snel werk?

(knikt) Ik kon een vervanging doen in een schooltje in Molenbeek. Heel tof, maar ik begon me al snel vragen te stellen bij ons onderwijssysteem. Het klopt gewoon niet dat de kinderen in Brussel aan dezelfde verwachtingen moeten voldoen als kinderen in een dorpsschooltje. De situatie in Brussel is totaal anders. Die kinderen ­spreken een vreemde taal, hebben thuis heel andere gewoontes, sommigen komen uit een ronduit gevaarlijke situatie. Er zijn ouders die knokken voor hun leven en voor wie school – begrijpelijkerwijs – niet op de eerste plaats komt. Die kinderen verdienen een andere aanpak. Je kunt niet verwachten dat ze op school aankomen en zich, in een groep van vaak meer dan twintig leerlingen, meteen conform gedragen.

“Ik heb niet het gevoel dat de overheid beseft hoe ernstig de situatie is. Er wordt veel over gepraat en heel vaak horen we: ‘Chapeau voor de leerkrachten.’ Maar daar zijn we niks mee. Wat echt zou ­helpen, zijn kleinere klasgroepen. Ik vind ook dat leerkrachten in hun opleiding veel meer psychologische bagage zouden moeten meekrijgen. ‘Onderwijzers zijn geen psychologen,’ zeggen sommigen, maar je kunt dat niet loskoppelen. We brengen zoveel tijd door met de kinderen, dan word je automatisch een vertrouwenspersoon.”

Intussen werk je in een lagere school in Schaarbeek.

“Ook hier zijn onze leerlingen bijna allemaal anderstalig. Dat is niet makkelijk, maar ik weet niet of het in een dorpsschool beter zou zijn. De ouders zijn zo dankbaar, de kinderen ook. Pas op, ik héb de eerste weken huilend in de gang gestaan omdat ik dacht dat het me nooit zou lukken, maar als je volhoudt en geduld hebt, en in het hart van die kinderen raakt, krijg je zoveel warmte. Het is jammer dat het onderwijs in Brussel zo’n nega­tieve bijklank heeft, want het kan echt een cadeau zijn.”

Was het voor jou een bewuste keuze om in Brussel te gaan werken?

“Ja. Ik ben opgegroeid in Wolvertem, maar het dorp was niks voor mij, ik wilde daar zo snel mogelijk weg. Ik ben in Brussel en Antwerpen gaan studeren en heb nadien ook even in Brussel gewoond. Ik ken het daar, ik zie die stad graag. Het is er een beetje under­ground, een beetje vuil, en iedereen kan er zijn wie hij is. Je mag er in de winter rondlopen in je pyjama met een zonnebril, en nog kijkt niemand raar op. Daarom wilde ik er ook graag werken.

Altijd maar draaien
Beeld Geert Van de Velde

“Ik blijf wel iemand die nood heeft aan verandering, ik heb zelfs een lijstje van ­dingen die ik nog wil doen. Ik zou bijvoorbeeld heel graag een therapieopleiding volgen. Ik merk op school dat de problemen van kinderen vaak beginnen bij de opvoeding. Niet alle ouders gaan op de juiste manier met hun kinderen om, en die mensen zou ik graag begeleiden.

“Ik wil ook graag voor herborist (­kruidendeskundige, red.) studeren: dan zou ik met de kinderen en hun ouders naar buiten kunnen trekken, om hen weer in contact te brengen met de natuur. Ook de wens om iets te doen met dramaturgie blijft in mijn hoofd zitten. Maar het zijn alle­maal plannen voor later: als het op mijn 60ste is, is het ook goed. Op dit moment zit ik goed op mijn school. Dat ligt ook aan het team: ze zijn zo begripvol, ze voelen aan als familie. Ik ben op dit moment even out, ik was mentaal volledig op en ben gecrasht tijdens de herfst­vakantie. Ze hebben dat zo warm opgevangen, ongelofelijk.”

Wat heeft je doen crashen?

“Corona, vooral. De lockdown vorig jaar was heftig. We gaven online les en zagen soms schrijnende thuissituaties. We raakten leerlingen kwijt, sommigen kwamen gewoon niet online, ­anderen zetten hun camera uit en ­deden alsof ze er waren. Ze ­kwamen na de lockdown terug op school met een grote achterstand, ze zaten op den duur gewoon in de klas voor zich uit te kijken en hadden geen idee meer waar het over ging. De voorbije golf was nog pittiger. Ik ben zorgjuf en ik word ook ingezet voor vervangingen als er collega’s uitvallen. Ik kwam terecht voor een heel zware klas die ik eigen­lijk samen met een collega moest opvangen, maar het was voor haar op dat moment ook te zwaar. Intussen vielen er nog collega’s uit door ziekte of quarantaine. Het was altijd maar draaien, draaien, draaien.

“Ik maak me grote zorgen over de toekomst. Niet alle leerlingen zullen de achterstand kunnen inhalen. Het probleem is dat ze thuis ook niet gestimuleerd worden, vaak omdat hun ouders de taal niet machtig zijn. En het blijft zich opstapelen. Neem de mondmaskerplicht voor de kleintjes. Mensen maken zich zorgen over de mogelijke taalachterstand die kinderen daarmee zouden oplopen, moet je nagaan wat het voor onze leerlingen betekent.”

De beloften van Ben

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts besliste in november dat er dan toch CO2-meters in de klassen moeten komen om de luchtkwaliteit te meten en zo de kans op besmettingen te verkleinen. Hij beloofde extra geld voor scholen die nog niet voor alle lokalen een meter hadden kunnen aankopen. Hebben jullie ze al?

“Er ging tijdens de laatste vergadering iets over gezegd worden, maar ik was er dus niet. Die meters zouden alleszins geen overbodige luxe zijn. Ons gebouw is super­oud. Ik kan me niet voorstellen dat de lucht in de lokalen optimaal is. Alle ramen moeten altijd open, de kinderen volgen les met hun jas aan én een mondmasker op. Velen van hen waren al wat schoolmoe, dat maakt het er allemaal niet beter op.

“Ben Weyts belooft veel, maar eerlijk gezegd: ik luister niet meer naar die man. Hij zegt echt maar wat. Was er ook geen sprake van dat alle leerlingen een ­computer zouden krijgen, of toch dat er een budget voor ICT zou ­vrijkomen? Wij merken daar niets van. Wellicht zal de overheid wel ergens steun bieden, maar die komt niet tot bij de leerkrachten.”

Ben Weyts viel in de prijzen in Humo’s Pop Poll. Hij werd verkozen tot Lul van het Jaar.

“Ik vraag me af of hij wéét hoe een school werkt. Ik vind dat in het algemeen raar, dat mensen beslissingen kunnen nemen over een domein dat ze zelf niet kennen. Kijk bijvoorbeeld ook naar Jan Jambon. Wat Weyts betreft: ik kan hem alleen maar uitnodigen om eens een maand te komen meedraaien in mijn klasje in Schaarbeek. Dán zal hij weten wat de praktijk inhoudt.”

Wat zou jij doen als jij minister was?

“Het is moeilijk, dat besef ik goed. Maar er zijn mogelijkheden. Ik zou veel meer trial-and-error doen: probeer gewoon iets, en vraag nadien aan de leerkrachten hoe het ging. Waarom gooien we bijvoorbeeld het uurrooster niet eens om? Hoelang geven we al les van maandag tot vrijdag met een halve dag op woensdag? Misschien kunnen we de dagen inkorten en een deel van de zaterdag erbij nemen zodat het wat luchtiger wordt? Ik zou vooral proberen uit te zoomen, om even te ­vergeten wat we hebben en te denken: hoe kunnen we dit ánders doen?”

In Wallonië korten ze de zomervakantie vanaf 2022 in tot zes weken, en zullen de herfst- en krokus­vakantie twee weken duren.

“Dat zou van mij hier ook mogen. Voor leerkrachten is die zomer een ­welkome pauze, maar voor leerlingen is het moeilijk om na twee maanden weer in het ritme te komen. De verlofdagen spreiden kan voor lucht in het jaar zorgen. Veel leerkrachten vinden het ook jammer dat ze geen ­verlof kunnen nemen wanneer ze willen. Waarom bekijken we eens niet of zoiets mogelijk is? Dat zou het beroep meteen aantrekkelijker maken, en wie weet trekken we zo meer ­mensen aan, die de nijpende tekorten kunnen invullen.

“Pas op, ik besef dat niet iedereen het met me eens zal zijn. We zitten al heel lang in een systeem en het is altijd moeilijk om daaruit te stappen, ik voel daar zelf ook een zekere weerstand bij. Maar we mogen ons daar niet door ­laten tegenhouden. Als corona ons de voorbije maanden één ding heeft geleerd, dan wel dat we de zaken anders moeten aanpakken, want ons huidige ­systeem zakt snel in elkaar.”

Fight or Flight

Dat brengt ons bij de cultuursector. Net voor kerst besloot het Overlegcomité dat alle cultuurhuizen opnieuw moesten sluiten. Waarop de sector naar de Raad van State stapte en gelijk kreeg: het Overlegcomité draaide zijn beslissing terug en de zalen mogen weer open.

“Wouter en ik ­hebben dat niet meer op de voet ­gevolgd. We waren het al een tijdje zó moe, altijd maar weer die andere regels, altijd weer schakelen en aanpassen. Ik was met een vriendin naar de dansles toen ik las dat de sector weer dicht moest. Ik ben van pure miserie beginnen te lachen. Ik zocht naar de logica: willen ze weer algemeen verstrengen, gaat het zo slecht met de cijfers? Ik snapte er niets van. Wouter is erop geblokkeerd. De zondag erop was er in Brussel de betoging van de cultuursector, hij wist dat hij daar moest zijn, en in zijn hart was hij er ook, maar hij kon het gewoon niet. Hij is hoogsensitief, het werd hem te veel. Dat is ook mijn schuld: ik bracht de voorbije maanden veel mee uit het onderwijs, ik weet dat ik véél tegen hem heb geklaagd.

“Toen we hoorden dat alles toch weer open mag, waren we ontzettend blij, maar er is ook twijfel. Wéér schakelen, kan dat nog? Tot nu toe is elke toegift een vergiftigd geschenk gebleken – denk aan het wegvallen van de mondmaskerplicht in oktober – en iedereen raakt stilaan in een soort fight or flight-modus. Welke klets mogen we straks weer verwachten? Ik merk bij ­Wouter dat er niet veel rek meer op zit. Maar hoe dan ook is het een opkikker dat de sector is ­gehoord. Dat zal veel mensen heel veel deugd gedaan hebben.”

Al voor de recente sluiting had de sector het moeilijk. Veel cultuurhuizen verkochten bij de start van dit seizoen tot de helft minder tickets dan voor corona.

“Wouter merkte dat ook. Hij stond vaak in zalen op maat van tweehonderd man voor pakweg tachtig man te spelen. Ik denk dat ­mensen bang zijn voor het virus, en dat ook het Covid Safe Ticket een rol speelt. Ik merk het aan mezelf: ik ga ook veel minder vaak naar het theater en de bioscoop. De sfeer is veranderd. Je kunt niet meer zomaar gaan, je moet je gsm meenemen om je CST te laten scannen, je mag je mondmasker niet vergeten of je kunt niet naar binnen. Het is iets geworden dat energie vraagt. Dat is heel jammer.”

Maak je je zorgen over de toekomst van de cultuur?

“Ja en nee. Ik heb ook hoop. Vooral ook het feit dat we nu gehoord zijn, is veelbetekenend. Ik denk dat het nog twee pittige jaren gaan worden, maar ik geloof wel dat de cultuur hierdoor zal komen.”

De Belgische wielerbond vindt het onbegrijpelijk dat er geen supporters naar het veldrijden mogen komen, terwijl het op de Meir op de koppen lopen is. Ook zij hopen op een aanpassing van de maatregelen.

“Ze hebben een punt. Ik was laatst op de Meir, het was er ontzettend druk en de helft droeg geen mondmasker.

“De overheid zal zeker een aantal goede beslissingen nemen, maar ze is niet consequent. Dan is het logisch dat de mensen op tafel kloppen. De beslissingen hebben een enorme impact, terwijl de overheid er zelf weinig van voelt, op wat gemor van het volk na. Misschien beseffen ze niet ten volle wat ze veroorzaken. Het kan dus geen kwaad dat ze gedwongen worden om héél goed na te denken.”

Fight or Flight
Beeld Geert Van de Velde

Het vertrouwen in de overheid is bij veel mensen tot een dieptepunt gedaald.

“Bij mij ook. Ik heb een tijdje de krant gelezen, ik werd er gek van. Hoe ­minder ik het allemaal volg, hoe beter. Ik kan die mensen niet meer voor vol aanzien. Als ik hen op tv zie, word ik boos nog voor ze een woord gezegd hebben. Al maken ze wel iets goed door nu naar de cultuursector te luisteren en zich te verontschuldigen.”

Het kan dus nog goed komen?

“Voor mij wel. Maar ik ben een gemakkelijke: als je tegen mij sorry zegt en even in je eigen hart kijkt, ben ik al blij. Wat zou het mooi zijn als die politici zouden erkennen dat ze verdeeldheid zaaien, en dat ze daar dan ook iets aan doen.

“Ik vind die verdeeldheid heel jammer. Onlangs ­vertelde een vriendin dat ze ­hevige ­ruzie had met haar ex-man omdat ze omikron heeft opgelopen en niet gevaccineerd is. Dan denk ik: waarom? Moet het echt per se zwart of wit zijn? Waarom kan dat niet grijs zijn, zeker nu, na al die maanden? In het begin was ik ook meteen mee, ik ben twee keer gevaccineerd, ik wilde zien of het werkte. Maar nu merken we dat de cijfers onge­veer even hoog zijn als tijdens de eerste golf. Ik vind het niet vreemd dat mensen daar vragen bij hebben, en ik dacht echt dat de discussies hierdoor gingen stoppen, maar ze lijken alleen maar feller te worden.

“(denkt na) Het is zo’n rare tijd. Twee weken terug moest ik naar de spoedafdeling, na een galcrisis. De dokter vroeg alleen maar naar de symptomen van corona, ik durfde niet eens te zeggen dat ik hoofdpijn had. Ik begrijp dat de artsen ook moe zijn, echt waar. Maar het is tijd om weer lief te zijn voor elkaar. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: rust. Misschien kunnen we, als we van daaruit vertrekken, opnieuw wat verbinding creëren.”

Licht en donker

Laten we het tot slot nog even over de liefde hebben. Hoe heb je Wouter leren kennen?

“Via een gemeenschappelijke vriend. Hij zei me vaak dat Wouter ‘iets voor mij’ zou zijn. Ik kende hem niet, maar voegde hem toch maar toe op Instagram, zoals dat gaat. Hij likete wat foto’s, en op een dag, toen ik aan het zwemmen was bij een vriendin, stuurde hij plots: ‘Dat ziet er daar mooi uit.’ Meteen gevolgd door: ‘De zwemvijver bedoel ik, hè.’ Heerlijk stuntelig. (lacht) We begonnen te praten, na een tijdje stelde ik voor om eens af te spreken. Ik zei als grap: ‘Breng een roos mee zodat ik je herken.’ Hij kwam die avond veel te laat aan, volledig doorweekt van de regen. Hij smeet die bloem op de toog: ‘En nu moet ik dringend naar het toilet, sorry!’ Ik was op slag verliefd. Hij is anders dan alle anderen, daar hou ik zo van. Later die avond liet hij vallen dat Lenny, zijn zoon, de volgende dag naar de Ardennen ging. Ik vroeg of ik dan bij hem naar een film mocht komen kijken. Ik ben nooit meer weggegaan.”

Dus jij nam het initiatief?

“Het was eerder iets tussenin: hij gaf een hint en ik ging erop in. Ik was in het begin wel de trekker van de twee, hij ging af en toe op de rem staan. Maar ik ben zo, een impulsieve en hevige madam. En zie, het heeft geloond. (lacht)

“Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat ik dit nog zou kunnen voelen. Ik had gebro­ken met de papa van mijn ­kinderen, ik kwam net uit een nogal toxische relatie, die heel vaak aan en uit was gegaan. Maar Wouter heeft me betoverd. Het voelde alsof ik hem al jaren kende. Hij vond dat ook. ‘Ofwel ben je een waarzegster, ofwel heb je in mijn vuilnisbak gesnuffeld’, lachte hij vaak.”

Weet je eigenlijk waarom die vriend in jullie zo’n goeie match zag?

“Wouter en ik ­hebben hetzelfde soort verdriet in onze rugzak. We zijn ook hetzelfde soort mens, we gaan allebei op en neer. Het ­enige verschil is dat ik heel licht ben en hij sneller naar het donker gaat. Ik denk dat die vriend dacht: samen zijn ze in evenwicht.”

Op 21 februari van vorig jaar zijn jullie getrouwd.

“Dat was een ­beetje van moeten: we gaan verbouwen en dat is interessanter als je getrouwd bent. Maar we wilden het ook wel graag. Wouter heeft een kind, ik twee, trouwen hadden we allebei nog niet gedaan. Dat is iets van ons tweeën. Toen hij me vroeg – op één knie – heb ik heel hard geweend. Gevolgd door een heel overtuigd: ‘Já, gráág.’

“Het feest was beperkt, we mochten maar vijftien mensen uitnodigen. Mijn vriendinnen vroegen of ze aan het stadhuis mochten komen, maar dat ligt vlak naast het politiekantoor, dus dat hebben we ook maar niet gedaan. Het huwelijk zelf was heel grappig: de ­schepen bleek een fan van Wouter. ‘U ken ik niet’, zei hij tegen mij, waarop hij zich naar ­Wouter keerde: ‘Maar ú natuurlijk wel, hè meneer!’ Hij begon Wouters hele carrière op te sommen: ‘Allee zeg, ­Witse, dat was tof, en gaat u nu nog iets doen?’ Wouter werd er ongemakkelijk van: ‘Euh, ja, maar misschien kunnen we het daar een andere keer over hebben?’ (lacht)

Gebeurt dat vaak, dat mensen hem herkennen en aanspreken?

“Eigenlijk niet, maar hij komt ook niet veel buiten. En als het toch gebeurt, is het soms op de gekste plaatsen. We waren ooit in samen in Spanje, en op de boulevards,daar was het meermaals: ‘Ah, gij zijt toch dienen van dat feuilleton?’

“Wouter vond het wel leuk dat ik hem destijds totaal niet kende, denk ik. Al vond hij me ook wel kritisch voor de Vlaamse tv, wat per slot van rekening zijn sector is. Maar intussen kijk ik dus wel, dankzij hem. Om ons gesprek mooi af te ronden: vrienden, ­familie, bel me niet zondagavond tussen 21 en 22 uur. Dan kijk ik, samen met Wouter, naar de ontknoping van Undercover op de ­Vlaamse tv.”

© Humo