Direct naar artikelinhoud
AchtergrondPolitiek

Wie onze ‘aanvalstank’ ziet, begrijpt waarom België eigenlijk niet meer aan een echte oorlog kan deelnemen

September 2005. André Flahaut woont een oefening bij van Belgische troepen in het noorden van Duitsland.Beeld Photo News

‘Een klein leger, maar een dik leger.’ Zo luidde het ludieke motto van Kamagurka in 1983. Op het moment dat Kama zijn liedje zong, telde ons leger net geen 90.000 actieve militairen, waarvan bijna driekwart beroeps. 3,35 procent van het bbp ging naar defensie. Vandaag telt ons leger nog 25.000 beroepsmilitairen en liggen onze uitgaven voor defensie op 1,08 procent. Vechten in een echte oorlog is voor ons land eigenlijk onmogelijk geworden. Hoe is het zo ver gekomen?

en

Begin jaren zeventig van vorige eeuw kent de Koude Oorlog even een lichte dooi. Op maandag 22 mei wordt de Amerikaanse president Richard Nixon ontvangen in het Kremlin voor een top met Sovjet-leider Leonid Brezjnev. De ontmoeting legt de basis voor de ‘détente’. 

Tijdens zijn verblijf in de Sovjet-Unie ondertekenen beide leiders het ABM-verdrag (Anti-Ballistic Missile) en SALT I. Dat laatste bevriest het aantal nucleaire lanceerinstallaties. Ondanks die internationale ontspanning en ondanks de moeilijke economische omstandigheden, levert ons land in de jaren zeventig behoorlijke militaire inspanningen.

Drijvende kracht is Paul Vanden Boeynants, acht jaar lang ononderbroken minister van Landsverdediging in zes verschillende regeringen. De man heeft lef en daadkracht. Dat bewees hij al enkele jaren voordien, toen zijn ontslagnemende regering nog snel 106 Mirages bestelde bij Dassault. Aan een journalist die hem de vraag stelde of zo’n ingrijpende beslissing wel tot “de lopende zaken behoort”, antwoordde hij: “Dat zijn geen lopende zaken, vriend. Dat zijn vliegende zaken.”

Vanden Boeynants verhoogt het operationeel karakter van ons leger, o.m. dankzij de uitbreiding van de vloot, de uitrusting van de verkenningseenheden met 1.497 lichte pantserwagens, een verbeteringsprogramma voor de Leopard-tanks, de aanschaf van 80 jachtpantsers JPK als antitankwapen en het invoeren van Swingfire- en HAWK-raketten en het geleide anti-tankwapen Milan. 

De Brusselaar vernieuwt verder de transportvloot van de luchtmacht, koopt de Alpha-Jet als vervanging van het opleidingstoestel Fouga Magister en ook de Sea King heli. Dé aankoop onder zijn bewind is echter die van “dertig miljard”, de vervanging van onze 116 Starfighters door F-16's.

Kritiek

VDB krijgt veel kritiek. Van scholieren en links, omwille van zijn wat misbegrepen hervormingsplan dat de uitgaven — het evenwicht personeel, werking, investeringen — binnen de aangegane NAVO-verbintenissen moet houden. Van Knack, omdat hij de aankoop van Mirages probeert door te duwen. Maar ook van binnen het leger, van generaal Robert Close. 

In 1976 zorgt diens boek ‘L’Europe sans défense’ — vertaald in negen talen — voor opschudding. Close schetst een ontluisterend beeld van de NAVO-defensie en stelt dat de Russen in 48 uur aan de Rijn kunnen staan. De dag dat de Sovjets Afghanistan binnen vallen (1979) en de Koude Oorlog naar zijn laatste vriespunt evolueert, levert België op conventioneel vlak nochtans een redelijk correcte bijdrage aan de NAVO-defensie. Ons land heeft een behoorlijk uitgerust beroepsleger van 65.000 man, waarvan 25.000 gelegerd in Duitsland.

Op datzelfde moment verlegt de politieke en publieke aandacht zich naar de discussie over het zgn. NAVO-dubbelbesluit om het nucleaire evenwicht op het Europese continent te herstellen. Door verzet van links Vlaanderen zal het tot 1985 duren eer er kernraketten voor de middellange afstand in ons land geplaatst worden. In tussentijd is het defensiebudget onder de regering Martens V en minister Freddy Vreven (PVV) na een kleine daling opnieuw op het niveau van 1981.

1982 : bezoek van Wilfried Martens aan de Verenigde Staten. Het gepalaver over de plaatsing van de kernraketten deed onze reputatie van Navo-bondgenoot geen goed. Martens V krikte de defensie-inspanning wel weer op. Voor het laatst in de geschiedenis.Beeld Photo News

Sanering

Bij het aantreden van Martens VI (november 1985), met als begrotingsminister Guy Verhofstadt en minister van Landsverdediging Xavier de Donnéa, keert dat. Achteraf zal blijken voorgoed. Na het herstellen van de concurrentiekracht, zal deze regering werk maken van de sanering van de overheidsfinanciën. In constante euro’s zal het defensiebudget in dertig jaar tijd halveren, terwijl het bbp in diezelfde periode verdubbelt. Kwalijke evolutie, die dus al is ingezet nog voor de val van de Muur en het einde van de Sovjet-Unie. Acht jaar (tot 1993) gaat het zelfs zeer hard, vanaf dan minder fel.

Defensieminister Guy Coëme bestelt in 1988 nog helikopters bij Agusta maar ligt dwars wanneer de Amerikanen de kernraketten in ons land willen moderniseren. Argument is dat er met Gorbatsjov in het Kremlin iemand aan het bewind is waarmee te praten valt. Op 1 januari 1992 zit die er niet meer en is de Sovjet-Unie uit elkaar gevallen. Enkele maanden later treedt de rooms-rode regering Dehaene I aan, met als minister van landsverdediging Leo Delcroix (CVP).

Leo Delcroix (l.), minister van Defensie, op de eedaflegging van koning Albert II, 9 augustus 1993. Dat jaar zwaait de laatste lichting dienstplichtigen af.Beeld Photo News

Pechvogels of gelukzakken

Delcroix schaft meteen de dienstplicht af. Ondanks de bezorgdheid van stafchef generaal Charlier en van de NAVO. Ze worden gepaaid met het vooruitzicht van een beroepsleger 45.000 man sterk. Minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback spreekt van de “uitkering van het vredesdividend”. Hij ziet het toekomstige Belgische leger vooral als “een onderdeel van een soort internationale politiemacht”. De verdediging van het nationale grondgebied — klassieke opdracht — is voor de geschiedenisboeken. Volgens Leo Delcroix zijn dienstplichtigen trouwens “onvoldoende gevormd” voor landsverdediging. Laat staan voor opdrachten in het buitenland.

De lichting 1993 is dus de laatste. Pechvogels of gelukzakken, die jongens? Iedereen denkt het eerste, Delcroix zegt het tweede. “Ze moeten twee maanden minder dienen dan hun voorgangers”. En voegt hij er nog aan toe: “Er zal toch nog wat meer te doen zijn dan wc’s kuisen”. Maar niet veel meer. Premier Dehaene, die wil toetreden tot de euro, bevriest het defensiebudget voor vijf jaar op 97 miljard frank (2,4 miljard euro). Voor nieuwe investeringen is er amper nog geld: 5,4% van dat budget.

Premier Jean-Luc Dehaene "beklimt" een Leopard-tank bij zijn bezoek aan de 7e Brigade in Marche-en Famenne. Defensie-minister Jean-Pol Poncelet krijgt echter geen extra middelen.Beeld BELGA

De gevolgen zijn voor Jean-Pol Poncelet (PSC), Defensieminister in de regering Dehaene II. Via een parlementair debat over de toekomst van het leger — met legertop, wapenlobby, vredesbeweging en NAVO-secretaris-generaal Solana — probeert hij een verhoging van het defensiebudget te bekomen. 10 miljard frank extra is nodig om ons op het niveau van Nederland, Denemarken of Noorwegen te hijsen. Onmogelijk, zegt begrotingsminister Herman Van Rompuy (CVP).

Alarmbel

Een aantal generaals trekt aan de alarmbel. Roger Maes, stafchef van de landmacht, zegt dat België niet “ten volle” kan deelnemen aan een operatie in Kosovo, wegens gebrek aan modern materieel. Voor het eerst wordt ook gezegd dat het snel vergrijzende beroepsleger de oudjes wil doen afvloeien. Aan de andere kan stelt er zich een rekruteringsprobleem. 1.800 vacatures in de krijgsmacht raken niet ingevuld. Vooral Vlamingen doen liever iets anders. Poncelet doorbreekt dan maar de heilige 60-40-verhouding Nederlandstaligen-Franstaligen.

De eerste vijftien jaar van het nieuwe millennium wordt het departement Defensie beheerd door twee ministers. De eerste, André Flahaut (PS) minister in Verhofstadt I en II, wil nog een leger van 37.000 manschappen. Strategisch Plan 2000-2015 legt de middelen vast op 100 miljard frank, bepaalt dat dit bedrag geïndexeerd wordt en voorziet nog extra budget voor verjonging van het personeel. Van dit alles komt niks in huis. In december 2003: nieuwe voornemens. Dit keer zegt het Stuurplan van Defensie dat de legerbegroting tot 2015 naast de jaarlijkse inflatie drie keer zal groeien met 0,5%. Ook daar komt niks van. In werkelijkheid daalt de defensiebegroting in constante euro tussen 2000 en 2007 van 2,48 naar 2,28 miljard euro.

Pieter De Crem en koning Albert II tijdens het militair defilé van 21 juli 2012. Bij elk nieuw plan is er de belofte van een klein, maar modern leger. Klein is het alvast ondertussen.Beeld REUTERS

Bij zijn aantreden maakt Pieter De Crem (CD&V) zich sterk dat hij daar verandering in zal brengen. Hij wil nog een leger van 35.000 manschappen, legt hij uit in juni 2008. Drie jaar later zijn het er al wat minder. En wanneer hij voor de vijfde keer minister van Defensie wordt onder Di Rupo, ligt de ambitie nog op 30.000. Bij elk nieuw plan komt de belofte van een klein, maar modern leger. 

Zoals gezegd, klein is het ondertussen. Nog 25.000 manschappen sterk, sinds de passage van Steven Vandeput (N-VA). Die slaagt er wel in — Poetin had ondertussen de Krim geannexeerd — om de regering Michel een groeipad te laten uittekenen voor de defensie-uitgaven. Die moeten in 2030 op 1,3 % van het bbp liggen. We komen van 0,8 procent, de NAVO vraagt 2 procent.

Onder Flahaut konden we van onze 42.000 militairen er hoogstens 800 naar het buitenland op missie sturen. Nu officieel “gemiddeld” 1.000. In theorie toch. Momenteel zijn we al in Mali, Niger en Oost-Europa. Het bijkomend sturen van 300 soldaten naar Roemenië in het kader van de snelle reactiemacht van de NAVO blijkt een moeilijke klus. De voertuigen van de eenheid uit Marche-en-Famenne die het moet organiseren zijn niet allemaal operationeel inzetbaar, “wegens een gebrek aan onderhoud”. Leveren van 3.800 ton brandstof geleverd aan de Oekraïense troepen, idem: onvoldoende tankwagens.

‘Voldoende minimum’

Volgens Yves Huwart van de militaire vakbond ACMP de schuld van Pieter De Crem. “Vroeger hadden we hangars vol staan met inzetbare voertuigen. Hij besloot een nieuw concept in het leven te roepen: het ‘voldoende minimum’ aan materiaal en dat onderling uitlenen of delen.” Generaal Marc Thys, vice-stafchef, zegt op Twitter iets gelijkaardigs. “Ter herinnering : Pir 138/242 - Din 220/352.” ‘Pir’ staat voor de Piranha, een Zwitsers pantservoertuig. Er werd aan Defensie een aankoop beloofd van 242 pantservoertuigen, uiteindelijk kregen ze er 138. Hetzelfde voor de ‘Din’ of Dingo’s, een Duits pantservoertuig. Pieter De Crem besloot de laatste optionele aankoopschijf telkens af te blazen.

Gevolg? “Vechten in een echte oorlog is voor ons land eigenlijk onmogelijk geworden. We konden sowieso al niet meer ingezet worden in gevechten die behoren tot het hoogste geweldsspectrum”, zegt Yves Huwart. Wie onze “aanvalstank” Piranha III-C DF90 (18 stuks in dienst) aan het werk ziet — eigenlijk een gepantserd anti-tankwapen waarvan het kanon niet werkt — begrijpt waarom.