Als plassen niet meer vanzelfsprekend is

© getty
Carine Stevens Freelancejournalist

Nadruppelen, een zwakke straal, frequenter moeten plassen: waarom krijgen veel mannen vanaf de middelbare leeftijd te maken met plasproblemen? En wat valt eraan te doen?

Bij plasklachten wordt vooral gedacht aan vrouwen, maar mannen blijven er evenmin van gespaard. En het risico stijgt met de leeftijd. Zowat 30 procent van de mannen boven 50 jaar wordt ermee geconfronteerd, op 70 jaar is dat al opgelopen tot de helft. De symptomen variëren van vaker moeten plassen (overdag én ’s nachts) over ongewild urineverlies tot het gevoel niet meer goed te kunnen uitplassen. Veel mannen krijgen ook te maken met nadruppelen, of met een zwakke urinestraal. Of ze voelen een aandrang om te plassen, maar de plas komt niet of niet goed op gang.

Dat plasklachten een enorme impact kunnen hebben op je levenskwaliteit is duidelijk. Als je ’s nachts om de haverklap uit je bed moet, kom je niet meer aan een gezonde nachtrust toe. En als je je overdag regelmatig naar het toilet moet reppen, ben je nooit meer helemaal gerust en ga je uit voorzorg misschien sociale gelegenheden vermijden. Toch stapt een derde van de mannen nooit met plasklachten naar de huisarts. Ze gaan ervan uit dat het er nu eenmaal bij hoort vanaf een bepaalde leeftijd. Of ze schamen zich om erover te praten.

Vullen en ledigen

De mannen van middelbare leeftijd die wél een dokter raadplegen, doen dat om grofweg 2 redenen, aldus Luc Merckx, uroloog aan het AZ Sint-Lucas Gent. ‘Ofwel zijn ze op zoek naar geruststelling omdat ze vrezen voor prostaatkanker, ofwel ervaren ze hun klachten als bijzonder storend. Het is belangrijk om goed te luisteren naar wat het probleem is. Zijn het vooral mictieklachten, of eerder vullingsklachten? Mictieklachten betreffen het ledigen van de blaas: moeilijker plassen, een zwakke straal of nadruppelen. Vullingssymptomen hebben te maken met het (moeilijker) bijhouden van urine in de blaas: frequent plassen, ’s nachts vaak moeten opstaan, dringend moeten plassen en daarbij soms te laat komen. Meestal worden vullingsklachten als storender ervaren dan mictieklachten.’

Daarna volgt een klinisch onderzoek. Luc Merckx: ‘Ik kijk of de man geen volle blaas heeft, dus of hij zijn blaas goed leeg kan plassen, en of er geen zichtbare afwijking of vernauwing is aan het plasgaatje. Ik check ook of er misschien sprake is van een prostaatvergroting, door middel van een rectaal onderzoek. En ik prik PSA (prostaatspecifiek antigeen, een eiwit dat in de prostaat wordt gemaakt), om er zeker van te zijn dat het niet om een prostaatcarcinoom gaat. Als blijkt dat er geen reden is tot ongerustheid, zijn er mannen die opgelucht ademhalen en aangeven dat ze geen verdere behandeling wensen: “De klachten zijn wel wat storend, maar als er niks ernstigs aan de hand is, kan ik er goed mee leven.”‘

Als plassen niet meer vanzelfsprekend is

Prostaat en meer

Bij de mannen die hun plasklachten wél als hinderlijk ervaren, wordt verder gezocht naar de oorzaak. Soms is op dat punt al duidelijk dat een prostaatvergroting of ‘benigne prostaathyperplasie’ (BPH) aan de basis ligt. Zo’n lichte vergroting van de prostaat op oudere leeftijd is normaal, maar kan vervelende gevolgen hebben: de zwelling kan de plasbuis vernauwen, met alle gevolgen van dien. Maar de prostaat is zeker niet de enige boosdoener als het gaat om plasklachten bij mannen vanaf de middelbare leeftijd. ‘Het is slechts een van de mogelijke oorzaken’, beaamt Merckx. ‘Met het ouder worden kan ook de spier rond de blaas overactief worden of verslappen. De bekkenbodemspieren kunnen op hun beurt aan stevigheid inboeten, en de blaaswand kan minder elastisch worden. Soms is er sprake van een urineweginfectie, waardoor je vaker moet plassen. Dat is eveneens het geval als er een steen of een tumor in de blaas zit. Ten slotte kunnen met name vullingssymptomen te maken hebben met neurologische klachten (bijvoorbeeld na een beroerte) of een aandoening als parkinson of multiple sclerose.’

Gouden standaard

Als vaststaat dat een prostaatvergroting de klachten veroorzaakt, kan gekozen worden voor een operatieve oplossing. De ingreep die het meest wordt toegepast is de TURP, of de transurethrale resectie van de prostaat. Bij die ingreep wordt een deel van de prostaat verwijderd via de plasbuis. Het is dit deel (de binnenkant of het adenoom) dat in de loop van de jaren groter wordt en het urinekanaal dichtdrukt, waardoor je moeilijker kunt plassen. Luc Merckx: ‘1 op de 10 prostaatvergrotingen is al zo groot dat een ingreep via de plasbuis niet meer mogelijk is. Dan is soms een open ingreep nodig, of een laser-enucleatie, waarbij we de binnenkant van de prostaat wegnemen terwijl het prostaatkapsel intact blijft. Verder zijn er nog enkele andere methodes, zoals behandelingen met stoom of warmte, of het injecteren van botulinetoxine A. Het voordeel van die technieken is dat er minder bloedingen kunnen optreden, het nadeel is dat het langer kan duren voor je resultaat hebt. Of dat de ingreep duurder is, wegens niet terugbetaald. De TURP blijft vooralsnog de gouden standaard waartegen alle nieuwere, moderne ingrepen worden afgewogen.’

Ook stress kan een rol spelen, waarschuwt Merckx. ‘Ik zie de laatste jaren meer psychosomatische klachten opduiken: plasproblemen die te maken hebben met stress. Denk aan mannen die nog snel gaan plassen voor elke vergadering om daar zeker geen aandrang te krijgen. Zo trainen ze hun blaas naar een steeds kleinere capaciteit. Deze mannen zijn vaak al geholpen met de tip hun blaas weer in de omgekeerde richting te trainen en niet meteen toe te geven aan plasaandrang. Bekkenbodemoefeningen bij een kinesitherapeut kunnen eveneens helpen, net als het advies om minder koffie of andere cafeïnehoudende drankjes te drinken, want cafeïne prikkelt de blaas.’

Pillen of operatie

Omdat plasklachten veel oorzaken kunnen hebben, is soms verder onderzoek nodig. Met een echografie van de blaas kan bijvoorbeeld onderzocht worden of de blaaslediging wel correct gebeurt. Een steen of poliep wordt ontdekt met een cystoscopie, een inwendig onderzoek van de plasbuis en de blaas. En een uroflowmetrie geeft informatie over de plasstraal: hoe snel komt de plas op gang en hoe verloopt de plascurve?

Op basis van de uiteindelijke diagnose kunnen medicijnen voorgeschreven worden. ‘Bij mictiesymptomen is dat bijvoorbeeld tamsulosine’, zegt Luc Merckx. ‘Het ontspant het spierweefsel van de prostaat en de blaashals, waardoor de plasbuis meer ruimte krijgt. Daarnaast zijn er de hormonale producten die de prostaatklier doen krimpen en de druk op de plasbuis doen afnemen. De eerste groep medicijnen werkt snel, de tweede pas na verloop van tijd, dus wordt vaak geopteerd voor een combinatie. Nadeel is wel dat ze beide nevenwerkingen kunnen hebben: tamsulosine doet soms de bloeddruk dalen, de hormonale producten kunnen bijwerkingen geven op seksueel vlak, zoals libidoverlies.’

Ook vullingssymptomen kunnen aangepakt worden met medicatie. ‘Naast medicijnen die de blaasspier ontspannen, zodat je je blaas beter onder controle krijgt en het toilet wél op tijd kunt bereiken, kunnen we ook bekkenbodemkine of blaastraining voorschrijven. Eventueel samen met het advies om minder koffie te drinken.’

Medicatie helpt goed, maar onderdrukt louter de symptomen. Met andere woorden: je moet de medicijnen blijven nemen. ‘Voor sommige patiënten is dat een reden om toch een operatie te vragen als het effectief om een prostaatvergroting gaat. Opteer je voor een operatie die het probleem oplost of neem je liever de rest van je leven medicijnen? Het is een keuze die elke patiënt voor zichzelf moet maken.’

Plasdagboek

Soms krijg je het als huiswerk mee van de dokter, maar je kunt het ook op eigen initiatief doen: houd gedurende enkele dagen een plasdagboek bij (zowel overdag als ’s nachts!), om meer inzicht te krijgen in je plasprobleem.

– Zet een maatbeker op het toilet en vang elke plas op.

– Noteer wanneer je naar het toilet gaat en hoeveel je geplast hebt.

– Heb je een plas niet kunnen opvangen, schrijf dan het tijdstip op en zet een vraagteken bij de hoeveelheid.

– Bij ongewild urineverlies: noteer het tijdstip en schrijf op of het een druppel, een scheutje of meer was.

– Noteer eventueel ook je vochtinname: schrijf op wanneer je drinkt en hoeveel.

Lees ook: Een gevoelige blaas door thuiswerk? ‘Neem ook je drinkgedrag eens onder de loep’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content