Direct naar artikelinhoud
InterviewSteven en Tom Claes

‘Topdokters’ vader en zonen Claes: ‘Als kind begin je wel door te krijgen dat je geen doorsneevader hebt’

‘Topdokters’ vader en zonen Claes: ‘Als kind begin je wel door te krijgen dat je geen doorsneevader hebt’
Beeld Geert Van de Velde

Het zijn natuurlijk stuk voor stuk kleppers zonder weerga, maar de opmerkelijkste en populairste deelnemers in deze jaargang van Topdokters zijn toch wel vader en zonen Claes. Op de tot ver over de landsgrenzen vermaarde afdeling orthopedie van het AZ Herentals repareren Toon (66), Steven (40) en Tom (38) schouders, knieën en andere gewrichten van het halve profpeloton en andere topsporters, maar ze ontfermen zich evengoed over gepensioneerde bouwvakkers of jonge skaters. Met zoveel vakmanschap, warme empathie en hier en daar een vleugje humor dat het moeilijk is om géén fan te zijn.

Vader Toon heeft internationale renommee verworven als de man die onder anderen Wout van Aert, Remco Evenepoel en Mathieu van der Poel heeft opgelapt en menige sportcarrière heeft gered. Eind volgend jaar zwaait dokter Claes af, maar hij zorgde er hoogstpersoonlijk voor dat het peloton straks in even goede handen is: ook zijn zonen Steven (knie- en sportchirurg, en professor in Leuven) en Tom (schouder- en sportchirurg) maken al jaren deel uit van de dertienkoppige ploeg in Herentals. Toon Claes heeft het zelf van geen vreemden: zijn vader Dries was eind jaren 50 zowat de eerste sportdokter in Vlaanderen en de persoonlijke arts van de lokale wielergodheid Rik Van Looy.

Vader Toon kan er niet bij zijn voor het interview, maar de zonen zijn gelukkig wel op het appel. Steven heeft er een lange dag opereren op zitten, Tom is om zes uur nog met de laatste raadplegingen bezig en zal wat later aansluiten.

Jullie lijken in korte tijd het hart van heel Vlaanderen veroverd te hebben. Kunnen jullie je nog op straat vertonen zonder door selfiejagers bestormd te worden?

Steven Claes: “Ik merk er niks van. Dat komt wellicht ook omdat ik zo weinig buitenkom (lacht). En als ik me al eens in de wereld vertoon, is het met vrienden die ik al heel lang ken. Zij zeggen wel dat de makers er heel goed in geslaagd zijn ons neer te zetten zoals we zijn.”

Zien jullie de impact van het programma ook aan het aantal patiënten dat zich hier meldt? Het AZ Herentals stond al bekend om zijn orthopedische expertise, de wachtlijsten zullen er nu niet korter op geworden zijn.

Steven: “De wachttijd voor een gewone afspraak bij mij was al bedroevend lang en dat is er niet op verbeterd. We doen ons best om zoveel mogelijk mensen te helpen, maar er zijn maar 24 uur in een dag en we moeten zelf overeind blijven. We bezinnen ons nu over een manier om dat anders aan te pakken, maar het is een work in progress.”

Wat je vaak hoort bij kijkers: het zijn cracks in hun vak, en toch zijn het gewone jongens gebleven, zonder kapsones. Zit dat in de familie, of is het de Kempense volksaard?

Steven: “Een combinatie van beide, denk ik. Mijn pa is een heel bescheiden, goeie mens. Daar hebben we genetisch en via onze opvoeding uiteraard wat van meegekregen. Ik ben in Leuven geboren en Tom in Antwerpen, maar onze ouders zijn allebei afkomstig van Herentals. De Kempen, dat is: no-nonsense en relativerende humor.”

Vader Claes was al een paar keer voor de reeks gevraagd, maar hij zei pas nu toe omdat hij het samen met jullie kon doen en zo zelf minder prominent in de schijnwerpers zou staan. Dat typeert hem wellicht ook?

Steven: “Ja. Hij ziet het ook als een mooi document over zijn carrière, nu zijn pensioen in zicht komt. Dat was voor mij alvast een belangrijke reden om mee te doen.”

Wanneer beseften jullie dat hij geen ‘gewone’ vader was?

Steven: “Dat merkten we vooral omdat hij bijna nooit thuis was. Wij hebben hem vele avonden, dagen en weekends niet gezien, omdat hij aan het werk was. Maar gelukkig maakte onze fantastische moeder zijn afwezigheid meer dan goed.”

Tom Claes: “Hij staat ook geregeld in de krant. De eerste keer is dat groot nieuws, maar na een tijdje keken we daar niet meer van op. Op den duur zat Eddy Merckx bij ons thuis. Als je al die grote namen aan de keukentafel ziet verschijnen, begin je als kind wel door te krijgen dat je geen doorsneevader hebt.”

Eddy Merckx kwam bij jullie over de vloer?

Tom: “Mijn vader heeft hem enkele keren orthopedisch behandeld, en zo is hij een vriend geworden. Afgelopen weekend was hij trouwens nog op bezoek. Eddy Merckx die bij je thuis binnenwipt of met wie je mag gaan fietsen, dat is toch wel iets, ja. Zo zijn veel sporters door operaties of behandelingen vrienden geworden.”

Steven: “Toen wij jong waren, belandde mijn vader haast toevallig in de wereld van de motorcross. Hij is er gaandeweg door gefascineerd geraakt en ging steeds vaker naar grands prix kijken. Wij mochten dan mee, en voor ons was het impressionant om daar achter de schermen te kunnen rondlopen. Grote kampioenen als Joël Smets, Marnicq Bervoets en Kevin Strijbos waren allemaal patiënten.”

Wellicht ook met interessante kwetsuren.

Steven: “Vooral zware kwetsuren.”

Tom: “En werkelijk iederéén in de paddock kwam hem de hand schudden.”

‘We zagen de renners in Luik-Bastenaken-Luik vallen en naar hun schouder grijpen. Straks staan die hier, wist ik.’Beeld Geert Van de Velde

MOOIE VRIENDINNEN

In de voetsporen treden van een vader die een absolute topper in zijn vak is, lijkt niet simpel. Dat heeft jullie niet tegengehouden om zelf orthopedisch chirurg te worden?

Tom: “Ik wilde als kind al chirurg worden. Dat ik tegen mijn vader moest opboksen, heeft nooit meegespeeld. Ook niet toen ik hier in het ziekenhuis begon. Ik zit niet voortdurend te denken dat ik even goed moet zijn als hij. Ik probeer mijn job uit te voeren zoals ik denk dat het moet, maar ik voel mezelf geen megatopdokter. Nu zijn we in Topdokters te zien en krijgen we ineens die stempel. We behandelen wel veel moeilijke gevallen die door andere dokters zijn doorgestuurd. Daaruit zouden we kunnen afleiden dat we geen doorsneeartsen zijn. Maar ik voel me niet superieur.”

Steven, jij hebt lang getwijfeld of je wel geneeskunde wilde studeren.

Steven: “Aan de middelbare school vond ik véél dingen leuk. Ik speelde toneel en was geboeid door geschiedenis, maar ik was ook goed in wetenschappen. Voor de richting geneeskunde moest je een toelatingsproef doen: ik heb dat gedaan om alle opties open te houden. En toen ik me aan de universiteit voor geneeskunde inschreef, dacht ik dat ik later nog altijd iets anders kon doen. Niet dus (lacht).”

Jullie vader heeft jullie niet gepusht om voor orthopedie te gaan. Tom, jou heeft hij zelfs in een andere richting proberen te duwen.

Tom: “Hij wilde me tonen dat er ook nog andere disciplines zijn. Ik ben eens met hem gaan eten toen ik in Leuven in het vierde of vijfde jaar zat: hij zei me dat ik niet per se orthopedie móést doen en suggereerde dat plastische chirurgie misschien wel iets voor mij was. Ik was volgens hem namelijk veel bezig met esthetiek. Ik heb nooit begrepen waarom hij dat zei, misschien omdat ik altijd mooie vriendinnen had? (lacht)

Steven: “Dat was een leugentje om bestwil (lacht).”

Tom: “Ik heb toen een halve dag meegelopen met een plastisch chirurg en een MKA-specialist (mond, kaak en aangezicht, red.), maar ik wist al snel dat het niks voor mij was.”

Jij zei in Topdokters dat Steven de slimste is. Dat hoor je een broer niet vaak zeggen. En al zeker niet op tv.

Tom: “Steven is altijd de slimste geweest bij ons thuis. Ook aan de universiteit moest hij weinig doen om erg hoge punten te scoren. Ik moest hard werken, en was er dan met de hakken over de sloot door.”

Steven: “Dat is ook overdreven (Tom studeerde cum laude af als dokter, red.).”

Tom: “Ik moest wel veel meer moeite doen dan jij. We noemden je op je 15de al ‘de professor’. Dat had je niet graag. En je bent ook prof geworden.”

Dat Steven een straffe is, blijkt ook uit zijn ontdekking als doctoraatsstudent van een nieuwe gewrichtsband in de knie: dat nieuws ging in 2013 de wereld rond. Bijzonder is niet alleen dat er na een paar eeuwen geneeskunde een nieuw knieligament is ontdekt, maar ook dat men al sinds het einde van de 19de eeuw vermoedde dat het bestond.

Steven: “Dat ligament is er altijd geweest. Of je iets ziet of niet, hangt gewoon af van hoe je naar iets kijkt. Als iedereen van zijn voorganger heeft geleerd hoe een gewricht in elkaar steekt, zullen maar weinig mensen checken of het ook echt zo is.

“In de jaren 80 is men ook begonnen met kijkoperaties in de knie. Dat heeft de kniechirurgie revolutionair veranderd. Sindsdien doen we sommige operaties in een kwartier, terwijl mensen vroeger een week in het ziekenhuis lagen. Door die kijkoperaties moeten chirurgen veel minder snijden: alles gebeurt via kleine gaatjes. Daardoor verdween de aandacht voor de weefsels rondom het kniegewricht.”

Jullie vader vindt orthopedie de leukste tak van de geneeskunde, omdat de patiënten vaak niet ziek zijn, maar aan sport doen of veel bewegen, en problemen dikwijls opgelost kunnen worden. Was dat ook voor jullie de belangrijkste aantrekkingskracht?

Steven: “Voor een groot deel wel, maar het chirurgische aspect vind ik ook heel belangrijk. Ik vind het heel leuk om met mijn handen zaken te kunnen oplossen. Ik voer nu bijna alleen nog kijkoperaties uit. Dat is elke keer een soort computerspelletje. De oog-handcoördinatie is dezelfde als in het lunapark op de kermis.

“Ook heel aantrekkelijk aan onze discipline is het gevarieerde publiek. Wij opereren bijvoorbeeld heel veel jonge mensen, terwijl collega’s in de prothesechirurgie vooral zeventig- en tachtigplussers zien. Ook de anderen komen bij ons. Het gaat niet over ongeneeslijke ziektes, maar iedereen die al eens een knie- of schouderprobleem heeft gehad, weet welke impact dat op de levenskwaliteit kan hebben.”

BRUUT SLAGERSWERK

Volgens jullie vader is het ook erg mooi om mensen half kreupel de praktijk te zien binnenstrompelen en maanden later volledig hersteld fluitend door het leven te zien stappen, lopen of fietsen. De dankbaarheid die hij dan voelt, is voor hem goud waard.

Tom: “Dat is niet altijd het geval, hoor. Wat mij wel frustreert, en wat ook eigen is aan de job: niemand gaat naar een arts om te zeggen dat hij zich goed voelt. Elke raadpleging is een klacht die wij moeten oplossen. Dag in, dag uit zo’n lawine over je heen krijgen, dat weegt soms. Het zou fijn zijn om af en toe eens patiënten te kunnen spreken die je gewoon komen bedanken. Maar die moeten uiteraard niet meer bij ons zijn (lacht). We krijgen wel veel positieve feedback. En af en toe een doosje pralines of een fles wijn, wat heel leuk is.”

In Topdokters was te zien hoe je een mandje zelf gekweekte en geplukte druiven cadeau kreeg van een patiënt bij wie je een schouderprothese had geplaatst. Hij was daar zo tevreden over dat hij zijn andere schouder, waar hij eveneens last van begon te krijgen, ook door een prothese wilde laten vervangen. Moeten patiënten wel vaker afgeremd worden in hun enthousiasme?

Steven: “Sommigen zouden echt ál hun gewrichten willen laten behandelen (lacht).”

Tom: “Dat heb ik ook tegen die man gezegd: ‘Goed dat je maar twee schouders hebt!’ De tweede is intussen trouwens ook vervangen. Als je aan één kant een prothese zet en de patiënt is heel tevreden, dan verwacht die dat het aan de andere kant ook prima zal gaan. Dat was nu het geval, maar het is niet altijd zo.”

Vroeger stonden orthopedisten bekend als de slagers onder de chirurgen. Nu is dat heel anders. Er moet nog veel geklopt, gezaagd en geboord worden, maar het is ook precisiewerk.

Steven: “Dat het bruut slagerswerk is, is inderdaad een misvatting. Onze instrumenten zijn soms indrukwekkend en we hebben veel gereedschap omdat de botten nu eenmaal hard zijn. Maar precisie is één van de kernwoorden. Een kijkoperatie is heel fijn werk met zeer gesofisticeerd en delicaat materiaal. De tijd dat het bloed tot tegen het plafond spatte, ligt al lang achter ons.”

Tom: “De technologie is sterk geëvolueerd. Met 3D-modellen kunnen we nagaan hoe een schouder of knie er met een implantaat zou uitzien. En we kunnen de protheses ook op maat laten maken.”

Steven: “We maken nu ook gebruik van robotica die een paar jaar geleden nog niet bestond. En ook in de revalidatie zijn er veel nieuwe inzichten die voor patiënten een groot verschil maken.”

Plaatsen jullie sneller en vaker protheses? In niet zo ver vervlogen tijden was een prothese iets uitzonderlijks, nu lijkt het bijna een routine geworden.

Steven: “Zelf plaats ik bijna geen knieprotheses meer. En als ik het doe, bespreek ik het eerst heel grondig met mijn patiënt. Het is palliatieve chirurgie voor de knie: die moet werkelijk versleten zijn, want er is geen weg terug. Je schrijft een knie af, vervangt ze door metalen of plastic onderdelen, en verwacht dat de patiënt er even goed mee zal kunnen stappen. Maar het blijft een kunstgewricht. De technieken, de implantaten en de revalidatie zijn gelukkig wel sterk verbeterd, maar het is niet altijd een succesverhaal. Dat moeten patiënten goed beseffen.”

BRUUT SLAGERSWERK
Beeld Geert Van de Velde

Hoe jullie met patiënten omgaan, lijkt één van jullie grote sterktes: het contact is los en ongedwongen, soms zelfs volks, en of het nu om een gewone patiënt of een topsporter gaat, jullie draaien niet rond de pot.

Tom: “Ik ben gewoon zo. Ik zal patiënten nooit voorliegen. En ik doe al zeker niet alsof ik de almachtige vader ben naar wie ze moeten luisteren. Ze mogen altijd naar een andere arts gaan. Ik probeer gewoon zo eerlijk mogelijk te zijn.

“We moeten de patiënt ook goed kunnen inschatten. We krijgen mensen uit alle lagen van de maatschappij in onze spreekkamer: van de allerrijkste en soms zeer hautaine mensen tot de simpele zielen die amper iets zeggen of niet goed kunnen inschatten wat er aan de hand is. Elke patiënt is belangrijk en verdient je volle aandacht, dat heb ik van mijn vader meegekregen. Op dat vlak falen veel artsen.”

Het wielerpeloton vindt al sinds jaar en dag de weg naar de afdeling orthopedie van het AZ Herentals. Er was een zware valpartij in Luik-Bastenaken-Luik, met als bekendste slachtoffer Julian Alaphilippe. Weten jullie dan al dat er een telefoontje volgt en dat er met afspraken geschoven moet worden?

Tom: “We hadden toen net een vergadering met de hele dienst, waarbij we zijdelings naar de koers keken. We zagen die valpartij en even later stapte een renner met zijn arm op zijn schouder voorbij de camera. Ik dacht: morgen staat die hier. Of straks.”

Een valpartij betekent: morgen druk op de afdeling?

Steven: “Je hoopt vooral dat er niks gebeurt. Het peloton was trouwens erg aangeslagen na die massale valpartij. Ik was vandaag op de kamer bij de renners en ze waren nog altijd onder de indruk. Het was een crash met een peloton van honderd man met een snelheid van 60 km per uur. Er lagen veertig renners op de grond, en velen waren gewond geraakt. Dat gebeurt bijna nooit. Zo’n zware val is voor een coureur het akeligste wat er kan gebeuren, zeker in een grote groep. Ze hadden die wedstrijd evengoed kunnen stilleggen.”

Dit interview is al eens uitgesteld wegens een spoedoperatie. In Topdokters zien we hoe Tom op een zondagavond wordt opgeroepen voor een sleutelbeenoperatie bij een jonge wielrenner. Gebeurt dat vaak?

Steven: “Wij zijn geregeld van wacht. Ik heb bijvoorbeeld net het hele weekend geopereerd, tot en met vanmorgen. Iedereen die binnenkomt, moet opgevangen worden, ook de renners uit Luik-Bastenaken-Luik. Er is 24 uur per dag en 365 dagen per jaar iemand van ons team beschikbaar. Daarnaast worden we soms opgeroepen voor complexe of specifieke ingrepen. Bij een moeilijke schouder- of kniefractuur behandelt de specialist ter zake de patiënt.”

Hoeveel renners zijn er dit weekend binnengekomen?

Steven: “Van Luik-Bastenaken-Luik drie. Maar er was ook een wielerwedstrijd in Herenthout, en daar heb ik er ook twee van geopereerd. En er was ook een motorcrosswedstrijd in de buurt (lacht). Er waren in totaal twaalf valpartijen.”

Als je een topsporter of, zoals we in de reeks zagen, een topballetdanser op de operatietafel hebt liggen, geeft dat dan extra druk, of is dat voor jullie een patiënt als een andere?

Steven: “Het klinkt misschien wat zeemzoeterig, maar bij ons wordt een gewone patiënt behandeld als een topsporter.Het is zoals in de formule 1: de technologie die daarvoor wordt ontwikkeld, zit een paar jaar later in gewone auto’s. Topsporters zijn als formule 1-bolides waar wij aan mogen werken, en daar doen andere patiënten hun voordeel mee. Ik voel geen extra stress als ik een topatleet behandel. Daar zijn we nu eenmaal voor opgeleid, het is wat wij goed kunnen.”

Tom: “Twijfel is nooit goed, en angst ook niet. Ik herinner me nog de eerste vip die ik moest opereren. Dat gaf wel extra spanning, ook al omdat de ploegarts op mijn vingers wilde kijken. Maar ook daar leer je mee omgaan.”

Steven: “Het stresserendste wat ik ooit heb meegemaakt, was een operatie voor een publiek van tweeduizend chirurgen in Parijs. Ik gaf een lezing op het podium en verdween daarna in de coulissen om de operatie uit te voeren – op een kadaverknie, niet die van een levende patiënt.”

In de serie zien we een aantal operaties bij topsporters goed aflopen. Maar zo gaat het wellicht niet altijd. Hebben jullie weleens sporters moeten vertellen dat hun carrière voorbij was?

Steven: “Aan alles komt vroeg of laat een eind, ook aan de carrière van een topsporter. Als ze ouder worden, wordt hun lichaam simpelweg minder geschikt voor topsport. Sommige blessures zijn ook zo ernstig of er treden complicaties op die van die aard zijn dat een volledig herstel niet mogelijk is. Dat raakt je als arts het meest. Niet alleen bij topsporters overigens. Als we complicaties konden uitsluiten, hadden wij echt de leukste job ter wereld.

“Maar ik heb nog nooit een atleet met zoveel woorden moeten zeggen dat zijn of haar carrière voorbij is. Dat wordt wel vanzelf duidelijk.”

Tom: “Je kunt wel de discussie aangaan: ‘Ik weet niet of het een heel goed idee is je sport te blijven beoefenen, maar als je het echt wilt, moet je er wel rekening mee houden dat…’”

Jullie zijn net als jullie vader fervente wielrenners. Moet je zelf aan sport doen om een goeie orthopedisch chirurg te kunnen zijn?

Tom: “Het is geen vereiste, maar je kunt veel meer aan als je conditie in orde is. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Vandaag zijn er bijvoorbeeld 47 patiënten naar de raadpleging gekomen. Ik word gebeld door huisdokters, assistenten, verpleegkundigen… Het is de hele dag druk.”

Steven: “En soms komen collega’s een operatie volgen om bij te leren. Die moet je dan ook aandacht schenken. Als je mentaal gezond bent en je voelt je fysiek goed in je vel, kun je het helse werkritme beter aan, maar het is soms toch op het randje.”

Tom: “Wij doen soms ook fysiek zwaar werk. Ik zit altijd voorovergebogen te kloppen, te zagen of te schroeven in een schouder: dan moet ik voldoende kracht kunnen uitoefenen.”

Steven: “We staan ook van acht uur ’s morgens tot zes uur ’s avonds de hele tijd recht. Dat mag je niet onderschatten.”

De familie Claes heeft ook iets met de Ventoux. Dat elke zichzelf respecterende Vlaamse wielertoerist de kale berg minstens één keer in zijn leven moet hebben bedwongen, is mede aan jullie vader te danken.

Tom: “Als kind gingen wij er vroeger geregeld op vakantie, en hij is verliefd geworden op die streek. Omdat hij er vaak kwam en ook voorzitter was van Sporta (non-profitorganisatie die Vlamingen aanmoedigt te bewegen, red.), kreeg hij het zotte idee om die berg tien keer te beklimmen in 24 uur tijd. In 2007 was dat. Hij heeft ook een huis gekocht aan de voet van de berg, en zo is de bal aan het rollen gegaan. Er volgden nog andere Sporta-beweegcampagnes op de Ventoux, intussen is half Vlaanderen daar al geweest.”

Steven: “Een fijne eigenschap van mijn vader is dat als hij zelf iets leuk vindt, hij heel veel moeite zal doen om er zoveel mogelijk mensen enthousiast voor te maken.”

De Mont Ventoux is ook de berg waar Wout van Aert vorig jaar in de Tour triomfeerde. Twee jaar eerder had jullie vader na zijn lelijke val in allerijl het knoeiwerk van de Franse dokters moeten corrigeren. Zo heeft hij de carrière van onze nationale wielerheld gered, een jongen uit Herentals bovendien. Dat moet speciaal geweest zijn.

Steven: “Zeker. Hij is ook voorbij ons huisje aan de Mont Ventoux gefietst, waar wij stonden te supporteren met onze ouders, kinderen en vrienden, met grote spandoeken tegen de gevel. Wout zat al in de kopgroep toen ze daar passeerden en zwaaide ook even naar ons. (Glundert) Ik heb er een mooie foto van. Dat hij ook heeft gewonnen, maakte het helemaal perfect.”

Hoe vaak hebben jullie de Ventoux al beklommen?

Steven: “Ik een keer of twintig.”

Tom: “Veel meer!”

Steven: “En onze pa zeker honderd keer.”

Wij hebben uit goede bron vernomen dat jullie meer dan verdienstelijke renners zijn. Zijn er potentiële profwielrenners aan jullie verloren gegaan?

Steven: “Er is nog een wereld van verschil tussen goed fietsen met de kameraden en op professioneel niveau presteren. Maar we zijn misschien wel een tikje genetisch bevoordeeld (lacht).”

Tom: “Het is niet te vergelijken met de profs, maar ik denk soms: als ik opnieuw kon beginnen en mij van jongs af op het fietsen zou toeleggen…”

In Topdokters komt tijdens een vakantie aan de Ventoux ook even jullie middelste broer in beeld. Hij is niet voor een carrière in de geneeskunde gegaan?

Steven: “Hij zit in de wereld van de informatica.”

Tom: “Hij had zijn eigen bedrijf, maar daar is hij uit gestapt, en nu zit hij op iets nieuws te broeden. Hij is echt een ondernemer pur sang.”

BRUUT SLAGERSWERK
Beeld SBS

MOOIE KNIEËN

Jullie vader zegt in de reeks dat hij weet dat hij niet de beste vader is geweest, omdat hij vaak afwezig was. Net zoals zijn eigen vader er nooit is geweest. Jullie lijken wél zoveel mogelijk tijd voor jullie gezin te willen vrijmaken.

Steven: “Eén van de grote gevaren van onze job is dat je er helemaal door opgezogen kunt worden. Tom en ik hebben ervoor gekozen om ook oog te hebben voor ons gezin en ons sociale leven.

“Wij zijn kinderen van onze tijd. Een collega heeft ooit tegen mijn pa gezegd dat hij beter niet op vakantie zou gaan, omdat zijn patiënten dan naar een andere dokter zouden overlopen. Zo ging dat toen.”

Is dat ook de reden waarom jullie in Herentals gebleven zijn? Jullie hadden wellicht op veel plaatsen aan de slag gekund.

Tom: “We zijn hier geboren en getogen. Onze familie en onze vrienden wonen hier. En het leuke aan dit ziekenhuis is dat het relatief klein is en de focus sterk op orthopedie ligt.”

Steven: “Nu kunnen wij nergens beter zijn dan hier.”

In Herentals werken betekende ook: samenwerken met jullie vader. Had dat voor- of nadelen? Jullie kwamen binnen als ‘de zonen van’.

Tom: “Vader heeft niet beslist dat wij hier konden beginnen. Het is via de collega’s gegaan, daar stonden wij op: zij moesten ons graag zien komen. Onze familienaam maakte het niet evident, maar de dienst draagt niet onze naam, hè.”

Jullie hebben ook elkaar geopereerd. Voel je geen zenuwen als je in je vader of je broer moet snijden?

Tom: “Ik heb mijn vader aan zijn schouder geopereerd en toen was ik helemaal niet nerveus. Het was ook een routine-ingreep.”

Steven: “Ik heb wel al mijn vrouw moeten opereren, en dat was toch iets stresserender dan mijn broer en mijn vader behandelen.”

Was ze tevreden over het resultaat?

Steven: “We zijn nog samen, laten we het daarop houden (lacht).”

In het boek Die ene patiënt getuigen dokters en specialisten over patiënten die hun altijd zullen bijblijven omdat die hun visie op het vak of zelfs op het leven veranderd hebben. Hebben jullie zulke patiënten?

Tom: “Ja. Het gaat dan vooral om complicaties. Twee keer heb ik wakker gelegen van een probleem dat na de operatie opdook en dat duidelijk mijn schuld was, want vóór de operatie was het er niet. Dan kan ik alleen maar hopen dat het goed komt.”

Steven: “Die gevallen houden ons nederig, maar we leren er ook van.”

Verandert het soort letsels dat jullie zien met de jaren? En zijn er trends te bespeuren?

Steven: “Ik zie nu veel padelspelers met knieletsels en gescheurde achillespezen. Dat zagen we vroeger vaak bij mensen die weinig aan sport deden en begonnen te tennissen. Als padelspelers een vierde man zoeken voor het dubbelspel, is dat dikwijls een onervaren speler, en die blesseert zich dan. Eigenaars van speedpedelecs zien we ook vaak.”

Tom: “En van elektrische fietsen: niet zelden hebben oudere mensen het er lastig mee, en breken ze hun schouder als ze vallen.”

Jullie vader kan lyrisch worden van een mooie knie. De fraaie knieën van zijn vrouw hebben mogelijk meegespeeld bij zijn keuze voor haar. Hebben jullie ook last van dat soort beroepsmisvorming?

Steven: “Nee. Ik ben wel veel bezig met ascorrecties van de benen. Als ik u of de fotograaf in de gang zie wandelen, zie ik in een oogopslag of jullie rechte, X- of O-benen hebben (lacht).”

We hebben het nog niet gehad over jullie grootvader Dries Claes, met wie het voor de familie begonnen is. Hebben jullie nog bijzondere herinneringen aan hem?

Steven: “Het toeval wil dat wij met ons gezin in het huis wonen waar hij zijn hele leven met zijn gezin heeft gewoond. Op de achtergrond is hij dus nog elke dag aanwezig.

“Ik zie nog geregeld patiënten die spontaan een sterk verhaal over mijn grootvader vertellen. Hij duwde hen bijvoorbeeld eigenhandig in zijn auto en reed hen naar het universitair ziekenhuis als hij het zaakje niet vertrouwde. Een heel speciale man, en ook een heel bijzondere dokter.”

Topdokters, Play4, dinsdag, 20.35 uur

© Humo