Direct naar artikelinhoud
InterviewPhilippe Noens

Bestaat de perfecte opvoeding? Pedagoog Philippe Noens: ‘De rol van ouders wordt overschat’

Bestaat de perfecte opvoeding? Pedagoog Philippe Noens: ‘De rol van ouders wordt overschat’
Beeld Kiuw

Neen, hij schreef geen opvoedingsboek, wel een boek over opvoeding. In Mogen we nog wel straffen? raakt pedagoog Philippe Noens wellicht een van dé vragen aan waar veel ouders mee zitten. Maar verwacht van hem niet het ultieme advies. ‘Een one size fits all bestaat in opvoeding gewoon niet.’

Het minste wat we over Philippe Noens (37) kunnen zeggen is dat hij weet waarover hij spreekt. Hij is onderzoeker bij het Kenniscentrum Gezinswetenschappen van Odisee en lector Gezinswetenschappen. In die hoedanigheden volgt hij wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet. Maar thuis heeft hij ook zelf vier kinderen (tussen de één en de elf jaar) rondlopen, wat hem daarbovenop ‘ervaringdeskundige’ maakt.

En net als elke jonge ouder vraagt ook hij zich soms weleens af ‘doe ik het wel goed?’ Volgens hem meteen een belangrijke reden waarom er tegenwoordig een wildgroei aan adviesboeken over opvoeding is. “Je als ouder die vraag stellen, is heel normaal”, zegt hij. “Vroeger werd veel knowhow over opvoeden doorgegeven binnen de familie of je directe omgeving. Nu wonen we wat verder weg van elkaar en zijn wat individualistischer ingesteld. En dus proberen we dat via Google of experts en hun boeken te compenseren.”

U benadrukt dat u het niet zo hoog op heeft met die adviesboeken, maar u schreef toch zelf een boek?

Noens: “De eerste zin van mijn boek is letterlijk: dit is geen opvoedingsboek maar een boek over opvoeding. Waarmee ik me meteen ingedekt heb (lacht). Ik wou geen zoveelste boek schrijven over hoe je ervoor zorgt dat jouw opvoeding vlekkeloos verloopt. In die boeken wordt het afwijkend of ‘stout’ gedrag van kinderen verklaard en worden er tips gegeven over hoe je ‘beter’ kan omgaan met je kroost. Dat gaat dan over ‘efficiënter’ of ‘succesvoller’ opvoeden. Die boeken focussen zich op hoe je moet opvoeden. Het probleem is dat we nu vrijwel uitsluitend gefocust zijn op die ontwikkeling, terwijl een kind opvoeden over zoveel meer gaat. Met mijn boek wil ik ouders meer doen nadenken over waarom we opvoeden. Wat we belangrijk vinden om mee te geven aan onze kinderen bijvoorbeeld.”

Zulke boeken verkopen doorgaans wel goed, ouders willen dat blijkbaar graag lezen.

“Ja, vroeger was kinderen krijgen meer iets vanzelfsprekends. Nu wordt er veel meer over nagedacht. Wat is de meerwaarde van een kind in ons leven? Hebben we hier wel tijd voor? Het risico is dat we een kind gaan zien als een project dat je op de een of andere manier in goede of slechte banen kan leiden. En dat je als ouder ook heel hard moet oppassen met wat je wel of niet mag of kan doen. Ouders krijgen zo ook het gevoel dat ze de toekomst van hun kinderen - waar ze gaan terechtkomen, hun mentale welzijn, of ze een succesvolle loopbaan of relatie krijgen - mee kunnen bepalen.

“Maar er bestaat niet zoiets als een zaligmakend model van opvoeden, ook al lijken die boeken dat wel te pretenderen. One size fits all werkt niet bij opvoeden. Je hebt nu eenmaal je eigenheid, je kinderen zijn hun eigen persoon en het huishouden wordt op een bepaalde manier gerund. Die combinatie zorgt ervoor dat je op een bepaalde manier aan opvoeden doet waarbij je je goed voelt.

“De rol van opvoeding en ouders wordt volgens mij ook overschat. Een gezin doet er uiteraard toe, maar ook andere milieus zijn van tel: de kinderopvang, de jeugdbeweging, de school en de buurt waarin kinderen opgroeien beïnvloeden het opvoedingsklimaat. Alle druk bij de ouders leggen is een verkeerd signaal.”

Bestaat de perfecte opvoeding? Pedagoog Philippe Noens: ‘De rol van ouders wordt overschat’
Beeld Kiuw

U hebt uw boek vooral opgehangen aan de pedagogische tik. Wel vreemd, u heeft een hoofdstuk dat heet ‘de pedagogische tik bestaat niet’ en een die heet ‘de pedagogische tik bestaat wel’. Wat is het nu? Kon u niet kiezen?

(lacht) Ik wou tonen dat het genuanceerder is dan het lijkt. We zijn een van de enige landen die een recht op een geweldloze opvoeding, inclusief het verbod op een pedagogische tik, nog niet hebben ingevoerd. Hoogstwaarschijnlijk zal dat recht binnenkort wel worden opgenomen in het burgerlijk wetboek. Er is geen reden om het niet te doen. Alle soorten geweld tegen kinderen, inclusief de pedagogische tik, kunnen we maar beter formeel afkeuren. Maar we hebben de jammerlijke traditie om bij het indienen van zulke wetsvoorstellen te verzanden in een debat of zo’n pedagogische tik wel zoveel kwaad kan.”

Waaraan ligt dat dan volgens u?

“Wellicht omdat die tik tot de werkelijkheid behoort. Uit het grootschalig onderzoek Jong blijkt dat zo’n 50 procent van de min-1-jarigen wel al eens een tik gekregen heeft. En dat zo’n 40 procent van de ouders zegt dat zo’n tik in sommige gevallen nut kan hebben. We moeten daar dus niet flauw over doen. Alvast een deel van de ouders vindt dat zoiets niet veel kwaad kan.

“Het hangt ook af van wat je verstaat onder zo’n tik. Dat kan gaan van een tikje op de pamper of op de handjes naar een stevige oorveeg of billenkoek. Een en ander hangt ook af van de context. Wij waren met ons gezin onlangs op het strand, daar lag een papa in het zand van de zon te genieten. Zijn zoontje stapt op hem af en gooit een handjevol zand in zijn gezicht. Die papa staat recht en geeft de kleine een schop onder zijn kont. Veel mensen zagen het gebeuren, niemand reageerde. Want aan de manier waarop die man rechtstond en de schop uitdeelde, zag je dat hij het beheerst deed. En niet op een manier om de jongen pijn te doen. Als pedagoog zal ik zo’n reactie uiteraard nooit promoten, maar het toont wel aan dat de ene tik lang de andere niet is.”

U heeft het in uw boek over de ‘vijf geboden van de tik’. Als een ouder die geboden volgt, dan mag het?

“Dat is uiteraard ironisch bedoeld. Maar feit is dat er geen 100 procent wetenschappelijke duidelijkheid is over de gevolgen van zo’n tik. Sommige experts, al zijn ze ferm in de minderheid, verdedigen het idee dat ouders de mogelijkheid moeten blijven behouden om van zo’n tik gebruik te kunnen maken. Niet altijd, en niet overal. Maar onder bepaalde omstandigheden kan een tik volgens hen best. Als er al eens een tik valt in een voor de rest warm en liefdevol gezin, hoeven we ons niet al te veel zorgen te maken, menen zij.

“Als ik hun redenering ironisch volg, kom ik bij die vijf geboden. Zo’n tik mag eigenlijk nooit vallen tijdens het eerste levensjaar, maar idealiter tussen twee en zes jaar. Je moet ook uitleggen dat zo’n straf niet ontstaat uit een vergeldingsdrang, maar voortkomt uit bezorgdheid. Dat doe je door vooraf te waarschuwen en achteraf uitleg te geven. De tik mag niet bedoeld zijn om pijn te doen. En je mag hem nooit in het openbaar geven. En vooral: het mag niet impulsief zijn, maar moet beredeneerd. Tja, je kan je dus werkelijk afvragen welke ouder daar in godsnaam aan voldoet?”

Voorstanders van zo’n tik zijn vaak mensen die menen dat ouders best een pak strenger mogen zijn, want dat het de slechte kant op gaat met die jeugd van tegenwoordig.

“Dat is echt van alle tijden. Zelfs Socrates klaagde al over de jeugd. Maar de feiten zijn echt wel anders. De waarheid is dat onze jeugd op heel wat domeinen aan het ‘verbraven’ is. Zo detecteerde criminologe Isabelle Ravier een dalende trend in jeugdcriminaliteit. Minder diefstallen, minder verstoringen van de openbare orde, minder vernielingen en beschadigingen. Hetzelfde valt op in de opvoeding. Orthopedagoog Peter Prinzie bestudeerde het moeilijk gedrag bij Vlaamse kinderen tot negen jaar en moest vaststellen dat kinderen niet stouter zijn dan vroeger. Idem met zijn vervolgonderzoek bij tieners.

“Waar het wel fout loopt, wordt door de media vaak uitvergroot. Die jongeren in Brugge die onlangs een voorbijganger in een coma sloegen of de kotfeestjes van studenten tijdens corona. Dat zijn uitzonderingen, maar ze krijgen wel proportioneel veel aandacht. Waardoor het lijkt alsof het bergaf gaat met de jeugd, maar dat is een verkeerd beeld.”

Philippe Noens: ‘De rol van opvoeding en ouders wordt overschat. Alle druk bij de ouders leggen is een verkeerd signaal.'Beeld Tim Dirven

De afgelopen jaren leek het soms wel alsof de rollen omgedraaid waren en de kinderen hun ouders aan het opvoeden waren. Denk maar aan de klimaatmarsen.

“Het is eigenlijk de pedagogische logica op zijn kop. Normaal is het aan ons, volwassenen, om de komende generatie te laten kennismaken met de wereld zoals wij die hebben ingericht. Maar nu waren het dus onze kinderen die ons, de oude generatie, brutaal in kennis stelden van de belabberde staat van die wereld. Het was de nieuwe generatie die ons op onze verantwoordelijkheden wees. Act now! Een tijdelijke verschuiving van gezag, zeg maar. Toch voor zover gezag betekent ‘recht van spreken hebben’.”

In de perstekst van uw boek schrijft de uitgeverij dat u een kritische stem bent in het opvoedingsdebat. Dat blijkt ook uit een aantal uitspraken die u neerpent. Zoals: ‘Laat kinderen maar wat meer aan hun lot over.’

“Ik bedoel daarmee zeker niet dat we kinderen in de steek moeten laten. Maar ik heb sympathie voor het begrip ‘liefdevolle verwaarlozing’ van psycholoog Dolph Kohnstamm en meer recent van journalist Tom Hodgkinson. Tuurlijk zijn we hier thuis met onze vier kinderen bezig, maar ze moeten zich toch vooral op zichzelf bezighouden. De oude slagzin ‘onder mijn ogen uit’ bevat een grond van waarheid. Kinderen staan tegenwoordig voortdurend onder toezicht van volwassenen, terwijl ze net ruimte nodig hebben om uit te proberen en te falen. Om domme en minder domme dingen te doen, en de gevolgen daarvan te ondervinden.”

Nog opvallend: u heeft het niet zo begrepen op de gangbare theorie dat de eerste 1.000 dagen van een kind de belangrijkste zijn, want dat die de basis leggen voor alles.

“Natuurlijk zijn die eerste 1.000 dagen érg belangrijk. En heel wat wetenschappelijk onderzoek heeft al aangeduid dat zeker op vlak van gezondheid de impact groot kan zijn. Ondervoeding in die periode werkt allerlei nare ziektes in de hand. Maar dat onze eerste levensfase bepalend is voor pakweg onze partnerrelatie of professioneel succes, zoals nu soms wordt beweerd, daar heb ik nog geen onderzoek over een lange periode naar gezien.

“En natuurlijk gaan kinderen er in die eerste 1.000 dagen in snel tempo op vooruit. Maar wat als dat niet het geval is? Wat als jouw kind wat achterophinkt of later bijvoorbeeld mentale problemen heeft? Betekent dat dan dat je als ouder je kindje niet op de juiste manier hebt gekoesterd en verzorgd? Het is nogal makkelijk om alleen naar de ouders te kijken. Alsof we als ouders die ontwikkeling werkelijk volledig in de hand hebben.

“Wat me dus vooral stoort aan de wijze waarop we over die eerste 1.000 dagen praten is dat vleugje determinisme dat ermee gepaard gaat. Alsof kinderen en jongeren na die eerste jaren niet meer volwaardig in het leven kunnen ‘instappen’. Dat is niet het geval.”

De titel van uw boek is ‘Mogen we nog wel straffen?’ Als we uw boek goed begrepen hebben, is het antwoord op die vraag: ja. Meer nog, u zegt dat we kinderen vooral moeten straffen.

“Ik wil graag een lans breken voor straffen. Als we straffen begrijpen als een kind of jongere ertoe brengen om een bepaalde inspanning aan de dag te leggen, dan is het onze plicht om hen te straffen. Om een bal pas terug te geven als er niet meer tegen de ruiten wordt getrapt, of schermtijd af te bouwen omdat er de laatste keer te lang naar Netflix is gekeken. Opvoeden is voortdurend tussenbeide komen in de hoop dat onze boodschap blijft hangen.”

Botst deze visie niet met de nieuwe opvoedingshype gentle parenting?

“Het idee dat we onze opvoeding maar beter afstemmen op ‘wie’ onze kinderen zijn, op ‘wie’ we zelf zijn en op de situatie is niet zo nieuw. Dat inzicht vind ik prima. Maar veel criticasters vallen over die zachtaardige communicatiestijl met kinderen. Ergens begrijp ik hen. Er wordt vaak gesteld dat we met zo’n rustig gesprekje allerlei onderliggende behoeften of noden bij onze kinderen aan de oppervlakte kunnen brengen. Dat zal wel vaak het geval zijn, maar kinderen vertonen niet altijd afwijkend gedrag omdat ze ons iets willen vertellen. Ze misdragen zich ook omdat ze nu eenmaal grenzen willen verkennen. Mijn zoontje van drie zat laatst op zijn potje en stak zijn tong uit naar zijn zus, die boos reageerde. Mijn zoontje wou ons helemaal niets vertellen en ik denk niet dat er onderliggende emoties speelden. Wat hij wel wou, is kijken hoe ver hij het kan drijven en welke reactie er dan komt.”

Kinderen zijn niet intrinsiek goed, zoals zachtaardige opvoeders beweren?

“Volwassenen stellen regels en afspraken en het is aan kinderen om die in vraag te stellen. Wat ze in de praktijk doen door deze regels in onbewaakte momenten te overtreden. Dat is ook wat de jonge generatie hoort te doen. Het is immers hun taak om hun eigen weg in het leven te zoeken, en niet altijd akkoord te gaan met hoe wij de zaken aanpakken. Kinderen hebben het recht om lastig te doen. En ouders hebben het recht om het hun kinderen lastig te maken. Dat is het spel dat elke dag gespeeld moet worden. Dat is opvoeden.”

mogen we nog wel straffen coverBeeld rv

Mogen we nog wel straffen?, Over de (on)zin van streng opvoeden, Philippe Noens, Borgerhoff & Lamberigts, 192 p., 19,95 euro.