Direct naar artikelinhoud
ReportageBeerschot

Bekende Beerschot-fans over de nakende degradatie: ‘Ze kunnen niet beter, hè’

Café Het Kartel, thuis­haven van een van de vele supporters­clubs. Veel valt er niet te vieren voor de Beerschot-aanhang.Beeld Franky Verdickt

Deze zondag spelen Antwerp en Beerschot om de eretitel van ‘Ploeg van ’t Stad’. De derby winnen zou voor de ploeg van het Kiel, de laatste in de stand, een zeldzaam lichtpunt in een duister seizoen zijn. ‘We kunnen het de spelers niet eens verwijten.’ 

Ze zeggen dat een kat negen levens heeft. Maar hoe zit dat met een beer? Ik vraag het voor een vriend. Of beter: een bevriende voetbalclub. Als sportjournalist behoor je objectief en onpartijdig te zijn, maar ergens in ons aller jeugd zorgen de bedradingen in onze hersenen ervoor dat er sympathie ontstaat voor één sporter of één club. Iedereen heeft recht op een misstap in zijn leven.

In mijn geval is dat Beerschot en de schuldige hiervoor was mijn grootvader langs moeders kant. De genaamde Jef Rubbens had zelf op zijn veertiende voor het eerst dat olympisch stadion op het Kiel betreden en gaf daarbij blijk van een perfect gevoel voor timing: in de lente van 1922 maakte hij de eerste landstitel van de club mee, de eerste van zeven, allemaal veroverd tussen de twee wereldoorlogen.

Vooral in de roaring twenties roarde de club in paars en wit dat het een lieve aard was. Na de ­Tweede Wereldoorlog had bompa jarenlang Rik Coppens zien jongleren met de bal en schudden met zijn kont, ik kreeg die dribbelverhalen tijdens het havermout­ontbijt te horen.

Toen ik zelf zondag 20 november 1966 voor het eerst mee mocht, niet eens acht jaar jong, was dat een euforisch moment voor een kleine jongen. De uitslag, 3-6 voor de bezoekers uit Brugge, deed er niet toe. Op zo’n moment denk je niet aan winst of verlies, je wordt meegezogen in de massa, die ik mij, vreemd genoeg, alleen nog herinner in zwart-wit, alsof de tv-beelden van die dag meer zijn bijgebleven dan de beleving op zich. Bedwelmend is het adjectief dat nog het best mijn gevoel van die namiddag omschrijft. De volgende thuismatch droeg ik al een paars-witte sjaal en muts, dát herinner ik me dan weer volop in kleur.

Ik had twee van de grote drie uit de clubgeschiedenis dan wel gemist – Raymond Braine en Rik Cop­pens – maar ik mocht in de jaren zeventig toch het debuut van Juan Lozano beleven, de derde musketier van het Kiel, artiest op noppen, briljante en grillige je-m’en-foutist, perfect passend bij de sfeer van de club. Lelijk winnen is eigenlijk verliezen, volksvermaak is belangrijker dan de uitslag op het scorebord, tribunespelers zijn op het Kiel altijd warmer onthaald geweest dan harde werkers met twee linkervoeten.

Beerschot, dat is een tikkeltje arrogantie, een grote smoel, bijtende humor, altijd opnieuw de grens opzoeken (en er vaak over gaan), een vleugje grootheidswaanzin dabei. ‘Wie kan er óns wat ­maken?’ Die teneur. ‘We do what we want’ staat vandaag nog altijd te lezen op het dak van een van de tribunes.

Hoogmoed en val

Beerschot doet niet meer wat het wil. De grootspraak blijkt leegspraak te zijn, opnieuw doemt de ondergang aan de einder, niet zo heel ver hiervandaan. Behoudens een voetbalmirakel is de degradatie een van de komende weekends een feit. Het zou de vierde keer in de geschiedenis zijn dat Beerschot uit de hoogste klasse wordt gebonjourd. De eerste keer gebeurde dat in 1981, na een ­dubieuze omkoopaffaire. Onbewezen, zo voeren supporters meer dan veertig jaar later nog altijd aan, louter gebaseerd op het verhaal van één ­journalist, van De Morgen nota bene, die een tooggesprek afluisterde waarin de dader pochte met wat hij had uitgericht. De voetbalbond was onverbiddelijk. Het bleef bij één seizoen in tweede ­klasse.

De fans zien Beerschot weer verliezen, nu van Standard, afgelopen woensdag.Beeld Franky Verdickt

In 1991 volgde een nieuw drama: onmiddellijke degradatie naar derde klasse omdat er nu naast sportieve ook financiële problemen waren. Acht jaar later ging het enige echte Beerschot, dat van stamnummer 13, failliet, net geen 100 jaar oud.

Ach, hoogmoed en val horen gewoon in dezelfde zin thuis op het Kiel.

Weet u welke reporter die 9de mei 1999 een ­verslagje van die allerlaatste wedstrijd tegen, god­betert, RITA Berlaar mocht maken voor Sport­weekend, te midden van vijfduizend radeloze en hartstochtelijk wenende fans? Uw dienaar.

Dankzij de fusie met Germinal Ekeren overleefde de naam Beerschot. Germinal had geen stadion, Beerschot geen geld: noem Germinal Beerschot Antwerpen gerust een verstandshuwelijk. Dat eindigde in geruzie en de intrede, in berenpak, van een eigengereide nieuwe voorzitter-eigenaar, Patrick Vanoppen, die alleen de naam Beerschot behield. Met Tene quod bene, ‘behoud wat goed is’, de clubleuze, hield de man geen rekening. Hij hielp de ‘nieuwe’ club in recordtempo de dieperik in. Degradatie, faillissement, de bekende volgorde. U mag één keer ­raden wie toen elf maanden woordvoerder is geweest van dat vehikel.

KFCO Wilrijk bood in de zomer van 2013 een reddende hand, de identiteit Beerschot overleefde op de tribunes, jaar na jaar werd een titel behaald in de lagere reeksen. Carnaval op het Kiel voor zesduizend trouwe fans, aangevuld met evenveel successupporters wanneer er een titel te vieren viel. In 2019 werd Wilrijk afgestoten, veranderde de clubnaam in Beerschot Voetbalclub Antwerpen en keerde zelfs stamnummer 13 terug.

Er was intussen ook al een nieuwe eigenaar (bouwbedrijf DCA uit Beerse) en nog één (United ­World, met aan het hoofd de Saudische prins Abdullah Bin Mosa’ad bin Abdulaziz al-Saud). Beerschot werd kampioen in 1B, Rapha ‘Antwerpse Messi’ Holz­hauser won ei zo na de tweede Gouden Schoen uit de clubgeschiedenis (de enige tot nog toe was, uiteraard, voor Rik Coppens), de paarse bomen leken tot in de hemel te groeien. We do what we want. Viel dat even tegen.

En dus wenkt in maart 2022 alweer de degradatie – voorlopig nog geen faillissement. En wie mag daar een stukje over schrijven in deze courant? Juist, ja.

Gestamp op houten planken

Danny Geerts (63) mag je gerust de chroniqueur van het Kiel noemen. In zijn boeken Carnaval op ’t Kiel (2015) en Beerschot en de Olympische Spelen van 1920 (2020) dompelde hij de lezer onder in een warm nostalgisch bad, waarna je weer wakker wordt onder de ijskoude douche van het heden. “Vroeger was Beerschot de club van de haute finance. ‘Wij kennen iedereen’ was zo’n beetje de slagzin in de jaren 1920 en 30. Het bestuur dacht dat alles kon en mocht, en dat was eigenlijk ook zo, als je kijkt naar de zeven titels uit die ­periode.”

Zelf ging hij voor het eerst kijken op 22 oktober 1967, tegen Anderlecht. Uitslag: 2-0. “Dat maakte enorme indruk op een jongen van acht. Dat gestamp op die houten planken. De supporters die nog in het Frans ‘allons, les mauves’ zongen. Ik zei dadelijk tegen mijn moeder dat ik veertien dagen daarna opnieuw wilde gaan kijken. Sindsdien heb ik alles meegemaakt: er was altijd wel iets te doen op den Beerschot.”

“Na het faillissement in 2013 kon Beerschot, dankzij KFCO Wilrijk, op bescheiden niveau heropstarten. Marc Steenackers was de drijvende kracht achter de successen, maar sinds hij in maart 2017 verongelukte, is het bergaf beginnen te gaan. De club haalde wel nog enkele jaren spelers die op een niveau hoger meekonden, maar vergat vorige zomer te anticiperen op het tweede seizoen in 1A. Er kwamen jonge buitenlanders van wie de ­eigenaars dachten dat die op termijn miljoenen zouden opbrengen, maar wat ben je daarmee als je tegen de degradatie moet vechten? Er zit geen lijn in. Frustrerend. Ook al ben ik een optimist: ik heb de hoop opgegeven.”

Ilias Sebaoui en co. moeten rekenen op een mirakel om de degradatie af te wenden.Beeld Photo News

Wat wordt het zondag op de Bosuil? Geerts: “Als ik rechtuit zou moeten spreken, zeg ik: 3-0 voor Antwerp. Maar Antwerp is onberekenbaar, dus laten we hopen op een slechte dag voor de thuisploeg en een goede voor de bezoekers. 1-1.”

Gebrek aan voetbalknowhow

Marc Janssen (53) heeft sinds 13 (!) september 1979 nauwelijks een wedstrijd van Beerschot gemist. Goede tijden, slechte tijden, meer slechte dan goede helaas. “Ik zag dit debacle aankomen”, zegt de voorzitter van supportersclub SC De Mannekes. “Vorig seizoen hebben we in de tweede ronde amper punten behaald. Ik zei toen al tegen een bestuurslid dat we niet meer dan zes spelers uit die kern moesten behouden. Hij lachte daar eens mee. Och ja, dat krijg je met een onbekwaam bestuur, waarin er een gebrek aan voetbalknowhow is. Ik verneem ook dat de neuzen niet in dezelfde richting staan, de Belgen in het bestuur staan tegenover de vertegenwoordigers van de prins. Onze sportief verantwoordelijke, Jan Van ­Winckel, leidt meerdere clubs en werkt op meer dan vijfduizend kilometer van hier. Een Antwerpse voetbalclub kan je niet vanuit Saudi-Arabië leiden. Dat maakt dat in het bestuur niemand 100 procent met Beerschot bezig is.”

In het verleden leidde dat weleens tot een supportersopstand, nu heerst gelatenheid. “Het heeft geen zin om aan de poorten van het stadion te gaan schudden, want de mensen die het voor het zeggen hebben, zitten hier niet. We hebben al zoveel meegemaakt, ­eigenlijk vinden de meesten het niet meer zo erg wat er nu gebeurt. Dan kunnen we binnenkort weer in een lagere afdeling plezier maken. De mensen komen nog kijken uit gewoonte, niet meer uit fanatisme. En we kunnen het de spelers niet eens verwijten, zij kunnen niet beter.”

Eén horrorscenario blijft de fans bespaard: degradatie na een nederlaag op het veld van de stadsrivaal. “Noem het een pleister op de wonde”, knikt Janssen. “Dat zou het nog extra pijnlijk gemaakt hebben.” Pronostiekje voor morgen? “Goh, wat een smerige vraag. Niet verliezen zou al goed zijn. 0-0 of zo.”

Vitosha-scenario

Halfweg de jaren 70 stond Frank Raes (68) op een zucht van de eerste ploeg van Beerschot. Hij maakte deel uit van een voor hem net iets te straffe generatie, met Juan Lozano, Walter Meeuws en ­Emmanuel Sanon als medespelers en Rik Coppens als trainer. In de carrière die hij vervolgens wel maakte, kwam Beerschot opnieuw voor. Hij gebruikte de clubnaam zelfs geregeld als gimmick in zijn voetbalcommentaar.

“Mijn vader is in de Beerschotstraat geboren, hij was voorbestemd om supporter te worden. Zelf heb ik als journalist afstand leren nemen, maar ik blijf de club wel volgen. Heel jammer wat er nu gebeurt. Van eerste provinciale naar 1A, de club leek gezond te zijn, maar nu blijkt toch dat ze niet zo goed geleid wordt. Een voorbeeld: ze huren een prima voetballer als Moisés Caicedo en na een paar maanden is die weer weg. Of ze halen een Argentijnse trainer, Javier Torrente, van wie niemand hier ooit gehoord had, die alleen Spaans spreekt en onze competitie niet kent. Ik snap de filosofie niet zo goed van mensen die vijf clubs ­tegelijk leiden.”

In het seizoen 2020-2021 was de Oostenrijkse spelmaker Rapha Holzhauser de grote man, met zestien doelpunten en evenveel assists. Nu zit hij aan drie en zeven. “Het zou fout zijn de schuld op hem af te schuiven”, stelt Raes. “Begin vorig seizoen had je die fantastische wisselwerking met Tarik Tissoudali, maar die vertrok in januari. Nu is het veel minder en op den duur zie je alleen nog maar zijn gebreken: hij is traag, werkt niet altijd even hard, moet ingebed worden in een elftal. Maar Holzhauser blijft wel een uitzonderlijk talent. In de Belgische competitie heeft niemand een betere traptechniek.”

Frank Raes, hier in 2015 op de begrafenis van Rik Coppens, stond halfweg de jaren 70 op een zucht van de eerste ploeg van Beerschot. 'Zelf heb ik als journalist afstand leren nemen, maar ik blijf de club wel volgen. Heel jammer wat er nu gebeurt.'Beeld Benoit De Freine

Op 26 september 1989 gaf Frank Raes commentaar bij de UEFA Cup-wedstrijd tussen Antwerp en het Bulgaarse Vitosha Sofia. De heenmatch was op 0-0 geëindigd. Op de Bosuil stond het na 89 minuten, met tien tegen elf, 1-3. Antwerp won nog met 4-3. Een voetbalmirakel. Is een Vitosha-scenario voor Beerschot denkbaar? “Mathematisch kan het nog, zou René Vandereycken zeggen. Maar dan kijk ik naar die moeilijke speelkalender: neen, ik denk niet dat het zal lukken.” En de derby? ­“Antwerp is favoriet, maar ik zeg 2-2. Twee goals van Holzhauser.”

Loslaten

“Nooit gedacht dat het zo’n rampseizoen zou worden”, zegt Gene Bervoets (65), een jongen van het Kiel die intussen wel al drie jaar in de Nederlandse provincie Zeeland woont. “In het begin denk je: dit komt nog wel goed. Niet dus. Zelf ben ik al jaren niet meer in het stadion geweest. Voor mij is voetbal: de match zien en achteraf met maten pinten pakken. Dat kan niet als je nog honderd kilometer moet rijden. Ik heb het moeten loslaten. Tegenwoordig volg ik de wedstrijden meestal op de radio en dan zit ik thuis de hele tijd mijn kas op te vreten.”

“Het verval is begonnen met de verkoop van Tissoudali aan KAA Gent. Daardoor viel een belangrijk onderdeel van de as van het team weg. Ik vond het ook spijtig dat ze de jonge trainer Will Still hebben laten gaan. In de plaats kwam Peter Maes, van wie ik geen fan was. Hij wilde het elftal anders laten voetballen, maar dat werkte niet en probeer het dan nog maar eens terug te draaien. Het werkvoetbal van Maes vloekte met het DNA van Beerschot.”

Maar dan staat de optimist in Gene Bervoets opeens recht. “Ik blijf erin geloven. Match na match hoop je dat het zal kantelen en dat gebeurt dan niet, maar wie weet... Als ze morgen kunnen stunten, groeit de hoop opnieuw. Antwerp is met 0-1 bij ons komen winnen, Beerschot zal hetzelfde doen.”

Wie is de mol?

‘Spectaculair mislukt’, zou de presentator van De mol wellicht concluderen over het seizoen van Beerschot tot nog toe. En laat die presentator nu zelf ook net een grote fan zijn van de club in ­mauve en wit. “Door covid en omdat ik om de twee weken Sports Late Night presenteer op Play4, ben ik helaas niet meer zo vaak in het stadion aanwezig”, zegt Gilles De Coster (41), die eind jaren 90 voor het eerst op de tribune zat. “Dat maakt dat ik al twee jaar geen doelpunt meer heb gezien op het Kiel. Berusting is nog het beste woord om mijn gevoel als supporter te omschrijven. Ik aanvaard dat we laatste staan. Dit is geen pech, Beerschot is gewoon de minst goede ploeg van 1A. Al had ik dit echt niet zien aankomen. Vorig jaar hebben we de heenronde afgewerkt op enthousiasme. De terugronde was veel minder, maar ik had toch eerder een rustig seizoen verwacht. Natuurlijk doet dit pijn. Nul-drie op je doos krijgen is nooit leuk voor een supporter. Toch is er altijd snel die zelfrelativering. Wij blijven lachen.”

Weet hij al wie de mol is binnen de club? “Zo nauwgezet volg ik het niet op”, lacht hij. “Ik ben een liefhebber, geen kenner. Dat er fouten zijn gemaakt, spreekt voor zich. We moeten realistisch zijn: dit komt niet meer goed. Na een goede ­wedstrijd volgen er twee slechte en de tijd dringt. Ach, dan ga ik volgend seizoen maar naar wedstrijden in 1B kijken, daar zullen we ons ook wel amu­seren.”

Trainer Gregoire Vanderidt en verdediger Jan Van den Bergh druipen af na het 2-3 verlies tegen Charleroi, op 25 februari.Beeld Photo News

Ten slotte, een voorspelling voor morgen. “Ik kan me er niet toe brengen om te zeggen dat we zullen verliezen, maar ik kan me er ook niet toe brengen om te zeggen dat we gaan winnen. Doe dan maar 2-2 en een plezante match voor iedereen.”

Hopen tegen beter weten in

Wil Beerschot zich nog redden, dan heeft het bij wijze van spreken een olympische sprong over een heel hoge lat nodig. Tia Hellebaut (44) kon dat in Peking. Zij kreeg het paars-witte levens­elixer mee via haar vader. Een achterneef van haar, Marc Schaessens, droeg lang een paars shirt. Zelf probeert ze nog geregeld een wedstrijd in het stadion mee te pikken en als dat niet lukt, volgt ze Beerschot op tv. “Het is hopen tegen beter weten in”, weet de olympisch kampioene hoogspringen van 2008. “Eigenlijk voelen we de bui al een tijdje hangen. Daar komt nog bij: als je in de hoek zit waar de klappen vallen, zit het meestal ook nog eens niet mee. Volgens mij kan dit niet meer rechtgetrokken worden, deze ploeg hangt met haken en ogen aan elkaar, ik mis mentaliteit. Ik zie geen elf vrienden op het veld staan die er samen voor gaan.”

Misschien wachten de spelers wel op de verlossing: degradatie gevolgd door een vrije transfer? “Dat begrijp ik dan niet zo goed. Als je naar een andere club wil gaan, moet je je toch in de kijker spelen? Goed trainen, met een positieve ingesteldheid aan een wedstrijd beginnen, daar word je zelf toch alleen maar beter van?”

Gevraagd naar een pronostiek voor de derby, toont Hellebaut zich plots een echte supporter. “Antwerp zit ook niet in een goede periode. Stel: als wij voor komen, zou het wel eens kunnen dat zij de pedalen verliezen. Ik zeg: 1-2. Mirakels bestaan.”

Ploeg van ’t Stad

Antwerp-Beerschot, wie ligt daar nu nog wakker van? Antwerp-trainer Brian Priske, allicht, hij is stilaan aan zijn wedstrijd van de laatste kans toe, na een reeks wanprestaties. Radja Nainggolan, misschien, ambassadeur van Beerschot, speler van Antwerp. De fans, ongetwijfeld, zij kunnen straks een hele week pochen dat ze een sjaal van de ‘Ploeg van ’t Stad’ dragen, als er een winnaar is tenminste en als dat dan ook nog eens hún club is.

'Berusting is nog het beste woord om mijn gevoel als supporter te omschrijven', zegt 'De mol'-presentator Gilles De Coster. 'Ik aanvaard dat we laatste staan. Dit is geen pech, Beerschot is gewoon de minst goede ploeg van 1A.'Beeld Franky Verdickt

Eigenlijk is het onzinnig om op basis van één wedstrijd te claimen dat je de ‘Ploeg van ’t Stad’ bent. Op dit ogenblik is Antwerp zonder meer Antwerpens fraaiste: sportief, financieel, commercieel en qua infrastructuur heeft de Great Old een stilaan onoverbrugbare voorsprong opgebouwd ten aanzien van de eeuwige rivaal. Historisch is wijlen Beerschot AC/VAV/VAC (1899-1999) vaandeldrager, met zeven titels en twee bekers, tegenover respectievelijk vier en twee voor de mannen van Deurne-Noord. En qua anciënniteit is Antwerp dan weer onklopbaar, want... stamnummer 1.

A propos, het wordt 0-1 morgen. De geest van Rik Coppens duwt de bal in de vijfde minuut van de toegevoegde tijd met de neus over de lijn. Na een kwartier beraadslaging met zijn assistenten ziet de VAR er geen graten in.