Direct naar artikelinhoud
VooruitblikRuimtevaart

‘Het station is oud, het metaal is oud en dat kan leiden tot catastrofes’: heeft het ISS nog een toekomst?

‘Het station is oud, het metaal is oud en dat kan leiden tot catastrofes’: heeft het ISS nog een toekomst?
Beeld Reuters

Het internationaal ruimtestation ISS, symbool van vrede en samenwerking, moet nog zo’n tien jaar mee, als het aan de VS ligt. Zal dat lukken, en wat komt er daarna voor in de plaats? 

Al ruim 23 jaar lang trekt hij zijn baantjes boven het oppervlak van de aarde: het internationale ruimtestation ISS. Als samenwerkingsverband van vijf ruimtevaartorganisaties en vijftien landen kent het station een lange parade van tijdelijke bewoners. Bij de heersende microzwaartekracht – gewichtloosheid, in de volksmond – voeren die bewoners onder meer wetenschappelijke experimenten uit en schieten ze adembenemende kiekjes van de aarde, als belangrijk romantisch symbool van hun tocht naar de ruimte.

Eind december maakte de regering-Biden bekend dat het station wat de Verenigde Staten betreft nog wel even mee kan: minstens tot 2030, zo luidt het plan. En hoewel Rusland flink tegensputtert, en ook de andere partners nog officieel akkoord moeten gaan, verwachten de meeste kenners dat het station in elk geval dit decennium nog zal volmaken.  

“De definitieve beslissing is aan onze lidstaten en volgt in november”, zegt voormalig Belgisch ESA-astronaut Frank De Winne, die na zijn ISS-verblijf aan het hoofd kwam te staan van het European Astronaut Centre in Keulen, waar hij zijn opvolgers klaarstoomt voor het leven en werken in de ruimte. “Maar ik verwacht geen problemen.” De vraag is daarom vooral: is er ruimteleven na het ISS?

Commercieel ruimtestation

De Verenigde Staten kijken daarbij naar het voorbeeld van ruimtevaartbedrijf SpaceX. Toen de NASA het in de periode na de Space Shuttle zelf niet voor elkaar kreeg vervangend astronautenvervoer naar het station te regelen, wist SpaceX als eerste een gecertificeerde astronautenpendeldienst op poten te zetten. Net zo, hoopt NASA, zal het volgende ruimtestation geen zaak van overheden zijn, maar van bedrijven.

Meerdere commerciële groepen hebben opdracht gekregen om studies te doen naar de opvolger van het ISS. Vorig jaar reikte NASA bijvoorbeeld drie contracten uit ter waarde van een grove 400 miljoen dollar (350 miljoen euro). De eerste ging naar een samenwerkingsverband van onder meer Blue Origin van Amazon-baas Jeff Bezos en vliegtuigbouwer Boeing, voor een station met de naam Orbital Reef. Een andere groep bedrijven, waaronder Lockheed Martin, kreeg de tweede, voor een concept dat Starlab heet. En defensiebedrijf Northrop Grumman, dat in zijn eentje optrekt, kreeg de derde voor een nog naamloos station. 

In 2020 had NASA bovendien al een opdracht toegekend aan Axiom Space. Dat bedrijf gaat nieuwe ISS-modules bouwen die, als het oude station met pensioen gaat, zich loskoppelen en dan als zelfstandig ruimtestation verder kunnen. 

Het interieur van de Columbus Module van het ISS.Beeld NASA

Volgens ruimtevaartingenieur Erik Laan, die als zelfstandige voor onderaannemers van onder meer ESA werkt, is niet elk plan even realistisch. “Starlab en Axiom willen een traditioneel ruimtestation ontwikkelen waarin astronauten onderzoek kunnen doen”, zegt hij. “Dat is haalbaar.” Maar over ruimtestation Orbital Reef is hij sceptischer. “Zij willen direct een heel hotel optuigen in een baan om de aarde. Dat is nogal wat en dat krijg je met alleen opdrachten van NASA nooit financieel van de grond. Dat lukt alleen als bijvoorbeeld Jeff Bezos bereid is daar uit eigen zak flink in te investeren.”

Volgens De Winne is de stap naar dit soort commerciële partijen onvermijdelijk. “Als we de luchtvaart alleen maar vanuit de overheid hadden geregeld, had je tegenwoordig niet voor een tientje met een prijsvechter op stedentrip kunnen gaan.” Daar komen in de praktijk wel de nodige regelgeving en veiligheidseisen bij kijken, maar dat moet in de toekomst ook voor de ruimtevaart gaan gelden, vindt hij. “Als je hiervan ooit een volwassen publieke sector wilt maken, is dit de manier.”

Europese toekomst

Welke rol Europa in die commerciële toekomst gaat spelen, kan De Winne overigens nog niet zeggen. “Daarover schrijven we nu strategische plannen. We hebben begin januari de Europese industrie om ideeën gevraagd”, zegt hij. 

Voor de periode na het ISS ligt alles nog open. Missies naar het Chinese ruimtestation zijn bijvoorbeeld een optie, of – onwaarschijnlijk – de bouw van een eigen station. Ook kunnen Europese bedrijven onderdelen of modules voor andere stations ontwikkelen, in ruil voor deelname aan die projecten. Zelfs een model waarin Europa slechts verblijfs- en onderzoekstijd inkoopt op een van de nieuwe, commerciële stations ligt op tafel.

Zeker is daarbij in elk geval dat Low Earth Orbit (Leo), zoals het stuk van de ruimte waar het ISS vliegt in vakkringen heet, niet meer het enige werkterrein zal zijn van Europese astronauten. ESA is namelijk ook de belangrijkste partner van NASA bij de Artemismissies die mensen terug naar de maan moeten brengen en bij het bemande ruimtestation Gateway dat rond de maan moet verschijnen. “Wij hopen daarom nog voor 2030 de eerste Europeaan op de maan te zetten”, zegt De Winne.

Tegelijk zet ESA vol in op wat naar verwachting het laatste decennium van het ISS zal worden. Daarbij staat het updaten van de computersystemen in het binnenste van de Europese module Columbia hoog op de agenda. “Die stammen qua ontwerp van eind jaren 90”, zegt hij, grofweg dezelfde periode waarin mensen voor het eerst gingen zoeken op zoekmachine Google. Sindsdien is er nogal wat veranderd in de ICT-wereld. 

Astronaut Stephen K. Robinson is gekoppeld aan de robotarm van het ISS om een reparatie te doen aan de Discovery-shuttle, augustus 2005.Beeld Getty Images

“We willen onder andere meer opslagmogelijkheden van meetgegevens inbouwen en toegang tot de cloud regelen in de module. Dan kunnen onderzoekers op de grond direct bij de onderzoeksresultaten die astronauten in de ruimte verzamelen”, zegt De Winne. “Onze belangrijkste belofte aan de Europese regeringsleiders en aan de burgers die via de belasting onze rekeningen betalen, is dat een verlenging van het ISS niet nog eens tien jaar hetzelfde betekent. We staan voor een forse verbetering.”

Station voor vrede

Ondanks de technische upgrades begint het station op een ander vlak z’n leeftijd te verraden. Gingen het afgelopen decennium geregeld stemmen op om het ISS de Nobelprijs voor de vrede te gunnen, daar brokkelt die reputatie nu langzaam af.

Het station bracht bij zijn geboorte twee voormalige kemphanen uit de Koude Oorlog letterlijk samen in een knus ruimtehuisje op zo’n 400 kilometer boven het aardoppervlak. Beelden genoeg van Amerikaanse astronauten en Russische kosmonauten die elkaar bij aankomst of vertrek uit vriendschap in de armen vallen, beklijvende plaatjes die onthullen hoe de technologische uitdagingen in de ruimte kunnen verbroederen, dwars door aardse tegenstellingen heen. 

Als baken van geopolitieke stabiliteit werd het station vijfmaal genomineerd, maar het greep steeds naast de prijs. En of het er nu nog van gaat komen, is maar de vraag.  Want een kwart eeuw na het begin is die vredige glans soms nauwelijks nog zichtbaar. 

“Dit gevaarlijke en onverantwoordelijke gedrag van Rusland brengt de menselijke aanwezigheid in de ruimte in gevaar en laat zien dat eerdere uitspraken waarin men zich tegen de verdere bewapening van de ruimte keerde oneerlijk en hypocriet waren”, zei woordvoerder Ned Price van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken onlangs over het handelen van de ISS-partner. Dat gebeurde nadat Rusland een eigen satelliet kapot had geschoten en de brokstukken het ruimtestation zodanig bedreigden dat het een ontwijkende manoeuvre moest uitvoeren.

Het International Space Station, in 2005 vastgelegd vanaf de spaceshuttle Discovery.Beeld Getty

Omgekeerd waarschuwde Rusland – overigens voor de verlengingsaankondiging van de VS – dat het niet denkt dat het station het volhoudt tot na 2025. “We moeten de levens van onze kosmonauten niet in gevaar brengen. Het station is oud, het metaal is oud en dat kan leiden tot catastrofes. Dat moeten we niet laten gebeuren”, zei vicepremier Joeri Borisov vorig jaar nog tegen de Russische staatstelevisie. Het land zou daarom werken aan een eigen ruimtestation, dat gelanceerd moet worden nadat de huidige ISS-overeenkomst in 2024 is verlopen.

Overigens bevestigde Dmitri Rogozin, hoofd van de Russische ruimtevaartorganisatie Roscosmos, in december tegen The New York Times dat Rusland wel degelijk nadenkt over een verlenging van deelname aan het ISS. Maar dan alleen wanneer de sancties worden opgeheven tegen twee Russische bedrijven, die vanwege verdenkingen van militaire connecties op een Amerikaanse zwarte lijst zijn terechtgekomen.

Een inspectie van het ISS In 2007.Beeld Getty

“Ik denk vaak: wat is nu nog het belang van Rusland om op het ISS te blijven?”, zegt Laan. Waar het station werd gelanceerd in het decennium dat ook het einde markeerde van de Sovjet-Unie, is de huidige geopolitieke situatie onvergelijkbaar. “Wat hebben ze er nog te zoeken? Historie? Trots? Politieke onderhandelingsruimte? Uiteindelijk kost het ISS ook gewoon veel geld. Vroeger vlogen Amerikanen tenminste nog met Russische Sojoez-raketten naar het station toe, maar dat geld stroomt nu naar het Amerikaanse SpaceX. Ik ben erg sceptisch over het vervolg van de samenwerking.” Vorig jaar besloot Rusland al met China samen te werken aan een nieuwe maanbasis en liet het de maanplannen van ISS-partners Amerika en Europa links liggen.

Mocht Rusland besluiten te stoppen, dan is het de vraag hoe het ISS überhaupt nog kan doorgaan. Het station is voor de helft in Russische handen. “Die helft kun je niet zomaar losschroeven”, zegt De Winne. “De motoren waarmee het station zijn manoeuvres uitvoert, zitten bijvoorbeeld aan hun kant”, zegt hij.

Hoe de toekomst van het ISS er ook uit ziet, de draaiboeken voor het slot – wanneer dat ook plaatsvindt – liggen in elk geval al klaar. De motoren zullen het station dan afremmen, zodat het terugvalt naar aarde. In de atmosfeer zal het in stukken breken en grotendeels verbranden. Overgebleven brokstukken plonzen in de Stille Oceaan, ver weg van bewoond gebied.

Dat afscheid van zijn voormalig kosmisch thuis zal emotioneel worden, zegt De Winne. Boven alles wenst hij dat de politieke nalatenschap van het station niet samen met het fysieke omhulsel verdrinkt in de dieptes van de Stille Oceaan. “Dit is zo’n uniek project, zo’n baken van samenwerking. Ik hoop niet dat dat na al die decennia verloren gaat.”