Direct naar artikelinhoud
ReportageOorlog in Oekraïne

‘Ik sterf nog liever dan te moeten leven onder dictatuur van Poetin’: onze reporter voelt de strijdlust in Kiev

‘Ik sterf nog liever dan te moeten leven onder dictatuur van Poetin’: onze reporter voelt de strijdlust in Kiev
Beeld AFP

In Kiev blijft de spanning oplopen. Barricades worden opgeworpen, loopgraven verschijnen, in de schuilkelders wacht de bevolking op wat komen gaat. Verslag vanuit de Oekraïense hoofdstad: ‘Als gewone mens word je je plots scherp bewust van je eigen nietigheid hier op de grond.’

Op zo’n 25 kilometer voor Kiev gaat het licht uit. Het is negen uur ’s avonds, in het pikdonker zet de trein zijn tocht voort. We zijn op weg naar de hoofdstad van Oekraïne die vier dagen eerder voor het eerst onder vuur kwam te liggen van het Russische leger. De oorlog die Vladimir Poetin tegen Oekraïne is begonnen, is nog geen week oud, maar de spanning in het land is voelbaar in elke porie. Vanuit de gang in de verder zo goed als lege wagon kijken we naar het traag voorbijglijdende landschap. Berkenbossen hier en daar bedekt onder een laag sneeuw. Af en toe een lichtje van een huis, een rookpluim uit de schoorsteen. Een hemel bezaaid met sterren. Op de spoorwegmedewerkster na die ons vanaf het eenzame seinhuisje toezwaait, is er geen levend wezen te bekennen buiten. 

Het licht in de oude trein is uit om geen aandacht te trekken van de Russen, nemen we aan. Iets wat ons later in Kiev bevestigd wordt. “Wie weet wie of wat zich daar bevindt,” zegt een medereiziger, wijzend op de donkere voorstadjes. “Russen die ons in de gaten houden? Of Oekraïners?”

Vier dagen zijn we onderweg geweest om tot in Kiev te komen. Vanuit Hongarije trokken we per trein Oekraïne binnen, via het grensplaatsje Tsjop. Vervolgens ging het naar Lviv, waar het een gekkenhuis was met de gigantische stroom vluchtelingen uit Kiev, Kharkov en andere door oorlog getroffen gebieden. De mensen gingen bijna met elkaar op de vuist om toch maar op de trein te raken, kinderen huilden naast hun totaal ontredderde ouders. 

“Ik ben meer dan twintig uur met de auto onderweg geweest vanuit Kiev”, vertelde Olek (30) me te midden van de drommende mensenzee. “Hele delen van de weg zijn kapot, bruggen zijn gebombardeerd, we moesten via kleine boerenweggetjes omrijden. Ik breng mijn vriendin, mijn zus en mijn tante naar Polen en keer daarna terug om te vechten voor mijn land.” Iedere man tussen 18 en 60 jaar moet in Oekraïne blijven om zich beschikbaar te stellen voor de verdediging van het land, of hij nu wil of niet.

Wij gaan dwars tegen de stroom vluchtelingen in, op weg naar Kiev. Het laatste deel, van de stad Chmelnytsky tot Kiev, leggen we opnieuw via het spoor af. Om op zondagavond, in deze onwezenlijk krakende en zuchtende boemeltrein zonder licht uiteindelijk te arriveren in de Oekraïense hoofdstad. In het schijnsel van onze mobiele telefoons zoeken we onze bagage bij elkaar en stappen uit op een al even donker perron. Het is doodstil, de paar mensen die uitstappen verdwijnen al snel in de duisternis. We klimmen de trap op en belanden plots in de bewoonde wereld. In de gangen boven de perrons zitten mensen op stoelen te wachten op hun trein, het licht brandt, het lijkt een doodgewone doordeweekse avond. Maar niets is minder waar. 

Mensen slapen in het station van Kiev, wachtend op het einde van het straatverbod of wachtend op de eerste trein de volgende ochtend om te vluchten.Beeld Francesca Volpi

Het hele weekend geldt er al een straatverbod in Kiev; van zaterdag 17 uur tot maandagmorgen 8 uur. Niemand mag zijn huis uit. “Als je de straat op gaat, schieten ze”, waarschuwt een blonde vrouw ons. Met ‘ze’ bedoelt ze het leger, de politie en de burgereenheden die momenteel de veiligheid in de stad moeten bewaren. Ook Sergei, een jonge politieagent, zegt dat we het niet in ons hoofd moeten halen. “Ik weet een warme plek waar jullie de nacht kunnen doorbrengen, volg mij maar”, klinkt het. 

Sergei gaat ons voor naar de oude, statige restauratiezaal, een grote ruimte met indrukwekkende goudkleurige kroonluchters aan het metershoge plafond. Het is er zeker tien graden warmer dan in de rest van het station, de zaal ligt vol mensen die hier, net als wij, de nacht moeten doorbrengen. Ze liggen en hangen op de aanwezige neplederen zetels en op de grond, omringd door hun bagage. 

We zoeken een plekje bij de muur om ons te installeren, de jonge mannen naast ons staan meteen een deel van hun uit de zetels gejatte kussens af. Igor, de man achter de bar, is een vrijwilliger vertelt hij. Hij zorgt voor de gestrande reizigers en doet dat met zoveel overgave dat het me doet denken aan het Maidanplein waar tijdens de revolutie in 2014 een enorme solidariteit onder de bevolking heerste en iedereen met eten en hulpgoederen kwam aansjouwen voor de activisten. 

Er is geen drinkwater meer, excuseert Igor zich. Hij behelpt zich met kraanwater dat hij uit de toiletten haalt en kookt. We krijgen thee, droge boterhammen, een sinaasappel en de wificode. Het onthaal is zo hartverwarmend dat het niets meer uitmaakt om een nacht op de grond te slapen.

Strijdlust

Natalia is 35. Ze is een van mijn ruim 150 roomies vannacht. “Ik heb mijn twee kinderen in veiligheid gebracht bij familie buiten de stad”, vertelt ze ’s morgens terwijl we op het einde van het straatverbod wachten. Ze wijst op een enorme zak hondenvoer: “Ik ben teruggekeerd om mijn hond eten te geven, hij zit nog in mijn appartement. Er is nu al geen hondenvoer meer te krijgen in Kiev dus ik heb de grootste zak meegebracht die ik kan.” Ze heeft een eigen stelsel van plastic hengsels gefabriceerd om de zware zak te kunnen dragen. “Ik kom ook terug om te vechten. Ik wil mijn straat, mijn buurt en mijn stad beschermen tegen de Russen.” 

Als ik haar help de zware zak op haar rug te hijsen, kijkt ze me recht aan: “Natuurlijk ben ik bang voor een oorlog. Maar eerlijk? Ik sterf nog liever dan dat we moeten leven onder de dictatuur van Poetin.” Een uitspraak die we sinds onze aankomst al vaker gehoord hebben. Ik bezocht het land voor de eerste keer in 2006, tijdens de 20-jarige herdenking van de kernramp in Tsjernobyl, volgde de Maidanrevolutie en de daaropvolgende oorlog met de Russische separatisten, en telkens weer werd ik getroffen door de mentale kracht en strijdlust van de bevolking. Een spirit die tot op de dag van vandaag springlevend is.

Een oude vrouw loopt door het centrum van Kiev. De stad is volledig uitgestorven.Beeld Francesca Volpi

Als we om 8 uur buiten stappen en de enige taxi nemen die voorhanden is – de chauffeur vraagt 80 euro voor een rit van tweeënhalve kilometer want de benzine is schaars zegt hij – komen we in een totaal verlaten stad terecht. Waar ik drie weken eerder nog door een bruisend Kiev wandelde, is het nu volledig uitgestorven. Angstwekkend stil. Het doet denken aan de eerste lockdown in maart 2020. Geen auto’s, voetgangers, druk bezochte koffiebars of kleurrijke straatmuzikanten. Niets. Lege straten. Verweesde pleinen. Spookstad. Hoeveel mensen er nog overblijven, is niet bekend. We horen cijfers dat maar 20 tot 30 procent in de stad is gebleven, maar niemand kan dat bevestigen. In vier dagen tijd zouden al 500.000 mensen Oekraïne verlaten hebben, de komende dagen zal dat oplopen tot een miljoen.

Aan het Maidanplein stappen we uit. “Voorzichtig”, zegt de taxichauffeur. “Jullie worden overal in de gaten gehouden.” Hij wijst op de daken van de gebouwen, doelend op mogelijke sluipschutters.

Grimmig

Dat de sfeer in Kiev bijzonder grimmig is en de zenuwen strak gespannen staan, wordt al snel duidelijk. “Het straatverbod dit afgelopen weekend was er niet voor niets”, vertellen bewoners Mariana Zbanatska en Olexii Ivanchenko. “Er waren verschillende sabotagegroeperingen in de stad actief, bestaande uit Russen en sympathisanten. De Russen hebben weken geleden al mensen naar Kiev gestuurd die een appartement huurden en zich installeerden. Ze kleedden zich als politieagenten, hulpverleners, zelfs als militairen en reden rond om de locaties te vinden van de burgerdefensie-eenheden, opslagplaatsen en hulpverleningsposten. Ook markeerden ze bepaalde huizen en gebouwen die door de Russen vernietigd moesten worden.”

Tijdens het straatverbod hebben de veiligheidsdiensten het merendeel van de sabotagegroeperingen opgepakt, klinkt het. Vandaag gaat de avondklok pas weer om 22 uur in.

Samen met Mariana wandelen we door de verlaten stad. Voor de winkels, met name voor de apotheken, staan lange rijen wachtenden. Voeding in de stad wordt nu al schaars en aangezien de toevoerwegen alsmaar moeilijker bereikbaar worden, zou dat weleens een groot probleem kunnen worden de komende weken. “Reken erop dat je zeker twee uur bezig bent als je boodschappen wilt halen”, zegt Mariana. 

Als we bij het metrostation naar binnen willen omdat daar bewoners zitten die zich al dagen schuilhouden voor de Russische luchtaanvallen, moeten we onze papieren laten zien. Zodra de politie doorheeft dat we van de pers zijn, wordt ons de toegang geweigerd. Er mogen geen foto’s worden gemaakt, klinkt het bars. Alles wat in beeld verschijnt, kan door de Russen als doelwit gebruikt worden, luidt het.

In de kleine supermarkt vlak bij ons hotel zijn de rekken halfleeg. Zaken als brood zijn het eerste weg. Wat overblijft: zakken chips, blikken tonijn en alles wat ongezond is. Ze hebben geprobeerd de ruit van de voordeur in te slaan om eten te stelen, zegt de eigenaar, wijzend op de gemolesteerde ingang. “Maar de politie was snel ter plaatse, het is ze niet gelukt om binnen te raken.” 

Als we voor de kassa staan, wordt een klant achter ons met veel machtsvertoon aangehouden door twee gewapende agenten. Hij wordt gefouilleerd, moet dan op zijn knieën gaan zitten zodat ze de inhoud van zijn winkelmand kunnen controleren. En als we aan het einde van de middag in de hotellobby aan het werk zijn, stormen er plots vijf zwaar gewapende militairen binnen, hun geweren in de aanslag, alle kanten oprichtend, ook de onze. Voor we van de schrik bekomen zijn, rennen ze naar boven, naar de zevende verdieping waar verdachte figuren zouden zitten. Een kwartier later druipen ze af, zonder iemand mee te nemen.

Intussen wordt het donker en klinkt het luchtalarm in de stad verschillende keren na elkaar. In de verte horen we een doffe dreun; een appartementsblok aan de zuidkant van de stad is getroffen door een Russische raket, zien we op het nieuws. “Maar niemand is geraakt”, weet Olena Pravylo ons aan de telefoon te vertellen. Ze is van Kiev, net als haar ouders die vlak in de buurt van de aanslag wonen, op de negende verdieping van een flatgebouw. “Iedereen zat gelukkig in de schuilkelder.” Intussen horen we steeds dreigender berichten. Poetin zou vacuüm- en clusterbommen inzetten in Oekraïne, dusdanig krachtig dat je je als gewone mens plots scherp bewust wordt van je eigen nietigheid hier op de grond in Kiev. 

De berichten over het Russische militaire konvooi dat op weg is naar de hoofdstad en steeds dichterbij komt, klinken al even onheilspellend. De sfeer in het hotel wordt er aan het einde van de dag niet vrolijker op. Bezorgde gezichten, constant gerinkel van telefoons, bieps van berichtjes. Kiev maakt zich op voor een strijd waarvan niemand weet hoe die zal aflopen. Al wordt op Maidan en in andere straten de een na de andere barricade opgeworpen en graaft Kiev zich dag per dag dieper in; niemand weet wat er komen gaat en wanneer. De dreiging hangt als een gitzwarte donderwolk boven de stad.

De schuilkelders van het kinderziekenhuis Okhmadet. Sommige kinderen zijn ernstig ziek: 'We kunnen in deze situatie niets voor hen doen.'Beeld Francesca Volpi

In kinderziekenhuis Okhmadet, in hartje Kiev, hebben ze ruim honderd kinderen naar de schuilkelders van het gebouw moeten overbrengen. Kinderen en baby’s die te ziek zijn om ver te verplaatsen slapen op matrassen op de grond, samen met hun moeders. “Mijn dochtertje Ellis is een jaar en zeven maanden”, vertelt Natalie Vustotska. Ze is afkomstig uit Dnipro, een stad ten zuiden van Kiev, maar ‘woont’ sinds de eerste bombardementen op de hoofdstad in een van de schuilkelders van Okhmadet. Ze zit met haar kindje in de armen op een matras op de grond, naast een stapel kartonnen dozen met dekens en voedselpakketten. “Ellis kreeg vier maanden geleden corona, daarna ontwikkelde ze problemen met haar immuunsysteem. Ze moet worden geopereerd, maar door de oorlog is dat uitgesteld dus we zitten vast. We kunnen niet anders dan wachten.”

Er bivakkeren ernstig zieke kinderen in de schuilkelders, weet de dienstdoende verpleegster ons te vertellen. “Kankerpatiëntjes, kinderen die een beenmergtransplantatie nodig hebben, auto-immuunziektes… Maar we kunnen in deze situatie niets voor hen doen.” Er liggen ook drie kinderen die ernstig gewond zijn geraakt door de explosies van de afgelopen dagen. Een jongetje van zeven is nog altijd in levensgevaar. Hij zat met zijn vader en moeder in de auto toen die geraakt werd door een explosief. Beide ouders zijn dood.

Aan het einde van de rij matrassen in de schuilkelder buigt Oxana Kozylo zich vol liefde over haar baby. Nicol is 14 maanden oud en heeft Diamond-Blackfan-anemie, een zeldzame genetische aandoening waarbij het beenmerg onvoldoende rode bloedcellen aanmaakt. Ook Nicol moet geopereerd worden, het kindje wacht op een stamceltransplantatie. “Naast de zorg voor Nicol, zitten we nu dus ook nog eens vast in de oorlog van een megalomane wereldvreemde Rus”, klinkt het kwaad. “Vooral ’s nachts is het akelig. Als we de bommen horen dreunen, houden de moeders elkaars handen vast en beloven we elkaar dat onze kinderen ooit een gezond en vrij leven zullen leiden.”

Die middag wordt de tv-antenne in de stad beschoten, niet ver van ons hotel. Er vallen vijf doden. Die overigens pas worden opgehaald van de straat nadat de pers de dag nadien is langs geweest. De sfeer in de stad wordt grimmiger, de spanning neemt uur na uur toe. Poetin roept de bewoners op de stad te verlaten, hij zal Kiev niet sparen. Op een paar straten van Maidan wordt een oude man door een gewapende burgereenheid uit zijn huis gehaald. Opnieuw iemand die van samenwerking met de Russen wordt verdacht. Het sneeuwt, de lucht is loodgrijs en het is ijzig koud. De man loopt op zijn sloffen door de sneeuw tussen twee bewapende burgers in en wordt een militaire basis binnengeduwd. Vanaf het dak van een appartementsblok schreeuwt een sluipschutter iets naar zijn collega’s beneden op straat. 

Die nacht slaap ik met mijn schoenen en jas aan, klaar om naar de schuilkelder te rennen. Ik denk aan de woorden van Natalia die ik op het station ontmoette: “Ik sterf nog liever dan me over te geven.” Kiev zal niet zomaar capituleren, de stad zal vechten tot haar laatste zucht. Hopelijk komt het niet zover. We houden ons hart vast.