“Tiende provincie van België” is strijdtoneel van de slag die toekomst Oekraïne zal bepalen

Al sinds 2014 vechten Oekraïners en Russen om de controle in de Donbas. De afgelopen maanden werd die strijd alleen maar intenser, zeker sinds Rusland het offensief richting Kyiv heeft achtergelaten. De regio zelf staat bekend als ‘vergane industriële glorie’. Die industriële glorie uit de vorige eeuw kwam vooral tot stand door… België.

De relaties tussen België en de Donbas gaat terug naar 19e eeuw, toen de regio nog onder het Russische tsarenrijk viel. België was toen één van de leidende industriemachten van West-Europa, misschien zelfs van de wereld. Een bijkomend pluspunt was dat ons land, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Groot-Brittannië, sinds 1839 een neutraliteitspolitiek voerde.

In 1873 werd de eilandstaat ook getroffen door een zware economische depressie, die vanuit de Verenigde Staten kwam overgewaaid. Het land verloor haar economische voorsprong op de rest van het Westen. Er ontstond een gat, waar België snel insprong, met hulp van Rusland.

Ervaring uit eigen land

Oorspronkelijk vestigden de meeste investeerders zich in de streek rond de toenmalige hoofdstad Sint-Petersburg en de Baltische provincies, die met een resem aan havens en scheepswerven heel wat potentieel boden. Vanaf de jaren 1880 verschoof het zwaartepunt van de Belgische kapitaalinvesteringen echter naar het zuiden, richting het gouvernement Jekaterinoslav, in het zuidoosten van Oekraïne.

Tussen 1880 en 1914 zouden 227 Belgische bedrijven zich in de regio vestigen, 113 daarvan trokken specifiek naar de Donbas. De reden is simpel: de bodem was rijk aan steenkool, een grondstof waarmee Belgische industriëlen in de 19e eeuw al heel wat ervaring hadden in de Waalse steenkoolbekkens.

Rusland hielp de Belgische investeerders in de Donbas een handje, door het spoornetwerk in het rijk aan een schrikwekkend tempo uit te bouwen: waar in 1861 het tsarenrijk maar over 1.600 kilometer spoorweg beschikte, was dat tegen de eeuwwisseling al 53.200 kilometer. Hoe meer sporen, hoe meer treinen, en hoe meer steenkool er nodig was om die treinen te laten rijden. In een tijdspanne van 30 jaar, tussen 1870 en 1900, steeg de steenkoolproductie van 250.000 ton tot maar liefst elf miljoen ton per jaar, goed voor twee derde van alle steenkoolproductie van het tsarenrijk.

Protectionisme

België zag jaar na jaar steeds meer potentieel in de Donbasregio, en tegen 1900 investeerde het maar liefst 830 miljoen Belgische frank in Rusland, waarvan zo’n 500 miljoen in de Donbas. Hiermee werd België ruim de grootste buitenlandse investeerder in de regio. Veel kapitaal bleef, door Ruslands economisch protectionisme, echter vastzitten in het rijk zelf.

Belgische gebouwen in Lysytsjansk (Wikimedia Commons)

Op exportproducten werden gigantisch hoge taksen geheven, waardoor de rijke Belgische industriëlen hun aanwezigheid daar bleven uitbouwen. Belgische fabriekshallen rezen als paddenstoelen uit de grond, en werden werkzaam in andere sectoren dan enkel en alleen de steenkoolmijnen.

Ook in de metaalbouw, machinebouw, glasindustrie en chemische sector bracht België heel wat expertise naar het gebied. Grote Belgisch-Russische consortia werden opgericht, zoals de Société Métallurgique dniéprovienne du Midi de la Russie in 1886 en de Société Métallurgique russo-belge in 1895.

Meer Belgen dan in Kongo

De consortia beheerden in de regio duizenden hectaren aan grond, en zagen hun waarde op de beurzen exploderen. Russische obligaties werd in de gegoede middens in ons land een teken van luxe, dat nadien ook in de lagere klassen ingeburgerd raakte. Nadat eerst de industrieën, en dus het geld, naar de Donbas trokken, volgden ook de gewone Belgen. In de laatste jaren van de 19e eeuw trokken enkele tienduizenden Belgen naar de regio, waardoor er zelfs meer Belgen in de Donbas leefden dan in Kongo-Vrijstaat. Enkel Frankrijk, de VS en Argentinië waren nog aantrekkelijker voor Belgen.

Door de aantrek van heel wat landgenoten, werd de Donbas toen gezien als “België’s tiende provincie”. België bestond destijds nog uit negen provincies, toen Vlaams- en Waals-Brabant nog één en ondeelbaar waren. In de tiende provincie vestigden de Belgen, die voornamelijk uit het zuidelijke landsdeel afkomstig waren, zich in heuse citéwijken. De meesten werden met een tijdelijk contract aangetrokken door de Belgische Donbasbedrijven, families verhuisden vaak mee voor een periode van één tot 15 jaar. Daar kregen ze vaak het veelvoud betaald van wat ze hier kregen, aangevuld met bedrijfsklinieken en scholen voor de kinderen.

De arbeiders kregen een eenvoudige woning toebedeeld, voor de laagste klasses waren zelfs woonkazernes of cités voorzien. Het kaderpersoneel, de ingenieurs en fabriekbazen, kregen een villa in Belgische stijl ter hunner beschikking.

Snel verval

Hoe positief het verhaal in de laatste jaren van de 19e eeuw was, zo slecht begon de 20e. Door een financiële crisis en het ineenzakken van de staalprijzen en beurswaarde door overproductie, hielden al heel wat Belgische bedrijven het voor bekeken in het verre Oost-Europa. Enkele jaren later, in 1905, brak de eerste Russische revolutie uit, waarbij de Russen zich verzetten tegen de tsaar en de buitenlandse investeerders.

Belgische gebouwen in Lysytsjansk (Wikimedia Commons)

Als kers op de taart brak in 1914 een oorlog uit die de geschiedenis van Europa definitief zou hertekenen. De investeerders in de tiende provincie kregen weer een knauw, en de afzetting van de Russische tsaar in februari 1917 betekende definitief de doodsteek. De laatste ingenieurs en diplomaten zwaaiden in de herfst van 1919 de regio uit vanop hun schip op de Zwarte Zee, terug op weg naar huis.

Daarmee kwam een einde aan de banden tussen de Belgische industrie en de Donbas, de regio die de dag van vandaag cruciaal is voor de toekomst van Oekraïne in de huidige vorm. De dag van vandaag is er nog amper iets te zien van de Belgische industriële banden met de regio, op een steegje na.

In het hartje van hoofdstad Kyiv bevindt zich namelijk sinds 9 juni 2018 de Belgian Alley, een wandelstraat die het station van de kabelbaan van Kyiv verbindt met de klokkentoren van het Sint-Michaelklooster. Dit klooster was tijdens de Eerste Wereldoorlog de schuilplaats van enkele Belgische soldaten, en Belgische ingenieurs hielpen ook met het ontwerpen van de cabines van de kabelbaan.

Bron: Twitter Gert Huskens en Laurens Soenen

(jvdh)

Meer