Direct naar artikelinhoud
ReportageKinderopvang

‘Het is crisis in de kinderopvang’: op bezoek in een kinderdagverblijf

In Vlaanderen moet elke kindbegeleider zich ontfermen over zes tot negen kinderen. In de buurlanden zijn dat er slechts drie tot vijf.Beeld © Eric de Mildt

Na de dood van een baby en de berichten over personeelstekorten in de kinderopvang, groeit de bezorgdheid van de ouders. Lotte Beckers neemt poolshoogte in het kinderdagverblijf van haar dochtertje, en ziet gepassioneerde ­begeleiders op hun tandvlees lopen.

Tien maanden oud is mijn dochter Rosa, en als ik haar ’s ochtends het kinderdagverblijf La Primavera in Antwerpen binnendraag, trappelt ze met haar beentjes van blijdschap. Nog nooit heeft ze gehuild als ik vertrek en ’s avonds, na het obligate verslagje over de groentepap die altijd vlot binnengaat en de dutjes die ze vaker niet dan wel doet, gaat ze vrolijk weer mee naar huis. Het doet me deugd: van enig schuldgevoel over haar dagen in de opvang heeft ze mij ondertussen wel verlost.

Maar ik zie ook dat Yana, haar kindbegeleidster in de babygroep, de laatste weken heel moe is: door de vijfde coronagolf moet zij de boel draaiende houden. Sinds september, toen Rosa hier voor het eerst kwam, tel ik al drie begeleidsters die vertrokken zijn, en een heleboel collega’s, stagiaires en losse medewerkers die de gaten helpen dichten. Dat zijn ook steeds nieuwe gezichten aan wie Rosa telkens weer moet wennen. De voorbije weken werden ook de openingsuren regelmatig aangepast: door ziektes en uitval was de opvang noodgedwongen beperkt van halfnegen tot vijf.

Het deed me denken aan die video van twee moeders die ik in het najaar op sociale media zag: ‘Negen is echt te veel’. Ze hadden het over het aantal kinderen per begeleidster in Vlaanderen. De moeders in het filmpje sommen op: “Frankrijk 5. Polen 5. Griekenland 4. Engeland 3. Nederland 3.” 

Bij ons werd die ratio in 2014, bij de invoering van het laatste decreet, opgetrokken van 6,5 tot 9, samen met Bulgarije het hoogste aantal in Europa. Ik herinner me ook de enigszins laconieke reactie van bevoegd minister Wouter Beke (CD&V) op die video, samen te vatten als: we komen nu al volk tekort. En dan kwam het nieuws over een baby die gestorven is door mishandeling, in een kinderdagverblijf dat al jaren een slechte reputatie heeft.

En ook al trappelt mijn baby ’s ochtends vrolijk met haar beentjes, toch voel ik twijfel en bezorgdheid. Hoelang houdt mijn crèche het vol? Wanneer geeft Yana er uitgeput de brui aan en moet Rosa alweer wennen aan een nieuw, vreemd gezicht? Komen hier vroeg of laat ongelukken van? Als ik bel naar mijn crèche, winden ze er geen doekjes om: “Het is crisis in de kinderopvang.”

‘Het is crisis in de kinderopvang’: op bezoek in een kinderdagverblijf
Beeld © Eric de Mildt

“Het is niet verwonderlijk dat het soms misloopt”, zegt Michel Vandenbroeck (UGent), professor pedagogie gespecialiseerd in kinderopvang. “Wat als ik je zeg: ik heb een groot huis, ik ga samen met mijn vader en schoondochter een kleuterschool oprichten, schrijf je kleuter gerust in? Je zou zeggen dat ik gek ben, zo doen wij niet aan kleuteronderwijs. Maar zo doen we wel aan kinderopvang.”

Hoe dat kan? “We willen meer opvangplaatsen creëren, maar we zijn niet bereid om daarvoor de nodige middelen te voorzien. Maar er bestaat niet zoiets als goedkope kinderopvang. Iemand betaalt de prijs: ofwel de kinderen, ofwel de ouders, ofwel de kindbegeleiders. En in Vlaanderen alle drie, vrees ik.”

Pompen of verzuipen

Het is woensdagnamiddag en Yana geeft fruitpap aan twee kinderen tegelijk, terwijl ze een derde baby op haar schoot houdt: het kleintje is hier nog maar een paar weken en heeft nog veel nood aan fysieke nabijheid. Op de grond zit Rosa, ze schudt een speelgoedje heen en weer en jammert een beetje, immer hongerig. “Ik kan niet meer dan twee kinderen tegelijk eten geven, want dan is het niet meer kwalitatief”, zegt Yana. Lees: anders is het zo snel mogelijk zo veel mogelijk eten in zoveel mogelijk monden proppen.

In de babygroep zijn vandaag twaalf van de veertien baby’s aanwezig, en Yana heeft hulp van twee stagiaires. Dat telt hier als een goede dag. Maar dan nog: met twaalf hongerige baby’s blijft het voeden tegen de klok. En Eef heeft vandaag al drie keer overgegeven, ze zit wat suffig in de relax. “Ik houd haar in het oog, maar ik kan niet de troost geven die ik wil”, zegt Yana, terwijl ze Rosa en Vic in de stoeltjes zet voor hun fruitpap. Amper een paar minuten later dommelt Vic in. Probleem: de kinderen horen niet te slapen in de stoeltjes. “Maar als ik hem nu in bed leg, gaat Rosa huilen omdat ze haar fruitpap wil.”

Vaak komt ze handen tekort, zegt Yana, die hier al vijf jaar werkt. “Het is dag in, dag uit baby’s in en uit bed halen, eten geven, pampers verversen. Ik kom niet toe aan wat ik zou willen doen: er zijn zo veel activiteiten die we zouden kunnen organiseren om de kinderen te stimuleren. Het is vandaag prachtig weer, we willen zo graag naar buiten. Maar we hebben gewoon geen tijd om alle baby’s warm aan te kleden. Dat is heel frustrerend.”

De beruchte ratio in de kinderopvang — acht kinderen per begeleider, negen als er twee begeleiders zijn — is voor Yana het grootste probleem. “Met twee zorgen voor veertien baby’s: dat is niet haalbaar. Maar veel mensen denken dat kinderopvang niet meer is dan pampers vervangen en wat spelen met de kindjes.”

Drie minuten rust

Alle kinderen hebben gegeten. De stagiaires beginnen aan twaalf luierwissels terwijl Yana even op de grond zit, met twee baby’s op haar schoot. “Dit is hier rust”, glimlacht ze. “Drie minuten zitten, tot iemand me weer nodig heeft. Maar er zijn duizend andere dingen die ik eigenlijk zou moeten doen: de vaatwas moet naar de keuken gebracht worden, de was moet op tijd in de wasmachine, de vloer ligt vol speelgoed, dus ik zou eens moeten opruimen. Er zijn dagen dat ik pas tijdens de middagpauze besef dat ik nog niet heb gedronken.”

Ze somt op: naast het zorgen voor de baby’s staat ze ook in voor de administratie, de dagelijkse was, de vloer dweilen, de bedden op- en afdekken en het speelgoed reinigen. Ze onthoudt van elk kind wat zijn of haar gewoontes en rituelen zijn, wanneer het geslapen en gegeten heeft en of dat anders verliep dan normaal. Daarnaast zijn er de teamvergaderingen, de kindobservaties, de pedagogische zorg en het overleg met de ouders. “Je moet af en toe eens kunnen stilstaan bij elk kind: hoe evolueert de baby? Voelt hij of zij zich hier goed? Wat kunnen we doen om het kind te stimuleren, als bijvoorbeeld de grove motoriek wat aandacht nodig heeft?”

In het Antwerpse kinderdagverblijf La Primavera: ‘Veel mensen denken dat kinderopvang niet meer is dan pampers verversen en wat spelen.’Beeld © Eric de Mildt

Ondertussen is Arthur, die zich al kan rechttrekken, op expeditie vertrokken: hij is op een relax geklauterd. “Jij wil graag klimmen, hè Arthur, maar hier kan je ook rechtstaan”, zegt Yana, terwijl ze hem aan een tafeltje zet. “Er wordt van ons veel meer verwacht dan de pure verzorging van de kinderen, en dat is ook normaal. Het is bewezen dat de eerste drie levensjaren cruciaal zijn voor de ontwikkeling. Het is ook aan ons om ze uit te dagen, te leren omgaan met elkaar, hun taalontwikkeling te stimuleren.”

De kennis van wat kinderen nodig hebben, is de laatste jaren fel geëvolueerd, zegt kinderpsychiater Binu Singh (UZ Leuven). Zo is bewezen dat de eerste duizend dagen, vanaf de conceptie tot een jaar of twee, bepalend zijn. Gaat het goed, dan heeft een kind daar zijn hele verdere leven deugd van. Maar loopt het mis, dan is dat een voorspeller voor bepaalde ziektes, zoals diabetes, obesitas of depressie. “De manier waarop we kinderopvang organiseren is niet mee geëvolueerd met de kennis die we hebben. Het is heel belangrijk om in die periode toxische stress te vermijden. Wat wij verwachten van een drie maanden oude baby, die we acht uur per dag naar de opvang sturen, is eigenlijk heel onrealistisch”, zegt Singh.

“Kinderen kunnen hun stress nog niet reguleren, daarvoor hebben ze volwassenen nodig die hen weer rustig kunnen maken. Maar met acht huilende baby’s en één begeleider die niet weet waar eerst te beginnen, is dat niet haalbaar.” Singh ziet ze regelmatig in haar praktijk, zegt ze: huilbaby’s, of kinderen met chronische slaapproblemen, veroorzaakt door stress overdag.

Constant schipperen

In de babygroep kijkt Yana zenuwachtig naar de klok. “Ik begin stress te krijgen over de was die ik dringend moet gaan doen, zodat de machine op tijd vrij is voor andere groepen.” Maar Roel, die op haar schoot zit, protesteert luid als ze hem voorzichtig op de grond zet. Hij wil haar niet loslaten. “We proberen echt om voor de baby’s vaste hechtingsfiguren te zijn. Maar omdat zo veel collega’s uitvallen, zijn er kindjes die zich vastklampen aan mij. Niemand mag hen vastpakken, ik mag zelfs amper uit hun gezichtsveld. Ze zoeken een houvast.”

Het zwaarste aan haar job, zegt Yana, is het constante geschipper: tussen de zorg voor de kinderen, de logistieke en administratieve taken, en ondertussen proberen de kinderen gelukkig te houden. Voortdurend moet ze kiezen welke taak prioritair is. Ze wijst naar Rosa, die een magazine aan stukken scheurt. “En de rustige, zelfstandige baby’s, met hen probeer ik mondeling wel regelmatig contact te maken. Maar eerlijk: ze krijgen weinig aandacht.”

De kinderopvang zoals we ze vandaag kennen is ontstaan in de jaren 1980, toen steeds vrouwen meer buitenshuis gingen werken en een economische oplossing zich opdrong. Ingrid Verhoeven, de verantwoordelijke van mijn crèche, is in die tijd begonnen in de kinderzorg. Ze herinnert zich dat de nadruk toen lag op hygiëne. “Elke dag kregen de kinderen een bad en namen we hun temperatuur.”

Volgens de meest recente cijfers (2020) van Opgroeien, het agentschap voor onder andere gezins­ondersteuning, gaat tegenwoordig 54 procent van alle kinderen tussen twee maanden en drie jaar naar de kinderopvang (bij kinderen tussen 24 en 30 maanden is dat 71 procent). Dat aantal neemt toe: in 2007 ging 43 procent van de kinderen naar de crèche of onthaalmoeder.

Lees ook
Beeld © Eric de Mildt

Ook de verwachtingen van ouders zijn gegroeid. “Baby’s hebben bijvoorbeeld vaker de gewoonte om dicht bij hen te slapen. Ik vind die nabijheid heel goed, maar voor ons is het moeilijk om elk kind in slaap te wiegen”, zegt Verhoeven die ik onlangs in de gang met een buggy rondjes zag rijden met een baby’tje dat alleen zo in slaap kan vallen. “Ik zit regelmatig aan mijn computer met een baby in een draagdoek.”

Maar terwijl de noden toenemen, vindt ze steeds moeilijker (gekwalificeerd) personeel. Eén vacature raakt maar niet ingevuld, en binnenkort komt er nog een plek vrij. Verhoeven: “Een jaar of vijf geleden kregen we per vacature honderd sollicitatiebrieven, nu krijgen we slechts sporadisch een reactie.

Van de groep die reageert, gaat de helft in op de uitnodiging voor een gesprek, en van hen komt er meestal maar eentje opdagen. We leiden nu noodgedwongen zij-instromers op. Dat zijn gemotiveerde mensen die we zorgvuldig selecteren, maar dat vraagt ook tijd en energie. Ik ben heel fier over de kwaliteit van onze opvang, maar ik maak me zorgen over de toekomst.”

Ondermaatse opleidingen

Volgens cijfers die Celia Groothedde (Groen) verzamelde, schreef de kinderopvang 4.068 vacatures uit in 2020, en 3.293 in de eerste drie kwartalen van vorig jaar, en dat alleen voor kindbegeleiders. Van de lokale besturen krijgt 96 procent de vacatures niet ingevuld, weet ook de Vereniging van Steden en Gemeenten. Dat heeft vaak gevolgen voor de wachtlijsten en de kwaliteit van de opvang.

“De minister wijt het tekort graag aan de huidige krapte op de arbeidsmarkt, maar we kaarten dit probleem al jaren aan”, zegt Groothedde. “In de scholen is de bloedarmoede al langer zichtbaar: stagiairs zien ook wel dat de kindbegeleiders verzuipen. Ondertussen gaat de eerste generatie onthaalouders met pensioen.”

Ondermaatse opleidingen
Beeld DM

Ook Yana zegt dat iedereen de problemen al van ver zag aankomen. “Kinderopvang is geen interessante job meer: het is fysiek en mentaal heel zwaar werk, maar het wordt matig betaald, je werkt lange dagen en krijgt weinig respect van de overheid. Veel collega’s haken af: ze zijn gefrustreerd of ze vinden een andere job met betere uren en een beter loon.”

De Vlaamse regering organiseerde daarbij ook haar eigen concurrentie: onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) besliste vorige zomer om 550 kindbegeleiders aan te trekken voor het kleuteronderwijs. Lees: betere uren, meer vakantie en minder stress.

Ook de coronacrisis heeft er zwaar ingehakt. Zoveel aandacht als er was voor het onderwijs, zo weinig werd gepraat over de kinderopvang. “Wij zijn altijd open gebleven, toen mensen met een essentieel beroep opvang nodig hadden”, zegt Verhoeven. “Onze medewerkers waren echt bang: het virus was nog onbekend en we hadden geen mondmaskers. We zijn ook altijd gevoelig geweest voor besmettingen: dit is bij uitstek een contactberoep.” De begeleidsters kwamen ook niet in aanmerking voor prioritaire vaccinatie, terwijl daar voor het onderwijzend personeel wel voor werd gelobbyd.

In de babygroep heeft Eef weer overgegeven: haar kleertjes hangen vol, net als de vloer. “Ik ga haar ouders toch laten opbellen, dit vind ik niet oké”, zegt Yana. Voor de kinderen moet ze elke dag vrolijk zijn, zegt ze. “Heb je een mindere dag, dan moet je je daar over kunnen zetten. En als ik me niet goed voel, voel ik me toch verplicht om door te zetten, omdat ik weet wat de gevolgen zijn voor mijn collega’s, de ouders en de kinderen.”

Van haar medestudenten - ze volgde een beroepsopleiding kinderzorg - werken amper drie van de dertien in de kinderzorg, vertelt ze. Elk jaar schrijven honderd leerlingen minder zich in voor het zevende jaar kinderzorg, en twee derde van de studenten zegt dat ze niet later eens van plan zijn om te werken als kindbegeleider. Verhoeven vindt de opleiding ook ondermaats. “We zien soms stagiairs die in hun zevende specialisatiejaar nog nooit een baby hebben vastgehouden.”

Ondermaatse opleidingen
Beeld © Eric de Mildt

Dodelijk voor de reputatie

De tekorten in de kinderopvang zijn een probleem waar veel landen mee worstelen: de OESO publiceerde er al verschillende rapporten over, zelfs de Europese Commissie is ermee bezig. “Maar in ons land hebben we de neiging om het probleem op te lossen door de lat steeds lager te leggen”, zegt professor Vandenbroeck. “We rekenen politici af op de lengte van de wachtlijsten, maar wat voor zin heeft het om duizend extra opvangplekken te creëren als we niet kunnen garanderen dat kinderen er goed worden opgevangen?”

Er wordt wel ingezet op zij-instromers, die op de werkvloer hun kwalificatie kunnen behalen, maar in de praktijk betekent dat vooral nog meer werk voor de kindbegeleiders. En je kunt sinds kort met eender welk bachelordiploma een kinderdagverblijf opstarten, zelfs als je dus pakweg boekhouding gestudeerd hebt.

Het zijn kortetermijnoplossingen die een neerwaartse spiraal veroorzaken, zegt Vandenbroeck: “Een overheid die zegt dat ook ongekwalificeerden zo aan de slag kunnen én die tegelijk niets doet aan de lage lonen en moeilijke werkomstandigheden, dat is dodelijk voor de reputatie van de sector.”

Het buitenland toont nochtans dat het anders kan. In Zweden gaan kinderen pas vanaf één jaar naar de opvang, zodat ze er zeker klaar voor zijn. In Denemarken zijn onthaalouders, die hier erg geïsoleerd werken, verbonden in nauwe netwerken en organiseren ze bijvoorbeeld samen activiteiten voor de kinderen. En in Frankrijk hebben ze zelfs een beperking moeten instellen voor de bachelor kinderopvang wegens te groot succes. Celia Groothedde: “Door ook bachelors in te zetten, staat de opvang sterker, terwijl de begeleiders ook behoorlijk worden betaald. Dat zijn politieke keuzes.”

Ter vergelijking: waar België volgens Vandenbroeck ongeveer 0,1 procent van het bruto nationaal product aan kinderopvang uitgeeft, is dat in landen als Frankrijk, Duitsland en Nederland het dubbele. “In Zweden en Denemarken zelfs het tienvoudige.”

De manier waarop de financiering van de sector in elkaar zit, houdt de problemen ook mee in stand, stelt de professor. Omdat de kinderopvang deels betaald wordt per prestatie — dus per kind per dag — is het zaak om de bezettingsgraad zo hoog mogelijk te krijgen. Vandenbroeck: “Ik ken plekken waar de bezetting noodgedwongen oploopt tot 120 procent, omdat ze ervan uitgaan dat er altijd wel wat kinderen afwezig zijn. Als de buikgriep uitbreekt en te veel kinderen blijven thuis, dan krijgt de voorziening simpelweg de rekeningen niet betaald.”

Camera’s

Maar wat betekenen al die problemen eigenlijk? Ben ik een geluksvogel omdat mijn dochter vrolijk naar een crèche gaat waar ze warm wordt opgevangen? Volgens Opgroeien kan 10 tot 15 procent van de ouders niet terecht in de opvang die ze verkiezen: soms passen de openingsuren niet of is de opvang te duur, maar ook een gebrek aan vertrouwen wordt weleens als reden aangehaald.

Ook ontstellend: een onderzoek in 2017 naar onze kinderopvang leerde dat er nauwelijks een verband is tussen de kwaliteit van de opvang en de tevredenheid van de ouders. Maar hoe zou je het ook moeten weten, of de opvang voldoet? In Antwerpen is deze week beslist dat de stedelijke kinderdagverblijven met camera’s worden uitgerust. “Is dat dan de oplossing?”, vraagt Verhoeven zich af. “Willen we vertrekken vanuit wantrouwen?” Ze is ook bezorgd over het imago van de kinderopvang, na alle alarmkreten. “Terwijl hier ook zo veel goeds gebeurt.”

Vandenbroeck: “Na het drama in kinderdagverblijf ’t Sloeberhuisje in Mariakerke las ik een interview met een vader wiens kind ook daar werd opgevangen. Die man zei dat hij zich zo schuldig voelde omdat hij het niet had zien aankomen. Maar je moet dat als ouder ook niet zien, dat is de taak van de overheid. Die moet aan elke ouder kunnen zeggen: ongeacht welke opvang je ook kiest, als het door ons vergund is, dan beloven wij dat het veilig is. Dat is nu niet zo.”

Camera’s
Beeld © Eric de Mildt

Het is inmiddels al bekend dat er tussen de 23 en 30 inspecteurs zijn voor de 6.600 opvanginitiatieven in Vlaanderen, en dat de gemiddelde tijd tussen klacht en inspectie ruim twee maanden bedraagt. Wel, zo vertelt Verhoeven, zijn ze recent op de vingers getikt door preventiedienst Idewe omdat officieel elk personeelslid een opleiding moet krijgen om pakweg correct met een mixer te werken. Maar over de reële kwaliteit van onze kinderopvang weten we bitter weinig. In 2017 werd voor de allereerste keer een doorlichting uitgevoerd — kort samengevat: kinderopvang schaadt niet, maar we halen er bijlange niet uit wat er potentieel inzit. Let wel: in die tijd was de situatie lang niet zo prangend als vandaag. Maar terwijl Nederland wel elk jaar een grootschalige kwaliteitsmonitoring uitrolt, is het hier nog steeds wachten op een vervolgonderzoek. Volgens minister Beke staat dat volgend jaar op de planning.

Beke erkent via zijn woordvoerder dat de kinderopvang vandaag op zijn limieten botst. “De opvang biedt geen afdoend antwoord meer op de maatschappelijke noden.” Deze legislatuur wordt daarom 120 miljoen euro extra vrijgemaakt, een budgetstijging van 23 procent: daarmee worden onder meer de lonen verhoogd en zij-instromers aangetrokken. Om de beruchte ratio met één kind per begeleider te verlagen, zou nog 82 miljoen extra nodig zijn. “Maar in 2020, weliswaar het eerste coronajaar, stelden we vast dat er in de groepsopvang per 6,6 kinderen één voltijdse kracht aanwezig was.”

Maar de experts pleiten voor een totaalrenovatie van de sector, weg van het gerommel in de marge. “Je moet een huis niet blijven verbouwen. Soms is het goedkoper om het plat te gooien en opnieuw te beginnen”, zegt Binu Singh. “De kinderopvang moet een deel worden van die befaamde village, een sociale omgeving dat het belang van het kind centraal zet en waar ouders op kunnen terugvallen. Dat zou een win zijn voor iedereen.”

Het project ‘Vroeg en Nabij’ zal die oefening maken, stelt Beke. Daarbij hoort voor hem ook de vraag: willen we onze kinderen nog wel zo vroeg naar de opvang sturen?

Als we Yana vragen of ze deze job tot haar pensioen wil volhouden, is haar antwoord resoluut: nee. “Ik doe deze job heel graag, de kinderen gelukkig zien geeft me veel voldoening. Zeker in deze coronatijden probeer ik voor hen een houvast te zijn. Maar het vergt elke dag het uiterste van mij.”

Verhoeven: “Ik ben de laatste weken vaak bijgesprongen, en er waren zo veel momenten waarop ik Yana zo graag even naar de refter had gestuurd, zodat ze eens vijf minuten kon uitblazen met een koffie. Maar dat gaat niet. Je moet zo veel geven in deze job. Je moet de stress kunnen hanteren, en de kinderen moeten dat voelen, dat je dat kan.”

De namen van de kinderen zijn om privacyredenen gewijzigd.