Direct naar artikelinhoud
InterviewKinderen van Wouter Torfs

De kinderen van Wouter Torfs: ‘Niemand van ons zei: ‘Ik wil bij Torfs werken.’ Maar er was ook niemand die het níét wilde’

De kinderen van Wouter Torfs: ‘Niemand van ons zei: ‘Ik wil bij Torfs werken.’ Maar er was ook niemand die het níét wilde’
Beeld Geert Van de Velde

Het zou fijn werken moeten zijn bij Wouter Torfs: al tien keer werd Schoenen Torfs uitgeroepen tot Beste Werkgever van België en één keer zelfs van Europa. Toch werkt vandaag maar één van zijn vier kinderen bij het familiebedrijf. De anderen gingen hun eigen weg, in binnen- én buitenland. Allemaal goed voor de pater familias, aldus zijn dochters en zoon. Na enig gegoochel met agenda’s nemen ze samen plaats voor de recorder. ‘We legden papa strenge regels op: als we samen tv keken, ging de telefoon uit.’ 

Onze plaats van afspraak is het appartement van Tine Torfs  in hartje Mechelen. “We zijn al een beetje aan het inpakken”, verontschuldigt ze zich voor rommel die er níét ligt. Samen met haar vriend Sören staat ze op het punt naar het buitenland te vertrekken. Maar voor we het daarover hebben, gaan we terug naar het begin: naar hun kindertijd, die ze doorbrachten in Berlaar bij papa Wouter, CEO, en mama Annemie, tandarts. “Wij hebben echt een schone jeugd gehad.”

Kaat Torfs (35): “Evelien en ik schelen maar een jaar. We waren zussen én beste vriendinnen. Alles deden we samen: we sliepen op dezelfde kamer, gingen samen naar de jeugdbeweging, zaten samen op kot. (Tegen Tine) En jij was onze levende pop, dat weet ik nog goed!”

Tine Torfs (27): “Ik trok als kind veel op met Toon. Ik zie me ’s nachts nog met mijn matrasje door de gang sluipen om bij hem te gaan liggen. Ik was bang alleen. Hij vertelde me dan verhalen uit Dragon Ball Z, een serie waar we graag naar keken, waardoor ik nóg banger werd (lacht). Arme Toon, achteraf bezien. Hij was al een jaar of 13 toen en zat voortdurend met dat kleine mormel in zijn kamer.”

Toon Torfs (31): “Ik vond dat niet erg. Als enige jongen tussen drie meisjes ben ik opgegroeid in een vrouwelijke context, met veel zachtheid en zorg. Papa, de enige andere man in huis, is ook een zachte mens. Ik heb me daar altijd goed bij gevoeld. Alleen voor mijn hobby’s had ik misschien graag een broer gehad, maar daar probeerde ik Tine dan in mee te trekken.”

Tine: “Wat nog lukte ook (lacht). Ik was een halve jongen: voetballen, skateboarden, fietsen. Gewoon om bij Toon te kunnen zijn.”

Zijn jullie streng opgevoed?

Toon: “Totaal niet.”

Kaat, Evelien, Toon en Tine, de kinderen van Wouter Torfs: ‘Papa’s grootmoeder Jeanne stond erop dat hij de zaak voortzette. Niet dat hij daar spijt van heeft, maar hij wilde het met ons wel anders aanpakken.’Beeld Geert Van de Velde

Tine: “Als ik kijk naar ouders van nu, vind ik onze opvoeding toch ook niet níét streng. Mama en papa hechtten veel belang aan structuur en wilden vooral niet dat we verwend werden. We kregen niet zomaar allemaal een zak chips, het was één kommetje op tafel en delen. Aan zee mochten we niet zomaar én een ijsje kopen én een gocart huren.

“Als tiener mochten we al wat meer. Als jongste had ik het natuurlijk wel gemakkelijk. De discussies waren al gevoerd, het pad was geëffend.”

Kaat: “Ja, door mij (lacht). En ik was een nogal brute padeffenaar. Ik herinner me dat ik op mijn 15de per se wilde uitgaan, maar van mama en papa mocht dat pas vanaf mijn 16de. Dus stelde ik een petitie op en liet die door al mijn klasgenoten ondertekenen. ‘Zie eens, mama en papa: zij mogen allemaal wél al uitgaan.’ De anderen legden thuis natuurlijk dezelfde petitie voor (lacht). Het werkte: we mochten uitgaan in het jaar waarin we 16 werden.

“Mijn drang om uit te gaan was héél groot. Van mijn 18de tot 22ste ben ik even stilgevallen, maar alleen omdat ik een vast lief had en hij wat ouder was. Toen die relatie voorbij was, ben ik meteen opnieuw begonnen. (Tegen Evelien) Jij was me toen dankbaar, hè?”

Evelien Torfs (34): “O, ja. Alles werd voor me geregeld – het voordeel van de tweede te zijn. Pas op, dat heeft ook nadelen. Toen ik later zelf keuzes moest maken, voelde ik dat ik dat niet gewend was. Ik heb moeten zoeken: welke richting ga ik uit als ik niemand kan volgen?”

Jullie vader was toen al CEO van Schoenen Torfs, maar hij stond erop tijd voor jullie te maken.

Evelien: “Altijd. Mama had vroeger haar eigen tandartspraktijk, ze moest geregeld ’s avonds werken. Dan stopte papa ons in. Hij was er ook altijd écht. Hij luisterde naar ons, hij zat intussen niet met zijn hoofd bij het werk.

“Vanaf ons 12de nam hij elk van ons op onze verjaardag mee naar een restaurant voor een tête-à-tête. Hij koos altijd een mooie plek uit, het waren fantastische avonden. Ik herinner me hoe belangrijk ik me voelde, dat ik daar met hem mocht zitten en zijn volledige aandacht kreeg.”

Kaat: “De komst van de smartphone heeft wel iets veranderd. Hij heeft het lang uitgesteld, maar kocht uiteindelijk toch die BlackBerry. Vanaf dat moment was hij geconnecteerd, zeker nadat hij ook een laptop had gekocht. Het werk stopte niet meer, zelfs niet op vakantie. Hij bakende het wel af: op een bepaald moment ging de laptop dicht en de smartphone aan de kant.”

Tine: “Wij legden hem regels op: als we ’s avonds samen tv keken, ging de BlackBerry uit. Daar hield hij zich aan. En er waren ook voordelen aan. Papa bracht ons elke ochtend naar school, en dan reed hij door naar De Valk, een cafeetje aan de Grote Markt in Lier, om er al wat te werken tot de files voorbij waren. Dat kon alleen dankzij die laptop.”

Kaat: “Na een tijdje vond hij De Valk zo leuk dat hij er ook op zaterdagochtend ging werken (hilariteit).”

Kaat: ‘Het geld dat de anderen kregen voor hun kot, kreeg ik om te reizen. Daar ben ik mama en papa dankbaar voor.’Beeld Geert Van de Velde

Papa’s vragenlijst

Droomden jullie ervan om in zijn voetsporen te treden?

Toon: “Dromen is veel gezegd, maar het zat wel ergens in mijn achterhoofd. Ik keek op naar papa, en ik zag dat hij gelukkig was in zijn job. Hoewel ik het toen nooit expliciet uitsprak, heb ik de optie om bij hem te gaan werken wel altijd opengehouden.”

Kaat: “Dat deden we allemaal, denk ik. Niemand van ons zei: ‘Ik wil bij Torfs werken.’ Maar er was ook niemand die het níét wilde.”

Hoopte hij erop?

Kaat: “Dat denk ik wel. Toen ik hem vertelde dat ik communicatiewetenschappen wilde studeren, was hij daar niet onverdeeld blij mee.”

Wouter Torfs (schuift mee aan tafel na een uitgebreide begroeting met zijn kinderen): “Ik herinner me hoe ik zei: ‘Dat is niet de beste voorbereiding om te doen wat ik doe.’ Waarop Kaat: ‘Wie zegt dat ik wil doen wat jij doet?’”

Kaat: “Ik was de eerste die ging studeren, en hij had in zijn hoofd: mijn oudste, die moet voor economie of rechten gaan. Dát waren de goeie richtingen. Maar communicatiewetenschappen?! (lacht)

“Hij draaide snel bij, hoor. Ik was net aan mijn studie begonnen toen hij weer eens een interview had. ’s Avonds zei hij dat het zo’n toffe journaliste was geweest, en dat hij mij dat eigenlijk ook wel zag doen.”

Evelien: “Voor mij was het pad alweer geëffend. Ik wilde met mensen werken. Ik kon het woord ‘kinderpsychiater’ nog niet uitspreken toen ik al zei dat ik dat wilde worden. Uiteindelijk koos ik voor pedagogische wetenschappen, wat me nog iets meer aansprak. Thuis vonden ze dat meteen goed: ‘Doe wat je graag doet.’”

Wouter: “Ik herinner me dat gesprek nog. Je hebt de klassieke coaching rond studiekeuze, die volledig draait om de vragen ‘Waar ben je goed in?’ en ‘Wat zou je willen worden?’. Ik moedigde mijn kinderen aan om zichzelf eerder de vraag stellen: wat voor leven wil ik leiden? Wil ik een leven met veel vakantie, met veel reizen? Wil ik alleen werken of liever tussen collega’s? Wil ik veel geld verdienen of vind ik dat minder belangrijk?”

Toon: “Je had een vragenlijst gemaakt, en die hebben we allemaal ingevuld.”

Kaat: “Ik niet. Bij mij was het nog: ‘Rechten of economie?’ (lacht)

Wouter: “Ik vond het voor ieder van hen ook een optie om tandarts te worden. Mijn vrouw had een mooie praktijk en er zijn tandartsen te kort. Maar ze zeiden allemaal nee.”

Toon: “Mama heeft dat niet goed verkocht, lijkt het.

“Ik had geen idee wat ik wilde. Ik wist alleen dat ik graag met cijfers werk, en dat ik eerder analytisch en probleemoplossend ben ingesteld. Uiteindelijk heb ik voor handelsingenieur gekozen, een brede opleiding waarmee ik nog alle kanten uit kon.”

Tine, jij hebt als enige geen universitaire studie gedaan.

Tine: “De anderen hadden het allemaal gedaan, dus ik dacht: ik moet het óók doen. Ik koos voor taal- en letterkunde op basis van eliminatie, zonder me goed in te lezen. Al na twee weken wist ik: dit wordt niks. Ik voelde me schuldig – ik had mijn boeken al gekocht – maar doordat ik het zo snel had aangevoeld, kon ik nog in een andere richting instappen. Dat werd marketing, een veel creatievere, meer op de praktijk gerichte studie.”

Jij was de eerste van het gezin die bij Schoenen Torfs aan de slag ging.

Tine: “Dat zat al in mijn achterhoofd toen ik een jaar of 16 was. Ik was trots op het bedrijf, op de waarden en normen van Torfs, en ik had al affiniteit met mode en schoenen. Het leek me een fantastisch pad. Eerst heb ik bij een aantal andere bedrijven gewerkt, tot papa belde: ‘Er is een vacature bij marketing. Zou dat niks voor jou zijn?’ Hij zei er meteen bij dat hij me niet wilde pushen, maar het voelde goed. Ik heb gesolliciteerd en kreeg de job.

“De start was pittig. Ik was de dochter van de baas en voelde mijn collega’s aarzelen: zal ze niet alles doorvertellen? Dat had ik onderschat. Maar zodra ze merkten dat ik één van hen was, en dat niet álles tot bij papa ging – voor het eerst in mijn leven, eigenlijk – ging het heel goed.”

Toon, jij werkt intussen ook voor je vader.

Toon: “Sinds september, ja. Eerst heb ik enkele jaren voor Telenet gewerkt. Nadien mocht ik voor een spin-off van Telenet een project lanceren in de Verenigde Staten. Dat was fantastisch, zeker omdat ik het samen met mijn vrouw kon doen: Joni is postdoc en had een beurs bij een Amerikaanse instelling. We hebben er hard gewerkt maar ook intens genoten – tot corona uitbrak. Omdat toen nog onduidelijk was wat ons wachtte en hoelang er nog vluchten naar België zouden zijn, zijn we vrijwel meteen teruggekeerd.

“Het was papa die me aanraadde het bij Torfs te proberen. Ik kon er rond innovatie werken, ervoor zorgen dat het bedrijf nog eens 75 jaar kan overleven in een context die aldoor verandert. Ik vond dat bijzonder boeiend en ben op het aanbod ingegaan.”

Was je vader blij?

Toon: “Ja, maar ook mij heeft hij nooit gepusht. Dat is bij hem wel gebeurd, vrij hard zelfs: zijn grootmoeder Jeanne, de oprichtster van het bedrijf, stond erop dat hij de zaak voortzette. Niet dat hij daar spijt van heeft – hij doet zijn werk graag – maar hij wilde het met ons wel anders aanpakken.”

Beviel de Amerikaanse levensstijl je?

Toon: “Absoluut. Het is er echt wel anders dan hier. Amerikanen zijn spontaner. Excentrieker ook. Ze zeggen sneller wat ze denken. Je maakt er gemakkelijk oppervlakkig contact met iemand, maar echte vriendschapsrelaties opbouwen is moeilijk.

“We willen zeker nog teruggaan, maar niet voor een lange periode. Ik wil mijn familie en vrienden niet meer missen.”

Kaat: “We zouden Toon met z’n allen bezoeken, maar ook daar heeft corona een stokje voor gestoken.”

Tine: “Het is een trip naar de Ardennen geworden (lacht). Ook leuk, hoor.”

Toon: ‘Ik ben opgegroeid in een vrouwelijke context, met zachtheid en zorg. Ik heb me daar altijd goed bij gevoeld.’Beeld Geert Van de Velde

Politiek: never

Dat reizen komt vaak terug bij jullie. Kaat, jij bent een jaar naar Zuid-Amerika geweest.

Kaat (knikt): “Toen ik afstudeerde, móést ik naar Latijns-Amerika gaan. Ik weet niet eens precies waarom, ik had dat altijd in mij gehad. De zus van papa werkte voor een ngo waarvoor ze vaak naar daar reisde. Ze bracht voor ons cassettes met Andesmuziek mee, en van die typische kleine popjes. Voor mij waren dat schatten.”

Wouter: “Als op een jaarmarkt of braderie Peruvianen op een panfluit stonden te spelen, konden we daar niet zomaar voorbijstappen: Kaat móést gaan luisteren.”

Kaat: “Mijn eerste spreekbeurt ging over indianen. Heel stereotiep, achteraf gezien, maar Amerika boeide me toen al mateloos.

“Toen ik vertrok, voelde het vreemd dat ik er nog niet geweest was. Alsof ik er een stuk van mezelf zou vinden, of zo. Het is moeilijk te beschrijven.”

Geloof je in vorige levens?

Kaat: “Ik weet het niet zeker. (Denkt na) Wel een beetje. En één van de mijne heeft zich zeker dáár afgespeeld.”

Wat heb je gedaan toen je er eenmaal was?

Kaat: “Ik kwam aan in Guatemala, waar ik Spaanse les zou volgen en vrijwilligerswerk zou doen. Daarna zou ik naar Chili doorreizen om te studeren.”

Wouter: “Na een paar weken belde ze ons: ‘Mama, papa, ik ga die studie niet doen. Ik wil rondreizen.’”

Kaat: “Ik had wel een paar goeie argumenten. Mijn familie zou me bezoeken in de examenperiode, waardoor ik die zou missen, en één semester zou duizenden dollars kosten. Plus: ik was ervan overtuigd dat ik meer zou leren door te reizen. Mama en papa hebben me de kans gegeven – ik ben hun daar nog altijd dankbaar voor. Het geld dat de anderen kregen voor hun kot, kreeg ik om te reizen. Het was geen hoog bedrag, ik moest opletten wat ik deed.

“De highlights voor toeristen, zoals de Galapagos in Ecuador, heb ik gemist. En ik zat soms 35 uur op de bus omdat ik geen vliegtuig kon betalen. Maar het maakte me allemaal niet uit. Ik was er, ik heb veel locals leren kennen, heb veel met hen gepraat. Tussendoor deed ik vrijwilligerswerk bij een lokale onderwijs-ngo.

“Die richting ben ik ook professioneel ingeslagen: ik werk al tien jaar bij VIA Don Bosco. Ons doel is om kwetsbare jongeren in verschillende landen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt via beroepsgeoriënteerde opleidingen. In Centraal-Amerika bijvoorbeeld, waar de maras (bendes, red.) en het snelle geld en geweld dagelijkse kost zijn, bieden wij de mogelijkheid om tóch te kiezen voor een andere weg.”

Wouter: “Ze had dus gelijk: reizen heeft haar meer bijgebracht dan die studie ooit had kunnen doen.”

Kaat: “Ik besef dat mijn job een druppel op een gloeiende plaat is, hoor. Maar het is íéts.”

Heb je overwogen om de politiek in te gaan en op die manier iets te veranderen?

Wouter: “Denk goed na, hè. Als jullie nu ja zeggen, zullen de telefoons rinkelen.”

Kaat: “Maar het is duidelijk: nee. Toen ik in Leuven politieke wetenschappen kreeg, wist ik al: never. Het machtsspelletje dat erbij komt, is niks voor mij.”

Toon: “Voor mij ook niet.”

Tine: “Ik heb vrienden die in de politiek zijn gegaan. Het is een toffe job, denk ik, maar alleen als het je enorm boeit – wat bij mij niet het geval zou zijn.”

Evelien, jij hebt het minder ver gezocht.

Evelien: “Voor mijn stage ben ik naar Leiden gegaan om moeders te coachen in hun interactie met hun kinderen. Ik deed het graag, maar na dat jaar voelde ik me nog niet klaar om er mijn job van te maken. Papa was toen al met persoonlijke ontwikkeling bezig, en hij heeft me geïnspireerd om ook die weg op te gaan. Ik heb een coachingopleiding gevolgd, een opleiding tot bemiddelaar en een persoonlijk traject om mezelf beter te leren kennen: Leading by Being. Als hulpverlener ben je je eigen sterkste instrument, maar hoe kun je anderen helpen als je jezelf niet kent? Ik vind het frappant dat ze daar op de universiteit totaal niet mee bezig zijn. Toen ik er met studiegenoten of proffen over sprak, zag ik hen denken: geen flauw idee waar jij het over hebt.”

Wat heeft het jou geleerd?

Evelien: “Wat ik daarnet al aanhaalde: dat mijn positie als tweede kind me had geleerd om te volgen. Ik was een pleaser. Tijdens die opleiding begon ik voor het eerst in mijn leven dingen alleen te doen, zoals wandelen of zwemmen. Ik leerde in contact te komen met mijn gevoel: wat wil ik, wat niet?”

Je bent nu ook mindfulnesscoach.

Evelien: “Ik heb negen jaar als gezinsbegeleidster gewerkt, en tegelijk bleef ik opleidingen rond persoonlijke groei volgen. Voor mezelf, maar ook om er professioneel iets mee te kunnen doen. De eerste opdrachten kreeg ik dankzij papa: ik mocht mindfulnesslessen geven aan de medewerkers van Torfs. Zo ging de bal aan het rollen. Na een tijdje ging ik vier vijfde werken om meer opdrachten te kunnen aannemen, en nu doe ik het voltijds.”

Je vader zei ooit: ‘Ik had alles om gelukkig te zijn, en toch voelde ik me niet spontaan zo.’ In meditatie vond hij uiteindelijk een manier om zichzelf te ontplooien.

Evelien: “Als ik deze weg niet had gevonden, zou ik ongetwijfeld precies hetzelfde gevoel hebben gehad: dat je iets mist, maar niet weet wat.”

Lijk jij het meest op hem?

Evelien: “Op dat gebied wel, maar we hebben allemaal stukken van papa en andere van mama.”

Kaat: “Mama is sowieso de grote, sturende kracht achter de schermen. Een fantastische vrouw. Een echte moeder ook. Heel bezorgd, en toch laat ze ons vrij. Het was echt niet gemakkelijk voor haar om ons naar het buitenland te zien vertrekken, denk ik. En toch zei ze: ‘Volg je hart.’”

Tine: ‘De retail is een harde wereld. Ik moest bij Torfs een stuk van mezelf aan de kant zetten, en dat is niet goed.’Beeld Geert Van de Velde

Olifanten in de kamer

Tine, voor jou moet het buitenlandse avontuur nog komen.

Tine (knikt): “Op 15 maart zijn we weg. Sören en ik dromen daar al lang van. Toen we elkaar leerden kennen, vier jaar geleden, was al duidelijk dat we naar het buitenland wilden. Hij was net zes maanden in Boston geweest en wilde terugkeren, maar hij is hier gebleven voor mij. Dan begon ik bij Torfs te werken en kon ik niet zomaar weg. We waren het er wel over eens: die droom zouden we niet opbergen.

“Uiteindelijk heeft corona voor de versnelling gezorgd. Tijdens de lockdown werd me opeens duidelijk dat mijn job niet echt was wat ik wilde. We werkten thuis, het contact met collega’s en leveranciers viel weg. Wat overbleef – het puur inhoudelijke werk – deed ik echt niet graag. Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik besefte dat de bedrijfscontext me stress gaf: de hele dag achter een computer zitten, de meetings, het onderhandelen. Torfs is een bedrijf met warme waarden, maar dan nog is de retail een harde wereld. Ik moest constant een stuk van mezelf aan de kant zetten, en dat is niet goed.”

Was de beslissing om ermee te stoppen moeilijker omdat je in een familiebedrijf werkte?

Tine: “Absoluut. Ik voelde me héél schuldig. Het heeft lang geduurd voor ik het aan papa durfde te vertellen.”

Kaat: “Ieder van ons wist het al, behalve hij.”

Tine: “Achteraf gezien was die angst nergens voor nodig, maar ik voelde me zo ondankbaar...

“Uiteindelijk heb ik het hem verteld op vakantie in Frankrijk. Papa, Sören en ik waren aan het wandelen. We stonden op de top van een berg en ik dacht: dit is het moment. Zijn eerste reactie viel mee – hij wist al langer dat ik met het idee speelde om een tijdje naar het buitenland te gaan – maar toen ik zei dat ik geen loopbaanonderbreking zou nemen maar ontslag nam, zag ik hem schrikken. Dat moest even bezinken. Maar hij heeft snel de klik gemaakt. Hij steunt me honderd procent, zoals altijd.”

Waarom heb je niet gewoon loopbaanonderbreking genomen?

Tine: “Ik heb dat overwogen, maar mijn directe leidinggevende – mijn nicht – zei, toen ik met haar over mijn twijfels sprak: ‘Tine, jij wilt met een open blik kijken naar wat er nog kan komen, en dat lukt niet als ze intussen ergens een plek voor je vrijhouden.’ Dat luchtte me zo op! Ik besefte dat ik die loopbaanonderbreking alleen zou nemen om anderen te pleasen. Toen was de beslissing snel genomen.”

‘Papa was er écht voor ons. Hij luisterde naar ons, hij zat intussen niet met zijn hoofd bij het werk.’Beeld Geert Van de Velde

Jullie gaan naar Italië.

Tine: “Ik wilde rondtrekken, maar Sören wil graag blijven werken – hij is illustrator en zijn carrière wint net vaart. Daarom gaan we ons ergens settelen. Italië is ons favoriete land, en niet heel ver weg.

“Het is spannend, maar tegelijk zijn we er gerust in. We leggen de lat niet te hoog, we verwachten daar geen aha-erlebnis of zo. Het zal gewoon fijn zijn, en anders komen we terug. Moeten we dan even bij papa en mama wonen, dan is dat maar zo.”

Wat ga je daar doen?

Tine: “De eerste vier weken ga ik intensieve taallessen volgen, en daarna zien we wel. Ik heb daarmee gestruggeld: ik vond dat ik iets móést doen. Tot ik besefte dat dat eigenlijk niet hoeft. Misschien ga ik in een koffiebar werken, of in een bed and breakfast. Als ik was gaan rondtrekken, zoals ik eerst van plan was, was mijn spaargeld ook opgeraakt. Ik ga vooral mijn tijd nemen om na te denken over wat ik wil.

(Denkt na) Eigenlijk spreek je me op een uniek moment: ik heb werkelijk geen idee waar ik over een jaar zal staan. Als ik echt wild mag dromen, word ik actrice. Dat wilde ik als kind al, ik heb ook tien jaar toneel gedaan. Maar ik besef dat het voor weinigen is weggelegd.”

Evelien: ‘Papa heeft me geïnspireerd om ook de weg van de persoonlijke ontwikkeling op te gaan.'Beeld Geert Van de Velde

Kaat: “Wij zijn niet de familie van de grote planners, vrees ik.”

Evelien: “Als je een plan maakt, wil dat nog niet zeggen dat het ook zo zal lopen. Ik had een relatie van zeven jaar die toch is misgelopen, terwijl ik dat helemaal niet had voorzien. Daar leer je veel uit. Dromen, openstaan voor het moment en jezelf geen limieten opleggen: dat vind ik een mooie levenshouding.”

Kaat: “Go with the flow but keep your eyes open. Je moet wat durven meedrijven met de stroom, maar je mag ook niet in slaap vallen. Ik werk al tien jaar bij dezelfde organisatie, maar ik ben daar wel bewust mee bezig.”

Toon: “Toen ik jonger was, zei ik altijd: als ik 30 ben, wil ik een vrouw en kinderen en een job die ik graag doe. Nu ben ik op dat punt beland en komt de vraag: wat nu? Ik ben ook niet getrouwd met het bedrijf, hè. Misschien gooi ik het ooit over een totaal andere boeg. Ga ik met mijn handen werken, gitaren maken of zo. Of word ik berggids.”

Jullie staan alle vier vol vertrouwen in het leven. Wordt dat gestuurd door jullie achtergrond? Op financieel gebied hoeven jullie je geen zorgen te maken.

Toon: “Dat is zo, maar die houding komt volgens mij vooral voort uit onze stevige basis. Mama en papa zijn er altijd. Toen ik vroeger dan gepland uit Amerika moest terugkeren, stond hun deur wijdopen. Dat geeft veel vertrouwen.”

Kaat: “Onze ouders hebben ook vertrouwen in ons: doe dat maar, je kunt het, ga voor wat je gelukkig maakt.”

Of zoals jullie overgrootmoeder Jeanne altijd zei: ‘Ge doet wat ge wilt, maar ge maakt geen ruzie.’

Evelien: “Opa zegt dat ook altijd op Nieuwjaar. Meestal na een paar glaskes.”

Kaat: “Ik vind het toch wat dubbel. Je móét ruzie kunnen maken, vind ik. Ik ben ook eerder conflictvermijdend, dat zijn we allemaal in de familie, maar ruzie kan de basis zijn van een belangrijk gesprek. Ik wil maar zeggen: we zijn zeker niet de familie waar veel unsaid blijft.”

Evelien: “Papa heeft dat expliciet in het bedrijf geïntroduceerd: die non-dits, daar moeten we van af. Het is iets van vorige generaties. De intentie is goed, maar het leidt alleen tot olifanten in de kamer.”

Kaat: “Vroeger gingen we ieder jaar een keer samen op weekend met alle nichten en neven, achternichten en achterneven. Ook iets van de vorige generaties: we zijn allemaal aandeelhouders in het bedrijf, en zij gingen ervan uit dat er minder ruzie en achterklap zou zijn als we elkaar persoonlijk kenden. Ze hadden gelijk. We zien genoeg families waar er ruzie is, zeker als er geld mee gemoeid is. Dat is bij ons gelukkig absoluut niet zo. Misschien had bomma Jeanne dan tóch gelijk.”

© Humo