Direct naar artikelinhoud
ReportagePesten

‘Mijn kleren lagen in de douche, zodat ik nat in de kou naar huis moest’: 6 mensen getuigen over pesten

Joey Kwan: ‘In de dansschool vond ik gelukkig wél een plek waar ik me beschermd voelde, waar ik gewoon Joey was.’Beeld Wouter Van Vooren

‘Als ik nu zie dat een van mijn pesters ongelukkig is, heb ik wel wat leedvermaak, ja.’ In het licht van de Week tegen Pesten doen zes mensen hun verhaal. ‘Het enige wat ik kon doen, was wachten op de schoolbel.’

‘Precies wormen, zeiden ze over mijn brooddoos’

Pesterijen in het middelbaar zorgden bij actrice Joey Kwan (26) voor donkere gedachten

“Eén gebeurtenis in het middelbaar is voor mij een soort kernherinnering. Het had die dag veel gesneeuwd, en een klasgenote met een spierziekte had hulp nodig om met haar zware rugzaktrolley door de speelplaats te ploeteren. Ook de lift bleek dan nog eens kapot. Lang verhaal kort: we waren niet op tijd in de les. En de leerkracht riep naar mij: ‘Hey tjing tjang, je bent te laat.’ Hij heeft nadien zijn excuses moeten aanbieden, maar dat was vreselijk vernederend. Ik was dertien jaar oud.

“Ik ben opgegroeid in een heel wit dorp, en dat pesterige is daardoor al altijd aanwezig geweest in mijn leven. ‘Jij bent anders, en dus ga ik je pijn doen’, dat gevoel had ik al in de kleuterklas toen een meisje het nodig vond om de hele tijd aan mijn haren te trekken. In de basisschool kwamen er woorden bij. Ik denk dat elk kind van Aziatische afkomst wel de typische ‘tjing tjang tjong’-geluiden kent, of de kritiek op mijn brooddoos, die echt vol zat met megalekker eten. Maar de andere kindjes zeiden: ‘Dat zijn precies wormen.’ Alsof noedels zo anders zijn dan spaghetti.

“Ik heb die verhalen lange tijd verstopt voor mijn ouders, zij zijn eerder van mening dat je de confrontatie moet vermijden. Voor hen was ik gewoon een boze tiener die altijd slechtgezind was, maar in het middelbaar kregen de pesterijen echter een sinister randje. Er was niet alleen het incident met die leerkracht, maar ook fysiek geweld. Tot op het punt dat ik als 15-jarige een zelfmoordpoging heb ondernomen, omdat het echt niet meer ging. Ik weet nog goed dat de school uitpakte met een anti­pestactie in het jaar dat ik vertrok. En hoe hypocriet ik dat vond.

“In die periode vond ik in de dansschool gelukkig wél een plek waar ik me beschermd voelde, waar ik voor mijn vrienden gewoon Joey was. Op een bepaalde manier heeft die uitlaatklep me veerkracht gegeven. Ook in de donkerste momenten kan ik de zon terugvinden, net zoals ik toen naast die duistere gedachten ook geluk vond in dans, kunst en verhalen.

“Het blijft wel iets waar ik bij de psycholoog nog steeds moet aan werken. Aan het helen van die wonden, het leren om mezelf een stem te geven en niet gewoon te zwijgen en glimlachen. Dat helpt, want nu zit ik opnieuw in een situatie verwikkeld met een racistisch incident en weet ik dat ik recht in mijn schoenen sta. Niemand kan dicteren hoe ik mijn pijn moet voelen. Ik weet dat het een beetje een cliché is, maar het heeft me sterker gemaakt.

“Ik denk – en hoop – dat er in 2022 vooruitgang is geboekt. Veel heeft te maken met representatie; die nood heb ik zelf pas echt ten volle ervaren toen ik de film Crazy Rich Asians zag (een Hollywoodfilm uit 2018, red.). Op het scherm zag ik Aziatische mannen die eens geen wiskundenerd waren, en vrouwen die niet geseksualiseerd werden. Een banaal liefdesverhaal in een normale setting, dat had een enorme impact. Ik ben toen echt hard beginnen huilen.”

Joren Houtevels: ‘In te veel scholen is pesten nog een woord waar leraren of directies allergisch voor zijn. Omdat het extra werk betekent.’Beeld Wouter Van Vooren

‘Door die stoerdoenerij zat ik tot het vijfde middelbaar in de kast’

Leraar Joren Houtevels (22), Mister Gay Belgium, was eerst ‘de dikke’ en later ‘de homo’

“In het derde en vierde leerjaar kwam ik als kind heel wat kilo’s bij, vooral omdat ik op die leeftijd stopte met turnen. Dat ik zwaarlijvig was, bleek genoeg te zijn voor sommige medeleerlingen om me helemaal anders te behandelen. Het jaar voordien was ik nog leuk, mocht ik met alles en iedereen meespelen. Plots was ik ‘den dikke’.

“Soms overvalt me de vraag nog weleens: Was dat nu allemaal zo erg? Maar bij een tienjarige komen die woorden ontzettend hard binnen. In mijn hoofd werd eten het grote probleem, en dat heeft best extreme gevolgen gehad, vooral naar het middelbaar toe. Ik wist dat ik daar plots tussen 400 andere leerlingen zou belanden, en ik wilde er niet opnieuw de dikke jongen zijn. Dus at ik weinig, of zelfs niet. Ik telde werkelijk elke calorie. Waardoor ik dan weer juist heel mager werd. Liever dat dan dik, dacht ik toen echt.

“In de eerste graad van het middelbaar nam het verhaal een andere wending. Door een leerkracht ontdekte ik de prachtige wereld van het theater, maar de reactie van een aantal medeleerlingen was als volgt: je bent zo verwijfd. Ik was niet meer ‘den dikke’ maar ‘de homo’. Ik denk dat ik al op vrij jonge leeftijd begon te twijfelen over mijn seksuele oriëntering, maar door die stoerdoenerij heb ik die gevoelens tot in het vijfde middelbaar verstopt.

“Op dit moment heb ik niet echt het gevoel dat ik iets gemist heb door zo lang in de kast te blijven zitten, maar het is wel jammer dat ik daar zo bang voor was. Ook al zijn de pesterijen na die eerste jaren wel wat weggedeemsterd, en was de reactie van mijn vrienden heel goed.

“De namen van mijn pesters herinner ik me nog steeds. Ik ben een van die mensen wel nog eens tegengekomen, en die persoon heeft toen heel oprecht sorry gezegd. Ik kan daar vrede mee nemen, al wist het natuurlijk niet de pijn van de 10-jarige Joren uit. De Joren van 22 is gelukkig heel wat zelfverzekerder. De titel van Mister Gay Belgium heeft daar zeker bij geholpen. Plots is homo zijn iets dat gevierd wordt. Dat voelde echt geweldig.

“Die stem wil ik nu gebruiken; ook als leraar in een lagere school is dat voor mij echt een missie geworden. In te veel scholen is pesten nog een woord waar leraren of directies allergisch voor zijn. Ze schuiven het onder de mat als ‘gewoon een beetje plagen’, omdat het extra werk betekent. Een pestbeleid moet meer zijn dan een mooi bundeltje met wat actiepunten erop.

“In mijn eigen school voel ik daar wel een grote inzet, en zelf heb ik door mijn verleden een soort voelsprieten ontwikkeld. Wanneer iemand in mijn klas zich niet goed voelt, pik ik dat heel snel op. Wellicht omdat ik een stukje van mezelf herken, en weet wat voor impact het kan hebben.

“Zelf had ik ook zo’n juf in het vijfde leerjaar. Juf Julie. Zij was degene die oog had voor mijn pijn, die me erbovenop kreeg en aanvoelde wat de juiste aanpak was. Zoals de pesters niet confronteren voor de hele klas, maar hen discreet apart nemen voor een gesprek. Zulke  details maken echt het verschil.

“Of ik juf Julie daar ooit voor bedankt heb? Ik word een beetje emotioneel van die vraag, moet ik zeggen. Ik heb haar nadien nog regelmatig gezien – ik was babysit voor haar kinderen – en ik denk dat ze wel doorheeft dat ze voor mij een grote rol van betekenis heeft  gespeeld. Maar zo expliciet heb ik het nooit verwoord. Misschien moet ik haar toch eens opbellen om dat te doen.”

Nikola Storm: ‘Als ik ooit het gevoel krijg dat onze zoon gepest wordt, ga ik dat zeker niet lijdzaam ondergaan.’Beeld Wouter Van Vooren

‘Mijn kleren lagen in de douche, zodat ik nat in de kou naar huis moest’

KV Mechelen-speler Nikola Storm (27) kreeg het als jeugdspeler hard te verduren in Brugge

“Op mijn veertiende versierde ik een transfer van Lokeren naar Club Brugge. Toen ik daar arriveerde, was ik natuurlijk de jongen die mogelijk iemand anders zijn positie zou innemen. In het voetbal, zeker op dat niveau, gaat het al snel om de plaatsjes, en mijn concurrent had op dat moment al een vast kliekje rond zich.

“Op dat moment zijn de pesterijen begonnen. Nu eens verstopten ze mijn gsm, terwijl ze wisten dat ik die nodig had om na de training thuis te raken. Dan weer vond ik mijn kleren terug in de douche, zodat ik kletsnat en in de vriezende kou naar buiten moest. Soms is er ook wel eens een duw en een slag bij komen kijken. Op de topsportschool in Brugge kreeg dat pestverhaal dan een beetje een verlengstuk, zij het minder erg dan in de kleedkamer. Ook daar zaten die ploegmaats natuurlijk.

“Ik ging er moeilijk mee om. Ik ben iemand die mijn problemen eerder verbergt dan uitspreekt, en de coach had er totaal geen zicht op want de pesterijen deden zich voor als hij er niet was. Maar mijn moeder merkte het na enkele maanden op, dat haar zoon die voordien zo vrolijk en levendig was plots een stuk minder content rondliep. Ook in de groep waren er plots een aantal jongens die me steunden. Zo is de bal aan het rollen gegaan.

Lees ook

Wanneer angst je leven overneemt: ‘Ik was bang om gepest te worden, wat dan natuurlijk ook gebeurde’

‘Als je gepest wordt op het werk, sta je machteloos. De wetgeving staat aan de kant van de werkgever’

“Nadat mijn ouders de club hadden gecontacteerd, is er vrijwel meteen actie ondernomen door de jeugdcoördinator. Die jongens zijn er stevig op aangesproken; de leider van dat bendeke moest na dat seizoen zelfs een andere club zoeken. Of ik ooit excuses kreeg? Neen. Ik denk eigenlijk niet dat hij zelf goed besefte wat het allemaal met mij deed.

“Uiteindelijk hebben de pesterijen zo’n zes of zeven maanden geduurd. Het was absoluut geen fijne periode, maar ik heb er gelukkig geen trauma van opgelopen. Eerder zou ik zeggen dat het mijn karakter heeft gesterkt, en me mentaal heeft gevormd. Ik alleen, tegen de rest. En nooit het kopje laten hangen.

“Waarom ik? In het begin heb ik me die vraag vaak gesteld. Nu denk ik dat hij zich vooral bedreigd voelde op zijn positie, en dat die pesterijen het enige was waaraan hij zich nog kon vastklampen. Dat verhaal van onderlinge concurrentie is volgens mij wel een risicofactor in een sportclub. Het is rap gebeurd, terwijl zo’n gedrag echt geen plaats heeft in de kleedkamer. Iedereen moet zich goed kunnen voelen.

“Toen ik na dat moeilijke jaar terugkeerde naar mijn oude school in Maldegem, was er een jongen die af en toe gepest werd. Toen ben ik wel de eerste geweest om in te grijpen, omdat het me heel erg triggerde. Je herkent het, weet wat voor gevoel het geeft om zoiets mee te maken. Achteraf heeft hij me nog een berichtje gestuurd om me te bedanken, dat deed wel deugd.

“Ik heb het er recent nog met mijn vriendin over gehad. Als ik ooit het gevoel krijg dat onze zoon (nu 2 jaar, red.) gepest wordt, dan ga ik dat zeker niet lijdzaam ondergaan. Zoiets ligt te gevoelig. Dan sta ik wellicht meteen aan de deur van de directie, of stap ik zelfs op die kleine af. Allee, om op een beleefde manier iets te zeggen, hè.” (lacht)

Fouad Ahidar: ‘De Week tegen Pesten valt te laat. In februari is het schooljaar halfweg, en zijn sommige kinderen al maanden aan het lijden.’Beeld Wouter Van Vooren

‘Dat pestverleden is iets dat in mij leeft, dat ik nooit kan vergeten’

Op zijn 48ste blijven de pesterijen Brussels Parlementslid Fouad Ahidar (Vooruit) raken

“Weet je hoe mijn moeder het ontdekt heeft? Door de strepen op mijn gezicht. Mijn handen waren altijd vuil van het knikkeren, en op weg naar huis veegde ik telkens weer mijn tranen weg. Op een bepaald moment moet mijn moeder gedacht hebben: Wat is dat toch altijd met die vuile strepen? Ze heeft het toen aan mijn neef voorgelegd, en die vertelde het aan haar: ‘Fouad krijgt klappen op school.’ Op dat moment was het al zes jaar aan de gang.

“Het begon eigenlijk toen we verhuisden van Mechelen naar Brussel, in het midden van het schooljaar. De vriendengroepjes waren al gevormd, en op mijn nieuwe school vond ik niet echt mijn plaats, zeker omdat de Nederlands­talige leerlingen in de minderheid waren op de speelplaats. In het begin drong het bij mij niet door dat het om pesterijen ging. Ik kreeg vaak een klop, of ze pakten mijn wafel of appel af. Dat hoort erbij, dacht ik.

“Ik was nochtans een kop groter dan de rest en zag er vrij normaal uit. Misschien daarom dat ik erover zweeg, omdat ik dacht dat mijn ouders niet zouden kunnen geloven dat ik me liet pesten. Maar ik kon niet terugvechten. Dat wilde ik ook niet. Ik was gewoon bang.

“Op een bepaald moment heb ik zelfs 20 frank van mijn vader gepikt, om mijn busabonnement van die gasten te kunnen terugkopen. Het was pure schaamte.

“Ik wilde het wel vertellen, maar elke dag dacht ik: morgen gaat het misschien beter. Ik had mezelf een soort ontwijkend patroon aangeleerd, waarbij ik bijvoorbeeld 500 meter omliep naar school om niet langs het huis van een van de pesters te moeten wandelen. Maar ze pakten me altijd achter de vuilnisbakken, dat zie ik nog helder voor me.

“Het enige wat ik kon doen, was wachten op de schoolbel. Die momenten waren... terrible.” (krijgt het moeilijk, en vraagt het gesprek een paar minuten te onderbreken)

“Ik ben er nu 48, en dat pestverleden blijft me diep raken. Het is iets dat in mij leeft, dat ik nooit kan vergeten. Maar het heeft me gemaakt tot wie ik ben, het is wellicht de reden waarom ik in de sociale sector ben gestapt en nu als voorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie het thema op de kaart wil zetten.

“Hoe kunnen we ervoor zorgen dat leraren betere antennes kweken, en dat kinderen weten dat het oké is om aan je ouders te vertellen dat je bang bent? Kunnen we ook leerlingen meer verantwoordelijkheid geven in dat verhaal? Dat houdt me heel erg bezig. Ook die Week tegen Pesten trouwens, die voor mij veel te laat valt. In februari is het schooljaar halfweg, en zijn sommige kinderen al maanden aan het lijden. Ook in september zou er aandacht voor moeten zijn.

“Als ouder raakt niets je meer dan horen dat je kind gepest wordt. Dat is ook wat er al die jaren geleden gebeurd is. Toen mijn vader het vernam, is hij de volgende dag naar de school gestapt. Daarna is het vrijwel meteen gestopt, en heb ik ook geleerd om mezelf te verdedigen.

“Al maak ik me geen illusies. Het is niet omdat je ervaringsdeskundige bent, dat je het sowieso bij je eigen kind zult opmerken. De methodes zijn veranderd. Vandaag kan een pester je blijven volgen via sociale media. Na vier uur ’s middags stopt het niet, dan begint het misschien pas. Daar maak ik me als vader en als politicus veel zorgen over.”

Xander De Rycke: ‘Het populaire beeld van de pester als eenzaat stoort me. een pester heeft graag een publiek.’Beeld © Stefaan Temmerman

‘Ik begon anderen naar beneden te schoppen waar dat nog kon’

Comedian Xander De Rycke (34) werd het leven zuur gemaakt, en ging toen zelf pesten

“Veranderen van school na het tweede middelbaar was voor mij een harde reset. Van Zelzate en Eeklo kwam ik plots in Gent terecht, één grote mengelmoes van leerlingen. Al heel snel belandde ik onderaan de ladder, vooral omdat uiterlijk en kledij plots een grote rol speelden. Uit armoede komende wist ik natuurlijk wel dat ik geen coole merkkledij had, maar ik had er nooit eerder kritiek op gekregen.

“Ik was dat gastje uit het Meetjesland, de slungel met de rare groeispurt, flaporen en het scheve gebit — voor een beugel was thuis geen geld. Als stille jongen in de klas was ik een schot voor open doel. Vaak nam het pesten fysieke vormen aan: dan kreeg ik een kiekenbil (een knie tegen de dij, red.), tikken tegen mijn oorlel of kauwgom aan de rugleuning.

“Vaak wachtte ik op de allerlaatste bus richting Gent-Sint-Pieters, in de hoop veilig te zijn. Zulke dingen worden onderschat, en ook het populaire beeld van de pester als eenzaat stoort me. Ik herinner me naast één leider ook twee dudes die er altijd aan hingen. Een pester heeft graag een publiek.

“In het vriendengroepje waarin ik toen terechtkwam, voelden we ons de rejects. Op dat moment zijn we andere leerlingen naar beneden beginnen schoppen waar dat nog kon. Ik ben meerdere keren op het matje geroepen voor mijn pestgedrag. Mijn reactie toen was dat de directie beter iets zou doen aan de zakjes coke die rondgingen. Ik was toch geen crapuul omdat ik wat woorden gebruikte? “Pas later heb ik ingezien dat die beledigingen echt niet oké waren. Vaak waren ze op uiterlijke zaken zoals overgewicht gericht, en de jongen met de bril was al gauw Harry Potter.

“Zo’n drie jaar geleden ben ik met therapie gestart bij de psycholoog. Dat pestverleden komt soms aan bod in die gesprekken, want ik draag het mee op mijn kerfstok en ik denk er nog altijd vaak over na. Over wat er mij is aangedaan, en wat ik zelf heb toegebracht. Wat als ik iemand pijn heb berokkend, en die ziet mij nu als B-klasse BV op een podium staan, beloond omdat ik afschuwelijke dingen deed?

“Net voor de pandemie heb ik die mensen opgebeld om erover te praten, of toch de mensen die ik kon terugvinden. Iemand die toen een vrij goede vriend was bijvoorbeeld, maar die ik na een stomme schoolruzie als homo outte. En dat in een schoolomgeving die daar echt niet goed mee omging. Zoiets kan ik nooit meer terugnemen.

“Of dat ook voor hen iets louterends had? Ik hoop het wel. Zelf kijk ik met een gigantische bitterheid naar mijn eigen pesters. Soms sturen ze me nu een berichtje op Facebook, alsof we beste vrienden waren: ‘Jij was vroeger ook al zo’n lolbroek.’ Neen. Ik was een lul, mede omdat jij me het leven zuur hebt gemaakt. Als ik zie dat zo iemand nu in een ongelukkige job of huwelijk is beland, heb ik wel wat schadenfreude, ja. Dat kan ik echt niet wegsteken.

“Zelf draag ik er nog steeds de sporen van. Het is ironisch, maar als comedian met kritiek op alles en iedereen heb ik zelf een flinterdunne huid als die kritiek mijn eigen richting uitkomt. Dat is absoluut een restant van die periode, en daar probeer ik bij de psycholoog nu hard aan te werken.”

Ramona Ruckebush, moeder van Lars: ‘Hadden we het als ouders eerder moeten zien? Die vraag borrelt nog weleens op, ik moet me dwingen om ze niet te stellen.’Beeld Wouter Van Vooren

‘Op de begrafenis zag ik direct wie de pesters waren’

Lars (13), de zoon van Ramona Ruckebusch, stapte in 2015 uit het leven

“De vrijdag voor de krokusvakantie belde Lars me helemaal overstuur op, zo’n tien minuten voor de schoolbel zou gaan. Hij vertelde dat het echt niet meer ging. Bij de leerlingenbegeleider kregen we toen te horen dat hij ‘geen dramaqueen’ moest zijn. Op zondag is hij uit het leven gestapt, dat gebeurde volgens de hoofdarts op intensieve zorg heel bewust. Hij was dertien jaar oud.

“De link met het pesten was er voor ons onmiddellijk. Lars was een echt gezinskind, heel erg open over zijn gevoelens ook. In het eerste middelbaar kwam hij voor het eerst al huilend thuis, omdat hij op school was uitgelachen. Behalve een paar gesprekken met het CLB (Centrum voor leerlingenbegeleiding) is er toen niet veel mee gebeurd. Een cursus die we hem lieten volgen, om zich verbaal wat beter te kunnen weren, heeft niet kunnen voorkomen dat het in het tweede middelbaar escaleerde. Hij kwam steeds vaker met tranen thuis, al vermoedde ik op geen enkel moment dat hij geen zin meer had om te leven.

“Er moet veel schaamte geweest zijn. Pas na zijn overlijden zijn er getuigenissen naar boven gekomen van andere kinderen, die vertelden dat de pesterijen ook fysiek waren. Dat ze hem ook duwden en sloegen. Dan besef je dat die gescheurde jas waarmee hij thuiskwam toch geen ongelukje was. Hadden we het als ouders eerder moeten zien? Die vraag borrelt nog weleens op, ik moet me dwingen om ze niet te stellen. Daar ga je als ouder aan kapot.

“Er heeft lange tijd een kwade brok in mij gezeten tegenover de school, die niet heeft geholpen. Maar dat hoeft voor mij niet meer, ik hoop vooral dat er lessen zijn getrokken uit het verhaal. En de daders? Op de begrafenis was iedereen van de klas er, en aan de manier waarop ze mijn hand schudden, aan de blik in hun ogen, zag ik direct wie ze waren. Dat heeft mijn andere zoon, die op dezelfde school zat, nadien bevestigd.

“Ik koester geen rancune tegenover hen. Vaak zijn die pesters kinderen die zich zelf niet goed in hun vel voelen en daar geen hulp voor krijgen. De jeugd kopieert trouwens ook maar wat ze ziet bij de ouders, op school of op televisie. Maar het zou wel veel voor me betekenen mocht iemand zeggen: ‘Sorry, ik was jong en had het zo nooit bedoeld.’ Dat is voor mij genoeg, maar tot nu toe heeft niemand contact gezocht.

“Ik wil al lang iets met dit verhaal doen, gaan praten in scholen bijvoorbeeld, maar ik bots nog steeds op mijn eigen rouwproces. Ook een boekje, waarvan de inkomsten naar goede doelen zouden kunnen gaan, speelt in mijn hoofd: over wie Lars was, hoe het tot die noodlottige dag is gekomen en wat dat met ons gezin heeft gedaan. Ieder heeft het op zijn eigen manier verwerkt. Mijn man is helemaal dichtgeklapt en mijn zoon die Lars aantrof heeft jarenlang met posttraumatische stress geworsteld.

“Dat de Week tegen Pesten altijd samenvalt met zijn overlijdensdatum, is zeker niet evident. Het verhaal doen, dat is mentaal erg uitputtend. Maar dat ik na zeven jaar nog steeds gecontacteerd word door media, is ergens ook een geruststelling. Die kleine daarboven wil precies dat zijn verhaal blijft voortleven. Ook in mijn jongste dochter zie ik veel trekjes van hem terug. Dan denk ik: ‘Hij is er nog’.”

De 17de Vlaamse Week tegen Pesten loopt van 18 t.e.m. 25 februari. 

Wie met vragen zit over zelfdoding kan terecht bij de zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op zelfmoord1813.be.