Direct naar artikelinhoud
AnalyseJoël De Ceulaer

Gingen de coronamaatregelen te ver? ‘Iedereen heeft het recht om ongezond te leven, maar niet om ánderen ziek te maken’

Gingen de coronamaatregelen te ver? ‘Iedereen heeft het recht om ongezond te leven, maar niet om ánderen ziek te maken’
Beeld RV

Nu de curves weer dalen, is het tijd voor een balans. Gingen de coronamaatregelen te ver? Hebben we te veel opgegeven, zoals zogenaamde ‘vrijheidskonvooien’ en andere critici vinden? ‘Misschien is onze vrijheid juist sterker geworden.’

Het is al vaker geschreven: wie vindt dat wij de voorbije twee jaar in een soort dictatuur of onder het juk van een totalitair regime hebben geleefd, moet eens een woordenboek aanschaffen. Of een greep doen uit de bibliotheek over dictatoriale en totalitaire regimes die deze wereld heeft gekend. En nog altijd kent.

Zo kan het een idee zijn om het eerste hoofdstuk van De Goelag Archipel te lezen. Daarin beschrijft auteur Aleksandr Solzjenitsyn zijn arrestatie onder het Stalin-regime als het moment waarop een ‘spirituele aardbeving’ plaatsvond, en als de ‘verbrijzeling van het universum’ waarvan ieder mens voor zichzelf het centrum is.

Zelden werd in een paar pagina’s zo adembenemend beschreven wat het betekent om onder een totalitair regime te leven: om het even wie kan, om het even wanneer, uit bed worden geplukt en voor de rest van zijn leven in een strafkamp worden gestopt. Een ondraaglijke gedachte.

“Ik vind dat voorbeeld zeer bruikbaar om duidelijk te maken dat wij helemaal niet in een totalitair systeem leven”, zegt filosofe Alicja Gescinska. “Het probleem in zo’n systeem is niet alleen de willekeur, dat men je zomaar naar een kamp kan sturen. Het probleem is ook dat je niet mag zeggen dat je het niet eens bent met het beleid. Je mag je ongenoegen niet uiten. Dat kunnen wij hier wel. Wie zogenaamde vrijheidskonvooien organiseert om te protesteren tegen de dictatuur, bewijst juist dat hij niet in een dictatuur leeft.”

Gescinska spreekt uit ervaring. Dat wil zeggen: haar ouders vluchtten in 1988 met het hele gezin – zelf was ze zeven – uit Polen naar België. “Het communisme was dé reden waarom ze weg wilden”, zegt Gescinska. “En toen een jaar later de Muur viel, keerden ze niet terug. Omdat ze het niet vertrouwden, ze waren getraumatiseerd door de dictatuur: als de communisten zouden zijn teruggekeerd, waren zij landverraders geweest.”

Wie bovenop de extreme vergelijking ook een heldere analyse wil, kan na de De Goelag Archipel beginnen aan De verovering van de vrijheid, waarmee Gescinska zich in 2011 op de kaart zette. Daarin maakt ze het onderscheid tussen de twee vormen van vrijheid die filosoof Isaiah Berlin in 1958 van elkaar onderscheidde: positieve en negatieve. Simpel gesteld: je beschikt over positieve vrijheid als je het vermogen hebt om iets te doen, om je eigen leven vorm te geven; en je beschikt over negatieve vrijheid als niemand je iets in de weg legt. Het voorbeeld dat ze in haar boek geeft: een kind zonder geld heeft in een speelgoedwinkel wel negatieve, maar geen positieve vrijheid.

Filosoof Alicja Gescinska: 'Wie zogenaamde vrijheidskonvooien organiseert om te protesteren tegen de dictatuur, bewijst juist dat hij niet in een dictatuur leeft.'Beeld Carmen De Vos

“Het buikgevoel van de meeste mensen kent alleen negatieve vrijheid”, zegt Gescinska. “Ze denken dat vrijheid betekent dat iedereen, ook de overheid, hen met rust moet laten. Dat is de overtuiging die de mensen van die konvooien kennelijk hebben. Maar dat is een infantiele visie, die alleen maar rekening houdt met de eigen navel. En het gaat niet om je eigen navel.

“Ik was ook niet blij met elke beslissing, en het is belangrijk om te kunnen zeggen dat sommige maatregelen stom of absurd waren. Maar ik besef dat het beleid niet op mijn maat was geschreven, maar in het algemeen belang. Geen enkele vrijheid is absoluut. En vrijheid is niet alleen individueel, maar ook interpersoonlijk.”

Meester en slaaf

“Discussies in de politieke filosofie vertrekken soms van extreme voorbeelden”, zegt Patrick Loobuyck, hoogleraar filosofie aan de UA en de UGent. “De Goelag Archipel is dus bruikbaar. Maar een ander voorbeeld wordt vaker gebruikt: de slaaf. Filosofen verwijzen daarnaar om uit te leggen dat je pas vrij bent als je over jezelf kunt beschikken. De slaaf is eigendom van de meester en dus nooit vrij, ook niet als de meester hem een dag verlof geeft om naar de stad te gaan. Vrijheid is niet iets dat je door een baas welwillend wordt toegekend. Vrijheid moet worden georganiseerd, met grondwet en wetgeving.”

Wij leven in een democratische rechtsstaat of liberale democratie – het zijn synoniemen: dat ‘liberale’ slaat op de bescherming die de rechtsstaat biedt aan het individu dat dreigt te worden onderdrukt door de meerderheid. “De overheid moet goede redenen hebben om je rechten en vrijheden te beperken”, zegt Loobuyck. “Vrijheid is het uitgangspunt. Wij vinden dat mensen hun leven mogen vormgeven volgens normen en waarden die zij aantrekkelijk vinden. Die leefregels mogen irrationeel lijken, maar dat doet er niet toe. De vraag is wanneer er goede redenen zijn om vrijheden te beperken.”

Ook Loobuyck schreef al vaak over het onderscheid dat Berlin maakt tussen positieve en negatieve vrijheid, onder meer in zijn laatste boek Met elkaar – voor elkaar, dat over de pandemie gaat. “Positieve vrijheid heeft te maken met meesterschap over jezelf, met de mogelijkheid om je eigen doen en laten te bepalen. Negatieve vrijheid is vrijheid ván: de afwezigheid van bemoeienis. Maar bemoeienis door de overheid is er altijd: we moeten bijvoorbeeld belastingen betalen en een autogordel dragen.”

Maar positieve vrijheid volgens Berlin wordt soms verkeerd begrepen, zegt Loobuyck. “Volgens Berlin was een roker geen meester over zichzelf, omdat hij immers verslaafd is en dus niet in volle vrijheid handelt. Berlin waarschuwde dat we zulke voorbeelden niet mogen misbruiken, want strikt genomen zou de overheid dan rokers verplicht kunnen laten opnemen om te ontwennen. En dat doen we niet, want dat zou paternalistisch zijn. Iedereen heeft het recht om ongezond te leven. Maar je hebt niet het recht om ánderen ziek te maken, vandaar het rookverbod in de horeca. Dat is niet paternalistisch, dat doet de overheid in het algemeen belang.”

Keuze of plicht

Het rookverbod kan model staan voor de vele maatregelen die tijdens de pandemie werden genomen. Iedereen heeft uiteraard het recht om desnoods bewust covid op te lopen en ziek te worden. Wat Pieter Loridon onlangs deed – besmet speeksel in zijn neus stoppen om een infectie op te lopen – is niet strafbaar. Het probleem met een virus is dat wie drager is, en dat vaak niet eens weet, anderen kan besmetten en ziek maken.

“Daarom is het niet juist om te beweren dat we onder een gezondheidsdictatuur hebben geleefd”, zegt Loobuyck. “Niemand heeft u verplicht om gezond te leven. De maatregelen waren er om ánderen te beschermen. Dat heeft niets met een dictatuur te maken.”

Filosofen noemen dat het ‘schadebeginsel’, naar John Stuart Mill die het in zijn boek Over vrijheid uit 1859 zo noemt: als een bepaald gedrag anderen schade kan toebrengen, mag de overheid dat gedrag verbieden of aan banden leggen. “Maar opgelet”, zegt Loobuyck. “Het schadebeginsel zegt niet dat de overheid dat móét doen, het zegt alleen maar dat de overheid kán ingrijpen. Dat is een cruciaal verschil: als de overheid alles moet verbieden wat anderen kan schaden, zouden we niet eens meer met de auto mogen rijden – want je loopt nu eenmaal altijd het risico dat je een ongeval veroorzaakt.”

Filosoof Patrick Loobuyck: 'Vandaag moeten we toegeven dat er niet veel goede argumenten meer zijn om de coronapas nog te handhaven.'Beeld Wouter Maeckelberghe

Hoeveel risico we als samenleving willen aanvaarden, is een politieke discussie, aldus Loobuyck. “Het is duidelijk dat vanuit het schadebeginsel de pandemie een legitieme aanleiding was om in te grijpen. Zonder maatregelen zouden we nog meer overlijdens geteld hebben en zou het zorgsysteem gekapseisd zijn. Ingrijpen was dus zeker toegestaan, de vraag was hier veeleer hoe streng dat moest.”

Omikron en de vaccinatiegraad hebben het speelveld wel veranderd, geeft Loobuyck toe. Zo was hij bij het begin van de vaccinatiecampagne voorstander van de coronapas. “Mijn redenering was niet dat gevaccineerden een cadeau verdienden. Wel dat de overheid na vaccinatie geen redenen meer had om die persoon nog te beperken in zijn vrijheid. Wie gevaccineerd was, moest die vrijheid dus terugkrijgen. Vandaag moeten we toegeven dat er niet veel goede argumenten meer zijn om de coronapas nog te handhaven.”

Piano na tien uur

“De klok tikte”, zegt Alicja Gescinska. “Er moest snel gehandeld worden. Natuurlijk hebben politici beslissingen genomen die niet perfect waren. Maar ik denk niet dat wij de vrijheden die wij hebben ten volle appreciëren, want de reacties waren soms sterk overdreven. Om met de auto te mogen rijden, heb je een rijbewijs nodig – is er iemand die in dat verband klaagt over de ‘pasjesmaatschappij’, zoals met de coronapas? In het verkeer zijn er duizend-en-een regels, en dat vinden we normaal. Er is niets nieuws onder de zon, alleen was de snelheid waarmee alles gebeurde, ongezien.”

Het is altijd een afweging, vindt Gescinska. “Vrijheid is een evenwichtsoefening, en soms moeilijk. Omdat we geneigd zijn om alles op de eigen situatie te betrekken, en het brede plaatje uit het oog verliezen. Ik zeg niet dat ik op alles antwoorden heb. Ik ben mij ervan bewust dat elke vrijheidbeperking ten koste gaat van iets anders. Maar het is belangrijk om te weten dat je geen eiland bent. Een nachtmens die graag piano speelt en in een flat woont, heeft pech dat je na tien uur ’s avonds geen lawaai meer mag maken – die regel bestaat niet om de pianist te koeioneren, maar om anderen rust te gunnen.”

Behalve de coronapas, die mede de oneigenlijke functie had om de vaccinatiegraad op te drijven, was vooral de avondklok controversieel, omdat het geen beperking, maar een echte beroving van de vrijheid is – je mag de deur niet meer uit. “Er zijn redenen om te denken dat die ingreep te ver ging”, zegt Loobuyck. “Er was een samenscholingsverbod, dus die avondklok diende om de handhaving gemakkelijker te maken. Dat was dus geen epidemiologisch argument. Maar de morele logica van de meeste maatregelen klopte wel, ook de bescherming en vaccinatie van kinderen, die anderen kunnen besmetten.”

Auto met banaan

“Ik heb het gedoe rond de coronapas nooit helemaal begrepen”, zegt Koen Lemmens, hoogleraar grondwettelijk recht aan de KU Leuven. “De enige vraag die telde, was of die maatregel proportioneel bijdroeg aan het gewenste doel. Als dat niet het geval is, moet je zoiets meteen ook weer kunnen afschaffen. Dat zou men nuchter kunnen analyseren: maakt de coronapas de horeca vandaag nog veiliger of niet? Indien niet, dan moet die pas verdwijnen.

“Laat ik een absurd voorbeeld geven: als de overheid ons morgen verbiedt om tot drie uur na het eten van een banaan met de auto te rijden, dan is de enige vraag die een jurist zich moet stellen: heeft het eten van een banaan een invloed op de rijcapaciteiten? Zo niet, dan is het een onredelijke beperking. Dat gevoel had ik eerlijk gezegd bij de avondklok. Die ingreep had geen medische meerwaarde. En vergeet niet dat het op een bepaald moment zelfs verboden was om buiten op een bankje te zitten. Er zijn wel rare dingen gebeurd.”

Jurist Koen Lemmens: 'Politici hadden eerlijker moeten zijn als ze het zelf ook niet meer wisten. Dat zou een deel van de frustratie wellicht hebben weggenomen.'Beeld Wouter Maeckelberghe

Toch pleit Lemmens voor mildheid. “Die pandemie is ons overvallen, het beleid heeft vrij ingrijpende maatregelen genomen, maar de situatie was ook ingrijpend. En als zoiets gebeurt, verwacht de burger ook van de overheid dat die hem beschermt. Er is wrijving geweest, dat klopt. Maar ik weet niet of we onderweg echt veel zijn kwijtgeraakt. Dat het ondertussen voor veel mensen genoeg geweest is, en dat de discussies steeds feller zijn geworden, lijkt mij normaal. Redelijke mensen kunnen van mening verschillen.”

Wat hem wel opvalt, zegt Lemmens, is dat weldenkenden nogal snel de neiging hebben of hadden om neer te kijken op wie ontevreden was, zoals mensen die zich probeerden te verzamelen in zogenaamde vrijheidskonvooien. “Er bestaat een recht om te betogen, daar mag iedereen gebruik van maken, ongeacht of ik het daar nu mee eens ben of niet. 

“Hetzelfde geldt voor procedures bij het Grondwettelijk Hof. Toen het rookverbod in de horeca werd ingevoerd, trokken sommigen ook naar het Grondwettelijk Hof. Idem voor het bankgeheim en het boerkaverbod. Maar daar werd niet zo schamper over gedaan als vandaag soms. Wie vindt dat zijn of haar rechten en vrijheden worden aangetast, kan daar protest tegen aantekenen. Dat vind ik prima. Dat is gezond voor de democratie.”

Bezet de Brennerpas

Ook de truckersblokkades zet Lemmens niet weg als per definitie krankzinnig of ongehoord. “U herinnert zich dat misschien niet, maar twintig jaar geleden hebben milieuactivisten de Brennerpas eens meer dan een dag bezet. Oostenrijkse autoriteiten hebben dat destijds toegestaan. Toen werd daar niet over geklaagd. Ik zou dat ook nu niet doen. Het zou veel erger zijn, lijkt mij, als iedereen alles zomaar lijdzaam had ondergaan. Ik ben dus niet zo negatief gestemd als ik terugblik op twee jaar pandemie, de maatregelen en het protest daartegen.”

De democratie die haar werk deed: dat brengt ons bij Annelien de Dijn, hoogleraar politieke geschiedenis aan de universiteit van Utrecht. In haar recente boek Vrijheid ontwikkelt zij een visie die niet helemaal strookt met de invulling die de drie andere geïnterviewden eraan geven. Volgens De Dijn is vrijheid niet de vrucht van de liberale traditie, die het individu wil beschermen tegen de democratische meerderheid, maar is echte vrijheid juist democratisch van aard. “Dat is de oude invulling van het begrip”, zegt ze. “Zoals dat bij de oude Grieken leefde: echte vrijheid bestaat erin dat je het vermogen hebt om jezelf te besturen, te beslissen over je eigen lot. Met andere woorden: als een maatregel democratisch tot stand komt, vormt die geen inbreuk op je vrijheid.”

De Dijn redeneert dus niet vanuit grondrechten, maar vanuit de procedure: we zijn vrij als we betrokken zijn bij de besluitvorming die uitmondt in het beleid. “Ik vind het beroep op positieve vrijheid als alternatief voor de negatieve vrijheid sowieso paternalistisch”, zegt ze. “Omdat je de kwaliteit van een maatregel laat afhangen van de inhoud. Dat is ook het argument bij het schadebeginsel: dat is direct gelinkt met de inhoud van wetten, niet met de vraag wie die wetten heeft gemaakt. Terwijl dat voor mij hét punt is. Een wet die democratisch tot stand gekomen is, schaadt de vrijheid in principe niet.”

Historicus Annelien de Dijn: 'Als burger moet je beseffen dat elke wet een wekker is: je hebt die zelf mee ingesteld, maar dat wil niet zeggen dat je graag opstaat.'Beeld © Rebecca Fertinel

Dat je een crisis niet opgelost krijgt door uit te gaan van liberale grondrechten, heeft de pandemie volgens De Dijn juist bewezen. “Grondrechten zullen altijd met elkaar botsen. Het is altijd een kwestie van afwegen. In de echte wereld is dat lastig. Liberale filosofen proberen dat, door problemen uit de politieke sfeer te halen en er juridische kwesties van te maken, maar dat lijkt mij niet de goede weg. Als burgers politieke basisrechten hebben, krijgen zij de kans om te stemmen en actie te voeren om verandering af te dwingen. Al moet je als burger wel beseffen dat elke wet een soort wekker is: je hebt die zelf mee ingesteld, maar dat wil niet zeggen dat je graag opstaat.”

Dat we ongemerkt in een totalitair systeem zijn beland, vindt De Dijn onzin. “Dat is echt duidelijk absurd. Al verwondert het mij niet dat sommigen dat beweren. Toen de gordel werd ingevoerd, hoorde je soortgelijke argumenten. Er waren mensen die om religieuze redenen weigerden zo’n ding in de auto te dragen, omdat ze vonden dat de dood erbij hoort – ‘Als God het wil, moet ik maar sterven’.”

Een snelle leerschool

Zelfs de avondklok was voor De Dijn geen dictatoriale maatregel. “Dat zou pas het geval zijn als er geen democratische controle is op de ordetroepen die zo’n maatregel moeten handhaven. Dat is bij ons nog altijd duidelijk wel het geval. Mensen vergeten bovendien hoe erg de pandemie had kunnen zijn zonder drastische maatregelen.”

Koen Lemmens vindt het vrijheidsconcept van De Dijn wat te smal. “Zij hanteert een puur procedurele definitie, die het oordeel over een wet loskoppelt van de inhoud ervan. En dat vind ik te minimaal. Grondwetspecialisten hebben toch verschillende keren grote ogen getrokken. Het is goed dat er rechterlijke procedures bestaan om beslissingen aan te vechten. Hoe men aanvankelijk bestuurde, met ministeriële besluiten, dat vonden juristen bijvoorbeeld echt knoeiwerk. Al is dat gaandeweg verbeterd.”

“Eigenlijk was de pandemie een leerschool”, zegt Alicja Gescinska. “Regeringen hebben vaak en snel moeten schakelen. Daarbij zijn fouten gemaakt, en dat is normaal – mensen kunnen nu eenmaal stevig klungelen. Het zou fijn zijn mochten politici dat wat vaker toegeven. Maar of onze vrijheid schade heeft opgelopen? Dat weet ik niet. Misschien is ze door de druk en het snelle leerproces juist sterker geworden. Omdat we hopelijk beter beseffen: vrijheid is geen louter individualistisch ideaal, maar vooral een interpersoonlijke verworvenheid.”

Lemmens sluit zich daar gedeeltelijk bij aan. “Politici hadden eerlijker moeten zijn als ze het zelf ook niet meer wisten. Dat zou een deel van de frustratie bij veel mensen wellicht hebben weggenomen. Ook sommige experts waren volgens mij soms te stellig. En er is veel gevraagd aan de bevolking. Maar die heeft dat al bij al goed opgevolgd. Ik denk ook niet dat corona uiteindelijk een grote bedreiging heeft gevormd voor onze vrijheden. Ik denk dat de strijd tegen het terrorisme onze vrijheden al veel sterker heeft aangetast.”